1. GROEI EN BOUW VAN DE BOOM
1.1 Inleiding (p1: Lezen)
1.2 Wat is hout eigenlijk? (P2: Lezen)
1.3 Dwarsdoorsnede van een stam (p3: kennen: aanduiden op dwarsdoorsnede boomstam elk deel)
Van buiten naar binnen:
Schors: de afgestorven verkurkte bast. (bescherming)
Bast: laagje weefsel, transporteert voedingsstoffen nr wortels
Cambium of teeltlaag: verhouten: celdeling> groei hout >
groeiringen
Spinthout: het levende deel: transport water van wortels naar
kruin
Straal: horizontaal: opslag en transport van water en
voedingsstoffen. Staan in verbinding met de tracheïden
Kernhout: donkerdere kleur dan het spint
Hart: bruin sponsachtig weefsel, enkele mm
1.4 De dikte en lengtegroei van de boom (p4: Verkernen kunnen uitleggen)
Groei van de boom:
Splitsing teeltcellen van cambium = teeltlaag
= groei boom
Strekt zich tussen bast en het spinthout
Aan weerszijden cambium: nieuwe cellen
= bastcellen en spintcellen (spinthout)
Afsterven spintcellen = kernhout
Verkerning:
1. Cambium produceert nieuwe houtvezels => boom wordt dikker
2. Tijdens jonge leeftijd => bladkroon neemt sterk toe in volume
3. De ontwikkeling van bladkroon vermindert op een bepaald ogenblik
4. Steeds nieuwe houtlagen worden gevormd => zodat saptransport overbodig wordt in een gedeelte van de
stam, in feite het oudste gedeelte: de kern
5. Sapstroom houdt geleidelijk op en de kern wordt droger => verkerning
De verkerning ontstaat bij de eerst gevormde groeiringen van de boom en breidt zich geleidelijk uit tot verdere
groeiringen naarmate door het cambium nieuwe groeiringen aan de omtrek worden bijgevoegd. Het hout dat nog
niet verkernd is noemt men spinthout, het verkernde is kernhout
Spinthout = buitenste licht gekleurde deel van de boom
Kernhout = het binnenste, meestal donkerder gekleurde deel van de boom
,(p5: Bij beschrijving kunnen zeggen wat kernhout is en wat spinthout)
Het verschil in eigenschappen tussen kernhout en spinthout is te merken:
1. Vochtgehalte: in vers hout is het vochtgehalte van spinthout hoger dan dit van kernhout.
2. Kleur: door vorming van kleurstoffen is kernhout meestal donkerder gekleurd dan spinthout
3. Geur en smaak: sterker bij kernhout dan bij spinthout.
4. Duurzaamheid: kernhout is duurzamer dan spinthout omdat:
- voedsel (zetmeel, suikers enz) uit spinthout omgezet in stoffen afwerend op insecten of zwammen
- vaten afgesloten intreden van water belemmert.
5. Beschermbaarheid: spinthout neemt veel gemakkelijker beschermingsproducten op dan kernhout
Hout => verkernt zich in het algemeen geleidelijk en regelmatig, maar ook sterk verschillend, in verscheidene
houtsoorten
Duidelijke verkerning: vb. eiken, grenen, lorken, noten
Onduidelijke verkerning: vb. vuren, populieren, esdoorn,…
Als we over hout als product praten, bedoelen we voornamelijk kernhout. De houtbewerker zal spinthout eerder
gebruiken als afvalproduct, het is minder sterk.
- Oudste bastcellen sterven af en vormen schors.
- Boom wordt steeds hoger en groeit kegelvormig
- Lengtegroei => boom vormt nieuwe scheuten
- Een tak die op een hoogte van 3 m uit de stam komt = na 10 jaar zelfde hoogte
1.5 Snijvlakken (p6-7: soorten zaagsnede en hoe het eruit ziet op een plank herkennen + benaming
snijvlak)
KOPS GEZAAGD HOUT => Men ziet groeiringen (of een deel ervan) op de plank
- Kops gezaagd (transversaal vlak of dwars) loodrecht op de as v.d. boom
KWARTIERS GEZAAGD HOUT => Men ziet verticale strepen op de plank
- Kwartiers gezaagd (radiaal vlak) lengte, richting loopt samen met straal
DOSSE GEZAAGD HOUT => Men ziet ‘vlammen’ op de plank
- Dosse gezaagd (tangentiaal vlak) loodrecht op radiaal vlak
, 1.6 Bestandweefsels (p8-9: kunnen aanduiden, 3 soorten weefsels)
Onderverdeeld volgens biologische functie in de levende boom:
a) Steunweefsel geeft de boom stevigheid
b) Transportweefsel de ruwe sappen uit de grond naar de bladeren
c) Voedselopslagweefsel gaat voedsel opslagen en verdelen wanneer nodig
2. VESCHIL TUSSEN LOODHOUT EN NAALDHOUT
2.2 De structuur van beiden: groot verschil (p10: lezen)
Loofbomen:
a) Vezels: kort + verdikte wanden, functie: steunverlening
b) Houtvaten: lange, smalle kanalen
o Kops vlak: poriën
o Langs vlak: fijne, lange groefjes
c) Houtstralen: grote verschillen in dikte & hoogte (grote glanzende vlekken)
Naaldbomen:
A) & B) Tracheïden (steun & sappentransport), (grote stippels)
d) fijne stralen: hoog & smal, weinig verschillen
LOOFHOUT of angiospermen NAALDHOUT of gymnospermen
a) bedektzadig naaktzadig of coniferen
draagt bladeren en verliest hen na elke draagt naalden of schubben
BOOM groeiperiode behoud op enkele na zijn naalden meerdere
brede platte bladeren groeiperioden
b) korte vezels lange tracheïden
vaten aanwezig geen vaten
HOUT stralen, sterk wisselend in dikte, hoogte en veelvuldig smalle en lange stralen
aantal naargelang soort
c) VB Eiken, beuken, populieren, essen, teak, limba,…
3. OPBOUW VAN HET HOUT
3.1 Groeiringen: (p11: opbouw hout, vroeghout, laathout, naam kennen + ontstaan + groeiringen)
Boom neemt in dikte toe door werking van cambium dat nieuwe cellen doet ontstaan tussen hout (kern+spint) en
bast
Bij elke groeiperiode ontstaat een nieuwe laag houtcellen tussen hout en cambium; deze lagen zijn meestal
duidelijk zichtbaar op een dwarsdoorsnede van een boom als concentrische banden. Men noemt hen groeiringen.
Vroeghout en Laathout:
Bij ons groeiperiode in de lente en zomer, tropische streken met hoge temperaturen tijdens regenperiode.
Bij ons: sterk afgetekende groeiringen => om zijn bladeren te vormen heeft de boom veel voedsel en water nodig.
Om het watertransport te vergemakkelijken, vormt hij brede vaten bij loofhout en brede tracheïden met weinig
verdikte wanden bij naaldhout.
VROEGHOUT OF LENTEHOUT = begin van vegetatieperiode (is losser, lichter en bied minder weerstand dan laat)