PSYCHOMOTORIEK
Jaar: 2022-2023, semester 1
Studiepunten: 6
Lector:
OLOD: ontwikkelingsdomeinen en ontwikkelingsverloop
Examen:
- Deel 1: normale spraak en taalontwikkeling: 35%
- Deel 2: ontwikkelingspsychologie: 35%
- Deel 3: psychomotoriek: 15%
- Deel 4: schoolse vaardigheden: 15%
Hoofdstuk 1: Het begrip psychomotoriek
1.1 eenheid geest-lichaam
- menselijk gedrag
o motorisch of bewegingscomponent (bv. zwaaien, zitten,..)
o inzichtelijk of cognitief component (bv. lezen, nadenken,…)
o emotioneel of affectief component (bv. hoe we ons voelen, lachen (hoort ook bij
motoriek))
- motoriek
o functioneren v/h bewegingsapparaat
o spieren, gewrichten, zenuwen
- psyche
o geestelijke inbreng
cognitief component:
infoverwerking
belangrijkste aspecten
o kennis en beheersing v/h eigen lichaam
o oog-hand coördinatie
o auditieve en visuele perceptie
o tijdsbeleving
o spatialiteit
affectief-dynamisch component:
emoties die onze
motoriek kleuren,
menselijk maken
- Psychomotoriek
o Wisselwerking tss motoriek en
psyche
o = motorisch gedrag waarbij
emotionele of cognitieve
componenten de beweging mee
vormen en betekenis geven
Motorisch gedrag -> resultaat van info-input
- Voorbeeld: tennissen
o Motoriek: gebruik maken van spieren, raket kunnen vasthouden, lopen
o Cognitief: veld inschatten, beheersen van coördinatie, inschatten waar de bal
precies komt
o Affectief dynamisch: gaat over karakter: competitief, ik wil winnen
o Context: welke ondergrond?, wie is mijn tegenspeler?
- Voorbeeld: schrijven
o Motoriek: vastnemen v/e pen, vingers juist plaatsen
o Cognitief: ik moet nadenken over de volgorde van mijn letters, moet ik groot of
klein schrijven,…
o Affectief-dynamisch: bv. een uitbundig kind zal automatisch groter schrijven
, o Context: ligt er een voorbeeldje bij, staat er mij iemand aan te moedigen,…
- Belang v/d context -> stimulerende omgeving
- Psychomotoriek = beleven van zichzelf en v/d omgeving, en wijze waarop men
daarop bewegend reageert.
1.2 verschillende termen
- motoriek = bewegen waarbij het accent ligt op de inbreng van spieren, beenderen en
gewrichten
o neuromotoriek = bewegen met het accent op inbreng van CZS
o sensomotoriek = bewegen met het accent op inbreng van tastzin en
proprioceptie
tastzin = dingen die je kan voelen
proprioceptie = je weet hoe je eigen lichaam zich bevindt t.o.v. de ruimte
o perceptuomotoriek = bewegen met accent op inbreng op vertezintuigen
- psychomotoriek = benaming voor het domein waarin de eenheid tss geest en lichaam
centraal staat als middel om de persoon te beïnvloeden
o bv. uit onderzoek blijkt dat 85% rechtshandig is.
- psychomotorische opvoeding : toepassing op normaal ontwikkelden
o bv. mijn nichtje is 9 mnd en is aan het leren kruipen
- psychomotorische therapie: beïnvloeden bij disfunctionerende populatie
o bv. mijn neefje kan een potlood niet vasthouden en gaat al naar de logopedist
hoofdstuk 2: normale psychomotorische ontwikkeling
2.1 inleidende begrippen
- beschrijving van beweging
o naargelang acties rond de gewrichten
flexie = buiging (bv. gewricht v/d elleboog, knie, vingers,…)
extensie = strekken (bv. gewricht v/d elleboog, knie, vingers,…)
abductie = weg van mijn lichaam (bv. armen, heupgewricht,..)
adductie = naar mijn lichaam (bv. armen, heupgewricht)
rotatie = dingen die kunnen draaien (bv. pols, enkel,nek,…)
o naargelang de oorsprong
reflexen (bv. strekreflex, Babinskireflex,…)
passieve bewegingen (bv.
iemand anders heft je arm op)
geconditioneerde bewegingen
= aangeleerde bewegingen
vrijwillige bewegingen =
bewegingen waarover je nadenkt
(bv. ik wil nu mijn hand in de lucht
steken)
- begrippen i.f.v oriëntatie (zie afbeelding)
2.1.1 rusttonus
- rusttonus = lichte spanning die we aantreffen
bij een spier in rust
Onderste ledematen Bovenste ledematen
- 0-6 mnd: boven normale - 0-1j boven normale
- 7-24 mnd: onder normale - 1-2j: onder normale
- Ca. 30 mnd: normaal - Ca.3j: normaal
2.1.2 groeiprincipes
2.1.2.1 Wet van Coghill of van de cefalocaudale groeirichting
- Controle v/d hersenen op de spieractiviteit begint bij beheersing v/d hoofd-en
halsspieren -> gaat geleidelijk richting onderste ledematen
, - Voorbeeld: kindjes hebben vaak eerst de neiging achteruit te kruipen dan naar voor.
Armen zijn al beter ontwikkeld dan benen
- Voorbeeld: pasgeborene heeft een groot hoofd (hoofd is eerst ontwikkeld, daarna de
rest)
2.1.2.2 Wet van Gesell of het principe van de proximodistale rijping
- Lichaamsdelen dichtst bij het midden v/h lichaam, komen eerder onder controle v/d
hersenen
- Voorbeeld: een kindje dat tekent zal in het begin de beweging uit zijn schouder komen
en niet vanuit de pols.
2.1.2.3 principe van de hiërarchische integratie
- Eenvoudige vaardigheden ontwikkelen zich afzonderlijke onafhankelijk van elkaar ->
later geïntegreerd in complexe vaardigheden
- Voorbeeld: een baby zal eerst zijn vingers leren ontdekken (bv. strekken, plooien,…),
later zal dit een complexe vaardigheid worden (bv. grijpen), en nog iets later zal het
kind bijvoorbeeld leren schrijven, pen vastnemen,…
2.1.2.4 Principe van de onafhankelijkheid van systemen
- Verschillende lichaamssystemen kennen een verschillend groeitempo
- Voorbeeld: pasgeborene groot hoofd -> later lichaam groeien -> in puberteit
geslachtskenmerken groeien
2.2 ontwikkeling van houding van hoofd, romp en ledematen
2.2.1 pasgeborene
- Hoofd en romp
o Hypotoniciteit bij hoofd en romp
Onvoldoende spierspanning in rug en nek
- ledematen
o Ruglig: hypertoniciteit overheerst (bovenste en onderste ledematen niet
strekken)
Verdwijnt gedurende 1ste levensmnd
o Buiklig: foetushouding
o Kan hoofd niet zelf optillen
2.2.2 1 maand
- Hoofd en romp
o Buiklig: af en toe kin opheffen
o Wordt rechtgetrokken naar zittende positie -> hoofdje valt naar achter
- Ledematen
o Ruglig: bovenste en onderste ledematen: soepeler
o Buiklig: knieen niet meer opgetrokken onder buik
o Kruipbeweging met armen en benen
2.2.3 2 maanden
- Hoofd en romp
o Wordt rechtgetrokken naar zittende positie -> hoofdje valt naar achter
o Wordt het rechtgehouden in zittende positie -> blijft enkele seconden recht
(waggelt)
o Rug is slap
- Ledematen
o Ruglig: armen en benen zijn flexie of semi-flexie
o Buiklig: recht duwen op voorarmen
o Hoofd: 45° optillen
o Onderste ledematen half gebogen