Klinische enzymologie
2022 – 2e bach
,Hoofdstukken
Inleiding ................................................................................................................................................... 2
Enzymen in het bloedplasma .................................................................................................................. 2
Oorzaken van vrijkomen van enzymen uit cellen ................................................................................... 4
Verdwijnen van enzymactiviteit uit het serum (klaren) .......................................................................... 5
Natte chemie: kits ................................................................................................................................... 6
Plaatjes .................................................................................................................................................... 7
Standaarden en controles ....................................................................................................................... 8
Stalen ....................................................................................................................................................... 8
Analyse van het enzympatroon ............................................................................................................... 8
Lactaatdehydrogenase (LDH) ................................................................................................................ 11
Isocitraat dehydrogenase (ICDH) .......................................................................................................... 14
Spijsverteringsenzymen: α-amylase ...................................................................................................... 15
Pancreasenzymen.................................................................................................................................. 18
Spijsverteringsenzymen: Lipase ............................................................................................................ 19
Cholinesterasen ..................................................................................................................................... 21
Alkalische fosfatase ............................................................................................................................... 22
Gamma-glutamyl transferase (GGT of γ-GT) ......................................................................................... 25
Aminotransferase (transaminase) ......................................................................................................... 28
Creatine kinase (CK) .............................................................................................................................. 33
1
,Enzymen in de klinische diagnostiek
Inleiding
Klinische enzymologie:
Kwanitatieve bepaling van de katalytische activiteit van welgedefinieerde enzymen in een monster
om een diagnose te stellen.
Klinische diagnose gebeurt adhv meerdere analyses
=> klinische enzymologie is aanvullend of bevestigend, niet uitsluitend
Activiteitsmetingen op:
• Serum / plasma
• Urine
• CSF
• Amnion vocht
• Seminaal vocht
• Synoviaal vocht
• Intracellulair:
• Volbloed (in erythrocyten en leukocyten)
• Biopsie
! Geen hemolytische stalen !
Plasmahoeveelheden van intracellulaire enzymen:
• Intracellulaire enzymen zijn in kleine hoeveelheid aanwezig in het plasma a
• gevolg van een normale celafbraak
• Toegenomen concentratie van intracellulaire enzymen in het plasma
• gevolg van celbeschadiging of celproliferatie
Enzymen in het bloedplasma
Enzymen katalyseren veel reacties → strikte controle is noodzakelijk voor een goede homeostasis
<-> elke afwijking hiervan (verhoogde/verlaagde waarden, disfunctie/ afwezigheid) kan ernstige
pathologie uitlokken.
Zo goed als altijd genetisch → duidelijke ziektebeelden, vroeg in het leven.
Wanneer enzymen specifiek aan een weefsel (of intracellulair) plots in de bloedbaan opduiken, is dit
meestal teken van weefselschade of cellulaire schade, waardoor deze enzymen toch vrij zijn
gekomen. Men is dan in de eerste plaat geïnteresseerd in de intracellulaire enzymen. Enzymen zijn
dus biomerkers.
2
, 1. Plasma-specifieke enzymen
= enzymen die in het plasma waakzaam zijn en daar een specifieke functie hebben
• stollingsenzymen
• fibrinolytische enzymen
Vermindering van het aantal functionele cellen en/of beschadiging van de cellen van herkomst
→ vermindering van synthesecapaciteit
→ daling activiteit van enzymen in het plasma
2. Secreetenzymen
= Enzymen die intracellulair (vaak in inactieve vorm) worden aangemaakt waarna deze, eenmaal
extracellulair, geactiveerd worden.
• lipase
• α-amylase
Aanwezigheid van enzymen uit excretie- of secreetklieren in het plasma
→ ontsporing van de anders streng gerichte secretie van deze enzymen
3. Cellulaire enzymen
( meest voorkomend)
1. Algemeen voorkomende enzymen
a. Lactaatdehydrogenase (LDH)
2. Weefsel specifieke enzymen
a. = enzymen die in grote mate aanwezig zijn in bepaalde enzymen
b. Alkalische fosfatase (ALP)
c. Pepsinogeen
d. Trypsinogeen
Aanwezigheid van cellulaire enzymen in plasma
→ slecht functioneren van de celfuncties
→ verhoogde permeabiliteit van de celwanden of beschadiging van de cel
3
2022 – 2e bach
,Hoofdstukken
Inleiding ................................................................................................................................................... 2
Enzymen in het bloedplasma .................................................................................................................. 2
Oorzaken van vrijkomen van enzymen uit cellen ................................................................................... 4
Verdwijnen van enzymactiviteit uit het serum (klaren) .......................................................................... 5
Natte chemie: kits ................................................................................................................................... 6
Plaatjes .................................................................................................................................................... 7
Standaarden en controles ....................................................................................................................... 8
Stalen ....................................................................................................................................................... 8
Analyse van het enzympatroon ............................................................................................................... 8
Lactaatdehydrogenase (LDH) ................................................................................................................ 11
Isocitraat dehydrogenase (ICDH) .......................................................................................................... 14
Spijsverteringsenzymen: α-amylase ...................................................................................................... 15
Pancreasenzymen.................................................................................................................................. 18
Spijsverteringsenzymen: Lipase ............................................................................................................ 19
Cholinesterasen ..................................................................................................................................... 21
Alkalische fosfatase ............................................................................................................................... 22
Gamma-glutamyl transferase (GGT of γ-GT) ......................................................................................... 25
Aminotransferase (transaminase) ......................................................................................................... 28
Creatine kinase (CK) .............................................................................................................................. 33
1
,Enzymen in de klinische diagnostiek
Inleiding
Klinische enzymologie:
Kwanitatieve bepaling van de katalytische activiteit van welgedefinieerde enzymen in een monster
om een diagnose te stellen.
Klinische diagnose gebeurt adhv meerdere analyses
=> klinische enzymologie is aanvullend of bevestigend, niet uitsluitend
Activiteitsmetingen op:
• Serum / plasma
• Urine
• CSF
• Amnion vocht
• Seminaal vocht
• Synoviaal vocht
• Intracellulair:
• Volbloed (in erythrocyten en leukocyten)
• Biopsie
! Geen hemolytische stalen !
Plasmahoeveelheden van intracellulaire enzymen:
• Intracellulaire enzymen zijn in kleine hoeveelheid aanwezig in het plasma a
• gevolg van een normale celafbraak
• Toegenomen concentratie van intracellulaire enzymen in het plasma
• gevolg van celbeschadiging of celproliferatie
Enzymen in het bloedplasma
Enzymen katalyseren veel reacties → strikte controle is noodzakelijk voor een goede homeostasis
<-> elke afwijking hiervan (verhoogde/verlaagde waarden, disfunctie/ afwezigheid) kan ernstige
pathologie uitlokken.
Zo goed als altijd genetisch → duidelijke ziektebeelden, vroeg in het leven.
Wanneer enzymen specifiek aan een weefsel (of intracellulair) plots in de bloedbaan opduiken, is dit
meestal teken van weefselschade of cellulaire schade, waardoor deze enzymen toch vrij zijn
gekomen. Men is dan in de eerste plaat geïnteresseerd in de intracellulaire enzymen. Enzymen zijn
dus biomerkers.
2
, 1. Plasma-specifieke enzymen
= enzymen die in het plasma waakzaam zijn en daar een specifieke functie hebben
• stollingsenzymen
• fibrinolytische enzymen
Vermindering van het aantal functionele cellen en/of beschadiging van de cellen van herkomst
→ vermindering van synthesecapaciteit
→ daling activiteit van enzymen in het plasma
2. Secreetenzymen
= Enzymen die intracellulair (vaak in inactieve vorm) worden aangemaakt waarna deze, eenmaal
extracellulair, geactiveerd worden.
• lipase
• α-amylase
Aanwezigheid van enzymen uit excretie- of secreetklieren in het plasma
→ ontsporing van de anders streng gerichte secretie van deze enzymen
3. Cellulaire enzymen
( meest voorkomend)
1. Algemeen voorkomende enzymen
a. Lactaatdehydrogenase (LDH)
2. Weefsel specifieke enzymen
a. = enzymen die in grote mate aanwezig zijn in bepaalde enzymen
b. Alkalische fosfatase (ALP)
c. Pepsinogeen
d. Trypsinogeen
Aanwezigheid van cellulaire enzymen in plasma
→ slecht functioneren van de celfuncties
→ verhoogde permeabiliteit van de celwanden of beschadiging van de cel
3