samenvatting onderzoeksvaardigheden
Onderzoeksvaardigheden theorie
Examen: 25 meerkeuzevragen en 2 open vragen –> 90 min
4 delen
Deel 1: ontwerpen
Les 1 Waarom doe je onderzoek?
Wat is onderzoek?
= het analyseren van een probleem of een situatie volgens een bepaald stappenplan. Dat doe je met
hulpmiddelen die daarvoor ontwikkeld zijn
(examenvraag)
Fundamenteel onderzoek is gericht op het weten hoe een fenomeen of
proces werkt. Doel is kennis vergroten en de wetenschap verder
ontwikkelen. (=iets weten wat nog niet geweten is, bv. hoe goed een
man op zijn kinderen zorgt)
Prakrijkgericht onderzoek is gericht op het oplossen van
praktijkproblemen of het verbeteren van een situatie. (er is dus een
echt probleem, en je moet probleem oplossen a.d.h.v een onderzoek,
bv. auto nemen naar werk)
Marktonderzoek is gericht op het bestuderen van marketinggerelateerde problemen of situaties.
Kwantitatief onderzoek= je bent opzoek naar significante verbanden, percentages, gemiddelden,
andere cijfergegevens
bv. hoeveel studenten kiezen voor bedrijfsmanagement? bv. enquête
Kwalitatief onderzoek= niet gebonden aan het verzamelen van cijfermatige gegevens
Bij kwalitatieve onderzoeksmethoden staat de beleving van de onderzocht persoon centraal =
subjectieve betekenisverlening
bv. waarom kiezen studenten voor bedrijfsmanagement? Bv. interview
Misleidingen kunnen geven van grafiek (examen) Bv:
- verticale as begint bij 600000 -> er zouden maar halve pistolen getoond worden
- Pistolen zijn in 3d weergegeven, hierdoor lijkt het pistool van 2011 2x zo zwaar dan 2005
- Pistool van 2011 is lager getekend, daardoor lijkt het nog groter
- De truuc van 69.99 euro in plaats van 70 euro is toegepast. 69.99 lijkt een pak minder dan 70
omdat we geneigd zijn het eerste cijfer als belangrijkste cijfer te beschouwen
- Vlaamse politieke partij gebruikt criminaliteitsaantal voor heel België
- Belgische bevolking is gestegen tussen 2005 en 2011
, samenvatting onderzoeksvaardigheden
Les 2 Het onderwerp kiezen en informatie hierover opzoeken
De aanleiding voor je onderzoek
= reden waarom je een bepaald onderzoek doet
Voorbeeld van openvraag: kunnen beschrijven en vb geven
Primaire bron= een bron dat nieuwe informatie bevat en betrouwbaarder is. Een auteur doet voor
het eerst verslag van een ontdekking of levert voor het eerst bewijs voor een hypothese. Bv.
verslagen, proefschriften, boeken, rapporten
Secundaire bron= minder betrouwbaar. Er wordt een overzicht gegeven van de primaire literatuur.
Bv. encyclopedie, zoekmachines, bibliografie.
Kunnen uitleggen (examen) bespreek … als een type bron
Boeken= een handboek geeft een synthese van de inzichten in een wetenschap, een bepaald
wetenschapsgebied of een deeldicipline. Het biedt een overzicht van de actuele kennis in een
bepaald vakgebied en er worden vaak omvangrijke onderwerpen behandeld.
Wetenschappelijke tijdschriften= bevatten artikelen geschreven door wetenschappers en zijn
gebaseerd op recente ontwikkelingen binnen een bepaald vakgebied.
Vakbladen= vakgerichte tijdschriften bevatten informatie over een bepaald vakgebied, en zijn vooral
gericht op beroepspraktijk en -beoefenaars.
Kranten= bevatten heel recente informatie over verschillende gebeurtenissen en ontwikkelingen in
de wereld. Hoewel ze niet wetenschappelijk van aard zijn en bredere kadering missen, kan een krant
toch een nuttige bron zijn.
Rapporten= rapporten van overheidsorganisaties en bedrijven ook een belangrijke bron van
informatie zijn. Ze bevatten: doelstellingen van maatschappelijke organisaties, beleidsevaluaties,
effectrapportages, politieke en ethische interpretaties van wetenschappelijke vorderingen,
resultaten van enquêtes.
Bibliografie niet kennen
Encyclopedie= gebruik je voor het snel opzoeken van beknopte informatie. De onderwerpen worden
in alfabetische volgorde gepresenteerd. Het meest bekende voorbeeld van een online encyclopedie
is Wikipedia, maar betrouwbaar is bij deze bron niet gegarandeerd.
Radio en TV= naar een uitspraak van een minister of een andere belangrijke persoon op het gebied
van jouw onderzoeksthema.
, samenvatting onderzoeksvaardigheden
Populairwetenschappelijke literatuur= deze bronnen brengen nieuws op een laagdrempelige manier
naar een breed publiek, met veelvuldig gebruik van afbeeldingen, foto’s en vereenvoudigde
grafieken.
Overheidsbronnen= op de website van allerlei overheden (steden en gemeenten, …) kan je ook
allerlei informatie vinden.
Sociale media= Als een belangrijke persoon/ organisatie over jouw onderzoeksthema een uitspraak
doet op sociale media (bv. Twitter, Instagram, …)
Ongepubliceerde bron= sommige bronnen zijn bijzonder waardevol en worden toch nergens
gepubliceerd. Denk bv. aan bachelor proeven van studenten.
Wat betekent … (examen)
“Dubbele aanhalingstekens” -> Google gaat enkel bronnen geven waar het opgegeven woord tussen
aanhalingstekens staat
Allintitle -> Google gaat enkel zoekresultaten geven waar die woorden voorkomen bij de URL van
websites (bv. allintitle: best front load washer)
Filetype: doc, Filetype: pdf -> Op Google enkel zoekresultaten waar naam in pdf staat (bv. filetype:
pdf “Wannes Herman”)
Symbolen *, ~, -, +
> * asterisk: zoeken op woorden met specifieke stam (depress*)/ je bent niet zeker over
schrijfwijze (Lond*n)
> ~ tilde: een synoniem (~eten)
> - minteken: enkel iets weten over bv. ‘eten’, maar niets over restaurants (~ eten-restaurants)
> + plusteken: zoeken op een getal, dan plusteken ervoor (de mol aflevering +1)
Afkortingen -> Afkorting + trefwoord (ISI + Statistics)
Booleaanse operatoren -> AND, OR en NOT
AND: je krijgt minder resultaten omdat je de zoekopdracht beperkt
OR: meer resultaten want je verbreedt de zoekopdracht
NOT: alle zoekresultaten die na booleaanse operator komen, worden genegeerd
Nabijheidsoperatoren -> NEAR: beide zoektermen moeten in het document voorkomen en moeten in
elkaars nabijheid staan
Geavanceerd zoeken -> je wil een zoekopdracht doen die aan meerdere criteria voldoet
Google wetenschap -> Google Scholar: je krijgt enkel zoekresultaten van bronnen die geschreven zijn
door Wetenschappers
Probeer alternatieve zoektermen -> synoniemen, bredere termen, smallere termen, verwante
termen, antoniemen, personen of instanties, termen die iets zeggen over tijd en ruimte,
enkelvoud/meervoud, werkwoordvervoegingen, zelfstandig/ bijvoeglijk naamwoord,
spellingsvarianten, andere talen, gebruikte afkortingen.