Gedrag en emotie
1. emoties
1.1.Belang van emoties
- Emoties gaan aanzetten tot gedrag je kan emoties niet sturen maar gedrag wel.
- Emoties zijn onderhevig aan conditionering. Ze raken geassocieerd met bepaalde ervaringen en
worden erin geactiveerd of geremd, dat alles op een onbewuste manier.
- Zonder emoties overleven we niet (vluchten, bevriezen, vechten).
Elke emotie drukt ook een behoeften uit bv angst= veiligheid, medelijden=zorgen voor
- Door onze emoties kunnen we heel snel een situatie beoordelen.
- Motivatie zet aan tot actie als je iets leuks vind ga je dit sneller terug doen, als je iets niet leuk
vind ga je dit niet snel meer doen. Motivationele systemen zijn netwerken tussen verschillende
hersengebieden die evolutionair verankerd zijn geraakt. Ze helpen ons met overleven. Een
automatische manier aanzetten tot het stellen van bepaald gedrag.
Zeven systemen
o Woede
o Zoek
o Angst
o Lust
o Zorg
o Separatie
o spelsysteem
Basisemoties
o bang
o blij
o verdrietig
o afschuw
o boos
oefening filmpje disney film
o emotie: boos, bezorgd
o beoordeling: hij heeft het gehad dat ze niet antwoord op de vraag, er is iets mis
o behoeften: gerespecteerd worden, zorgen voor
o actie: ze moet naar boven, hulp aan echtgenoot vragen
1.2.neurologie
- meeste verbindingen tussen gebieden verbonden met emotieverwerking. Oordelen, nemen van
beslissingen + geheugen
alle zintuigelijke info gaat langs de emotionele gebieden in de hersenen.
, 1.3.Emotieschema’s
- Leerprocessen gaan ervoor zorgen dat bepaalde situaties een emotionele kleur krijgen.
bv verjaardagsfeest: je kan blij zijn maar het kan ook een slecht gevoel geven. (prikkels, slecht
meegemaakt)
- Emoties hangen samen met je persoonlijke geschiedenis bv een kind komt verdrietig thuis van
school en je geeft het kind een koekje, het kind neemt het niet aan want het begint te denken
aan de woorden die hij ooit daarover heeft gehad. (triggers)
- Emoties zijn heel plooibaar, manipuleren van emoties (reclame)
Adaptief: bijdragen aan welzijn, alle emoties hebben hun nut.
Maladaptief: emoties helpen je niet voorruit bv je bent veel gepest geweest en je ging je
daardoor opsluiten. Daardoor heb je het er nu moeilijker mee om sociaal contact te zoeken.
1.4.Emotionele intelligentie
- de waardevolle informatie die besloten ligt in emoties, goed weten herkennen en aanwenden. -
info er kunnen uithalen en er iets mee doen.
o Opmerken en waarnemen: slecht voelen maar het pas de dag nadien opmerken.
o Toelaten: emoties kan je niet onmiddellijk toelaten, maar je moet het wel kunnen.
o Reguleren: overgaan tot actie
o Reflecteren
- Experriëntiële vermijding: pijnlijke emoties vermijden (bewust/onbewust)
- Emotieregulatie: vermogen van een individu om een emotie te kunnen beïnvloeden.
Door regulatie worden onze emoties voelbaar zonder dat ze ons overspoelen.
bv aandacht, ademhaling, beweging maar ook de natuur of de steun van iemand
- Respectief proces: emoties proberen te begrijpen en we er een persoonlijke betekenis aan
kunnen geven. (denken, communiceren, handelen)
Affect: aangeboren biologische reacties op prikkels. Automatische inschatting van een situatie
gevolgd door een actie.
Filmpje emotieregulatie
- Is een vaardigheid, je kan het aanleren (ervaring, uitleg). Het helpt je emoties te herkennen en
accepteren en regelen (emotie uittestellen).
- Het is niet je emotie onderdrukken( in welke contacten kan je je emotioneel openstellen).
, 2. Mentalliseren
Binnenkant: gedachten, gevoelens, intenties, dromen kan je nooit helemaal weten
ook niet van jezelf.
Buitenkant: gedrag, gelaatsuitdrukking, houding, kleding
- Bewust zijn van de mentale toestanden bij jezelf en dat van anderen.
- De wijze waarop we betekenis geven aan onze eigen reacties en die van anderen, geeft vaak
richting aan het gedrag dat we vervolgens vertonen.
- Je eigen gedrag en dat van anderen begrijpen vanuit onderliggende gevoelens, gedachten en
verlangens. basis voor sociale relaties
- Zoveel mogelijk op de binnenkant focussen+
Intentie: je kan iets goed bedoelen maar het kan een negatief effect geven (onzichtbaar)
Effect: gedrag heeft effect op jezelf maar ook op dat van andere (zichtbaar)
Mentaliseren is naar jezelf kijken en verschillende hypotheses openlaten over waarom de
ander iets al dan niet doet. Zonder onzekerheid kan je niet mentaliseren.
2.1. verschillende dimensies
o Impliciet: onbewust
o Expliciet: bewust, je staat stil bij wat je denkt
o Cognitief: gericht op gedachten
o Affectief: gericht op gevoelens
2.3. basishouding
o Bescheiden: je weet nooit niet wat iemand helemaal nodig heeft
o Nieuwsgierig: ik weet niet zeker wat er bij die ander speelt, maar ik wil het wel weten
o Open en flexibel: ik kan het verkeerd hebben en moet mijn hypothese misschien bijstellen
, Is het proces waardoor we betekenis geven aan ons eigen gedrag en dat van anderen vanuit
mentale toestanden die erachter liggen, zals gevoelens en gedachten. Het stelt ons in staat
om datgene te doen wat we fysiek niet kunnen: in ons eigen/andere hoofd kijken.
2.4. prementaliserende modi
- Niet goed mentaliseren komt bij iedereen voor
o Psychisch equivalente modus
o Teleologische modus
o alsofmodus
2.4.1. psychische equivalentie
- ontbreken van onzekerheid(overtuigingen) , ze kunnen moeilijk omgaan met
mentaliseren. Er is geen ruimte meer voor een andere visie.
- Wat ik voel of denk is de waarheid en ik weet wat jij denkt of voelt.
- Het kan optreden wanneer je erg gespannen bent of door overtuigingen. Of door
absolute uitspraken die onzeker zijn: altijd, nooit.
- Bv sommige kunnen de wereld snel als beangstigend ervaren.
2.4.2. teleologische modus
- Ontbreken van vertrouwen in (niet zichtbare) liefde en betrokkenheid. Je moet
altijd bewijs zien. bv een vrouw verwacht van haar partner dat hij minstens 5
keer per dag zegt dat hij van haar houd.
- Ervaringen off bedoelingen worden afgeleid uit tastbare bewijzen of handelingen.
Schijnduidelijkheid: de rechtvaardiging van niet zichtbare mentale
toestanden wordt gezicht in zichtbare dingen en acties
- het effect is vaak dat je je onder druk gezet of gemanipuleerd voelt. Of de ander
geraakt gefrustreerd.
2.4.3. alsof modus
- Woorden en gevoelens zijn ontkoppeld. Ze hebben geen contact met de eigen
gevoelswereld( niet durven). Ze gaan hun gevoelens uit te weg.
- Ze vertellen iets maar het is niet doorleeft bv je laat wel merken dat je het niet
erg vind maar vanbinnen ga je kapot.
Mensen hebben vaak een voorkeursmodus waarin ze terechtkomen
wanneer ze terugvallen in prementaliserende modi.