College aantekeningen Adaptatie en Welzijn (DB2-B-AW)
13 keer bekeken 1 keer verkocht
Vak
Adaptatie en Welzijn (DB2BAW)
Instelling
Universiteit Utrecht (UU)
Aantekeningen van de hoorcolleges van het vak Adaptatie en Welzijn. Dit vak wordt gegeven in het tweede jaar van de bachelor Diergeneeskunde aan de Universiteit Utrecht.
HOORCOLLEGES ADAPTATIE EN WELZIJN
HOORCOLLEGE 1&2: MOTIVATIONELE SYSTEMEN
Interactie tussen gedragssystemen van het dier en stimuli in de omgeving.
BELANG VAN GEDRAG VOOR DE VETERINAIR
Gedrag is van groot belang voor het herkennen van o.a.:
- Ziekte- en pijngedrag
- Mens-dier relatie:
o Bijv. reproductiefases herkennen (opdracht tocht: WC rund)
o Hanteertechnieken
- Eerste signalen van aan- of afwezigheid van aanpassingsproblemen -> gedragsafwijkingen en/of
welzijnsproblemen
WAT IS GEDRAG?
- Gedrag bestaat uit een stroom van gedragselementen in de tijd
- Gedragselement = duidelijk herkenbare afzonderlijke handeling (patroonmatige activiteit)
- Gedrag = systeem waarmee dieren veranderingen in de omgeving detecteren, filteren en hier
vervolgens gepast op reageren
o Perifere filtering: zintuigen beperken instroom van informatie
- Gedrag = een actie die ontstaat als reactie op een bepaald prikkel uit de omgeving
- Gedrag is geen chaos, maar heeft een bepaald patroon of ordening.
- Een hond die jou net sociaal heeft begroet zal hoogstwaarschijnlijk daaropvolgend niet uitvallen en
bijten.
-> gedrag is objectief en systematisch onderzoekbaar
- Gedrag lijkt ook doelmatig en lijkt vaak te leiden tot een oplossing van “een probleem”
- Honger -> op jacht -> vogel vangen -> eten
-> Sleutelprikkel of deblokkerende stimulus = stimuli die het gedrag kan doen optreden
VIER ETHOLOGISCHE HOOFDVRAGEN GEFORMULEERD DOOR TINBERGEN
- Waarom vraag wordt opgesplitst
- Waardoor vraag naar directe veroorzaking
- Waartoe vraag naar functie van gedrag
- Ontwikkeling van gedrag tijdens het leven
- Ontstaan van gedrag tijdens evolutie
Speciaal bij diergeneeskunde: pathologie van abnormaal gedrag
ULTIMATE EN PROXIMATE VEROORZAKING VAN GEDRAG
- Proximate veroorzaking: waardoor?
o Welke factoren reguleren het optreden, welke werkingsmechanismen, etc
- Ultimate veroorzaking: waartoe?
o Waartoe doet een dier iets? Functie?
, o Welke evolutionaire invloeden? Prooibeschikbaarheid?
o Draagt het gedrag bij aan de succesvolle reproductie van dat dier? Fitness?
KLINISCHE SETTING: HOND BIJT OP POOT
- Hoe ziet het eruit?
- Wanneer vindt het plaats?
o Contexten?
o Interne/externe prikkels trigger?
- Hoe is het ontstaan in leven?
- Dient dit gedrag ergens voor danwel wat levert het op?
o Bijv hygiëne, aandacht van de baas, lichaamseigen opiaten, pijnverlichting
- Achterliggende motivatie(s)?
- Is dit normaal hondengedrag of is het abnormaal?
COMPLEXITEIT AAN STIMULI NOODZAAKT SELECTIE EN P RIORITERING
- Controle domein:
o Keuzes, acties, plannen
- Motivatie domein:
o Homeostase behoud, beloningswaarden prikkels
- Besluitvorming: wat ga ik doen?
Instinct = gedrag dat verloopt zonder dat dit
is aangeleerd
KENMERKEN VAN “INSTINCTIEF GEDRAG”
- Alle individuen vertonen ongeveer dezelfde reactie op eenzelfde sleutelstimulus
- Het is vormvast
- Indien in gang gezet dan wordt het veelal ook voltooid
- Aangeleerde aspecten zijn gering van invloed
,GEDRAGSKETENS: GEDRAGSELEMENTEN NIET WILLEKEURIG
- Bepaalde stimuli roepen soms een keten van gedragingen op met een min of meer vaste volgorde =
gedragsketen
- Gedragsketen kan min of meer automatisch verlopen
Inhiberende stimuli; jonge kalkoenen maken continu een ‘klok’ geluid, anders worden ze aangevallen door de
volwassen kalkoenen. Het klokken is dus een inhiberende stimuli voor het gedrag van de volwassenen
Supernormale stimuli: een stimulus waar extra op gereageerd wordt
MOTIVATIE = WISSELENDE GEDRAGSBEREIDHEID
- Deblokkering door een sleutelprikkel gebeurt niet zomaar en niet altijd
- Ergens afwegingsmoment waarin belang van diverse in- en uitwendige prikkels wordt gewogen.
o Bijv. honger vs aanwezigheid van een roofdier
GROOTTE VAN MOTIVATIE
- Grootte van verschil tussen actuele waarde en normwaarde =
‘deficiëntie ‘
-> grootte van te verwachten beloning
o ‘reward is the currency of the brain’
- Waar? Beslissingscentrum is het beloningssysteem in de
hersenen
Beloningssysteem = lymbisch systeem: hippocampus, hypothalamus en amygdala.
NORMWAARDEN = HOMEOSTASE & ALLOSTASE
- Homeostase = in evenwicht houden van bepaalde waarden in het lichaam
- Allostase = gedragsinzet om de homeostase te bereiken
- Normen zijn soms inflexibel (bijv. bloedsuikergehalte, letine, bloeddruk) maar kunnen tot op zekere
hoogte ook flexibel zijn.
- Instelling van normen door:
o Genetische invloeden
o Hormonen
o Leerervaringen
EEN GEDRAGSNORM:
- Voorbeeld: verschillende hondenrassen hebben verschillende mate van intolerantie bij territoriale
indringers
- Voorbeeld: reactie van zebra haremhengst op het weglopen van één van zijn merries van de harem
o De norm wordt bepaald door de afstand
FACTOREN DIE MOTIVATIE BEÏNVLOEDEN
- Territorium
- Daglicht
- Bronst van partner
- Effecten van leren
- Stress
, - Vermoeidheid
- Ziekte
ONDERZOEK: METEN VAN MOTIVATIE
- Standaard stimulus aanbieden en reactietijd vaststellen
- Reactiesterkte= intensiteit van gedrag
- Meten van drempelwaarde:
o Vacuümactiviteit; drempelwaarde = 0 (geen stimulatie nodig)
- Meten van uiterlijke kenmerken
- Vaststellen van hoeveelheid aversieve stimulatie dat een dier bereid is te doorstaan
- Consumer-demand tests
o Ask the animal: “How much energy will you invest for this resource?”
- Preference tests:
o Ask the animal: “What resource do you prefer?”
WAT GEBEURT ER ALS ER TWEE MOTIVATIES HOOG ZIJN?
Stel: Duif is tegelijkertijd dorstig en hongerig
- Als kosten laag zijn: korte wisselingen tussen water en voer
- Maar: hoe hoger de kosten, deste langer de fases
BESLISREGELS
- Resultante van een kosten/baten analyse
- Het aan de gang zijnde gedrag inhibeert (remt) alternatief gedrag (dus alternatief gedrag (dus
positieve feedback aan de gang zijnde gedrag).
- Inhibitie door prioriteitsgedrag (vluchten)
- Disinhibitie van minder belangrijk gedrag als prioriteitsgedrag geen prioriteit meer heeft
WELKE GEDRAGINGEN ZIJN BELANGRIJK, WELKE MINDER?
- Topprioriteit: reactieve vlucht
- Tijdelijk in voortplantingstijd: voortplanting, zorggedrag nakomelingen
- Voedselverwervingsgedrag
- Rust/slaap
- …
- Lager in prioriteit: lichaamsverzorging
-> gedrag is dus hiërarchisch gestructureerd
- Prioriteiten kunnen voor de seksen anders zijn
Motivatie stuurt soms een set van samenhangende gedragingen aan -> gedragssystemen = causaal en
functioneel bij elkaar horende groep gedragingen.
ENKELE GEDRAGSSYSTEMEN:
- Voortplantingsgedrag:
o Selectie van partner
o (nestbouw)
o Geboorte
, o Verzorging van jongen
- Voedselverwervingsgedrag met onderverdeling
- Spel
- Ziektegedrag
- Agonistisch gedrag
- Slaap/rust gedrag
- Temperatuurregulatiegedrag
- Etc
IN VELE GEDRAGSSYSTEMEN APPETITIEVE EN CONSUMPTIEVE FASE:
- Appetitieve fase:
o Voedsel zoeken/vangen/vervoeren
o Voedselvoorraden aanleggen
o Gebruik maken van werktuigen
- Consumptieve fase (eindhandeling)
o Eten
- Sommige gedragingen moeten uitgevoerd kunnen worden en worden intern aangestuurd -> essentiële
gedragsbehoeften (ethological needs)
-> gedragsproblemen te verwachten bij de appetitieve gedragssystemen met intrinsiek belonende waarden
HONGER EN “GEDRAGSHONGER” ZIJN TWEE APARTE ZAKEN
- Vleeskalf dat melk uit emmer krijgt (zonder speen) -> consumptiedeel is bevredigd, maar zuigbehoefte
blijft
-> tralielikken, zuigen op hokgenoten
HOORCOLLEGE 3&4: WELZIJN VAN DIEREN
DE TAAK VAN DE DIERENARTS
De taak van de dierrenarts is met name als welzijnsadviseur!
Kerntaken faculteit Diergeneeskunde:
- Dierenartsen en studenten voorzien met kennis over dierenwelzijn
- Ontwikkeling nieuwe wetenschappelijke kennis over dierenwelzijn
PERSPECTIE FEN OMTRENT DIERENWELZIJN
- Tot 1960
o Dierenwelzijn was geen thema in de maatschappij
o Dieren worden gebruikt als trekkracht
- Vanaf 1980
o Dierenwelzijn is een belangrijk thema in de maatschappij
-> Er heeft een hele snelle verandering plaatsgevonden op het gebied van dierenwelzijn.
,HET CONCEPT DIERENWELZIJN
Meerdere aspecten spelen een rol bij dierenwelzijn; feiten, emoties en
cultuur/culturele achtergrond. Het gaat hierbij om de emoties van het dier, de
eigenaar en de maatschappij. De manier waarop je bent opgevoed heeft een
belangrijke invloed op de manier hoe je naar dierenwelzijn kijkt. Denk hierbij aan de
koeien in India, deze zijn heilig. Terwijl we hier in NL dierproeven doen met koeien.
Denk ook bijvoorbeeld aan de zwerfhonden, in sommige landen lopen ze gewoon op
straat rond, terwijl in andere landen een asiel is voor deze dieren. Daarnaast is er een
overlap tussen deze aspecten. Het concept dierenwelzijn is niet een puur
wetenschappelijk concept!
Dieren worden in allerlei verschillende contexten gebruikt. Er worden tegenwoordig
steeds meer vragen gesteld omtrent het dierenwelzijn van landbouwhuisdieren. Als een dier in gevangenschap
wordt gehouden is de mens verantwoordelijk voor het dierenwelzijn van dat dier. Maar we zijn eigenlijk ook
verantwoordelijk voor het dierenwelzijn van de wilde dieren, omdat we de leefruimte van deze dieren
veranderen.
Niet alleen ons leefomgeving is dynamisch maar ook het welzijn is
dynamisch. Hierom kijken we naar het aanpassingsvermogen van de
dieren. Voorbeeld: kortsnuitige honden, deze hebben heel veel
gezondheidsproblemen (druk op de hersenen, problemen met
ademhaling). Als de temperatuur te hoog wordt, komt het dier dichter bij
zijn grens van aanpassingsvermogen en wordt het welzijn aangetast. Dit
wordt dus bepaald door zowel interne als externe factoren.
Doordat de wereld dynamisch is kan een dier niet continu een onaangetast
welzijn hebben. Het gaat dus over een langere tijd, als een dier op een
moment honger heeft dan is het welzijn aangetast, maar zolang het dier
niet continu honger heeft is het welzijn in het algemeen niet aangetast. Elk
dier heeft namelijk wel een keer honger en dat betekent niet perse dat een
dier een slecht welzijn heeft. Maar als het dier vaker en langer honger
heeft dan normaal dan is het welzijn wel degelijk aangetast.
WELZIJN & EMOTIONELE PERCEPTIE
De vijf vrijheden (Brambell, 1967):
- Vrijheid van honger en dorst
- Vrijheid van ongemak
- Vrijheid van pijn, verwondingen en ziekte
- Vrijheid om normaal gedrag te vertonen
- Vrijheid van angst en stress
-> Dit is een heel oud concept en wordt daarom niet meer gebruikt. Het is onrealistisch om te denken dat een
dier continu vrij is van honger en dorst. Bovendien is het voor een dier essentieel om bepaalde dingen te
ervaren. Als een dier pijn/angst ervaart, dan zal hij in de toekomst dit voorkomen.
-> Bovendien worden positieve ervaringen niet genoemd in dit model.
-> De vrijheid om normaal gedrag te vertonen is de enigste goede.
‘Negatieve’ emoties brengen welzijn in het geding?
,EMOTIES
We spiegelen onszelf in dieren en we kennen ze menselijke eigenschappen en emoties toe. Alle gewervelden
zijn in staat om emoties te ervaren (over ongewervelden is het nog niet geheel bekend).
HET DYNAMISCHE CONCEPT DIERENWELZIJN
Voor positief welzijn moet een dier adequaat kunnen reageren op:
- Honger, dorst of verkeerd eten
- Thermisch en lichamelijk ongemak
- Verwondingen of ziekten
- Angst en chronische stress
En dus moet het dier
- Normale, soortspecifieke gedragspatronen kunnen vertonen en kunnen aanpassen aan veranderende
leefomstandigheden tot een niveau dat als positief wordt ervaren.
Gedrag is de meest belangrijke uitleesparameter voor:
- Adaptief vermogen
- Emoties
ADAPTIEF VERMOGEN
Als je het welzijn van een dier wilt meten kan je het adaptief vermogen
van het dier bepalen. Een voorbeeld is het angst-gerelateerd gedrag van
muizen in een modified holeboard. Als het dier niet adapteert dan
betekend het dat het welzijn van het dier wordt aangetast.
Het adaptief vermogen wordt beïnvloed door:
- Gezondheid
- Karakteristieken van het dier
- Huisvesting en management
EMOTIES METEN
Emotional state and trait -> interpretative van ambigue informatie
De dieren leren dat rood positief is, ze krijgen
hierbij een beloning. Bij een wit plaatje krijgt de
koe niks en dus is het voor het dier negatief. Hoe
reageert het dier op een roze plaatje? Reageert
het dier positief dan is het een optimist, reageert
het dier negatief dan is het een pessimist.
Hoe veranderen deze twee handelingen
de judgement bias van de koeien? Het
leidt tot een langdurige negatieve
emotionele toestand. Het zegt dus iets
over de ernst van de handelingen.
- Verrijking (dier moet er wel wat aan hebben)
- Sociaal huisvesten
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper gemmajonker. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.