Algemene psychologie Tine Lenaerts
Algemene psychologie
Hoofdstuk 1. Situering, overzicht en geschiedenis
1.1.Wat is psychologie en wat is het niet?
We kunnen de betekenis van de psychologie op 2 manieren benaderen:
De afkorting: de Grieke letter psi
De ethymologische betekenis
o Psychè = levensadem, ziel, geest
o Logos = woord, verklaring, rede, leer, gebied van studie
Psychologie is een breed veld met vele specialismen, in wezen is het de wetenschap gedrag en geestelijke
processen. Wetenschap is hierbij belangrijk. We bestuderen het gedrag en de geestelijke processen op een
wetenschappelijke manier.
De psychologie heeft verschillende basisgebieden. Elk van die basisgebieden kijkt met een bepaalde, specifieke
blik naar gedrag en daar voert men dan onderzoek naar uit.
Ontwikkelingspsychologie:
De studie van het gedrag in de verschillende levensfasen van de mens
Persoonlijkheidspsychologie:
Bestudeert de mens als individu, in datgene waarin zij verschillen van anderen
andere term: differentiële psychologie
Cognitieve psychologie:
Studie van de afzonderlijke psychische
functies en processen
andere namen: algemene of
experimentele psychologie, functieleer
Sociale psychologie:
Studie van het gedrag van mensen in
relatie tot anderen en hun omgeving
Biologische psychologie:
Studie van het gedrag van mensen
uitgaande van principes uit de biologie
andere namen: biopsychologie of psychobiologie
Methodenleer:
Studie van de onderzoeksmethoden van het empirisch onderzoek (van het menselijk gedrag) andere naam:
methodologie
1.2. 6 belangrijkste perspectieven van de psychologie
Het is zo dat de moderne psychologie overal wortels heeft en overal zijn oorsprong vindt.
(Griekse) Filosofische wortels
Socrates, Plato, Aristoteles speculeerden over bewustzijn en gekte, emoties die ons denken kunnen
verstoren, waarnemingen zijn slechts interpretaties…
Azië
Volgers van Yoga en boeddhisme verkenden het bewustzijn en probeerden dat via meditatie te beheersen.
Afrika
Ze zochten andere verklaringen voor persoonlijkheid en psychische stoornissen waarbij sjamanen een
behandeling ontwikkelden.
Middeleeuws Europa
De rooms katholieke kerk zei dat de menselijke geest een mysterie was waar we moesten afblijven.
1
,Algemene psychologie Tine Lenaerts
Pas na enkele eeuwen met radicaal nieuwe ideeën
over geest en gedrag ontstonden de 6 belangrijkste
perspectieven van de psychologie.
1. Scheiding van lichaam en geest en
het biologisch perspectief
R. Descartes (17e eeuw)
Er is een scheiding tussen spirituele geest en
het fysiek lichaam. -> door die scheiding
mocht er van de kerk wel onderzoek worden gedaan naar het fysieke gedeelte (bv. De zenuwbanen), maar
van dat spirituele moest men nog steeds afblijven.
Er wordt gesproken van het rationalisme
o denken is het enige middel om aan wetenschap en filosofie te doen. = de ratio (“ik denk dus ik ben”).
o Volgens Descartes mogen we enkel vertrouwen op ons gedachten.
Daartegenover staat het empirisme
o Onze waarnemingen, ervaringen en experimenten zijn de enige ware bronnen van kennis.
o Francis Bacon: “Denken vertroebelt de waarneming” (omdat we allemaal al bepaalde verwachtingen
hebben). -> we maken namelijk denkfouten
o John Locke: “de mens is bij geboorte een tabula rasa”
Het moderne biologische perspectief
Lichaam en geest worden opnieuw samengevoegd
o De geest is het product van onze hersenen
o De oorzaken van gedrag worden in het zenuwstelsel, het endocriene stelsel en de genen gezocht.
2 variaties:
o Neurowetenschappen
o Evolutionaire psychologie (Charles Darwin en zijn natuurlijke selectie)
2. Het begin van de wetenschappelijke psycholofie en het moderne cognitieve
perspectief
W. WUndt (1832-1920)
Gaat op zoek naar de bouwstenen van het denken
o Er wordt gesproken van het structuralisme: hij gebruikt het periodiek systeem uit de scheikunde als
voorbeeld en wilt een gelijkaardig systeem zoeken voor ‘het denken’.
Richt het eerste psychologische laboratorium op in 1879
Gebruikt de methode van de introspectie
o Je gaat bij jezelf binnenkijken
o Er komt veel kritiek op: de introspectie is te subjectief en te variabel tussen observatoren. -> er moet
gebruik worden gemaakt van retrospectie: we kijken dan terug op iets ipv op het moment zelf.
Gestaltspsychologen zeggen dat we moeten kijken naar het geheel, en niet naar de delen
want het geheel is volgens hen veel meer dan enkel de som van alle elementen.
W. James is aanhanger van het functionalisme dat zegt dat psychische processen het best
begrepen kunnen worden in het licht van hun adaptieve nut en functie.
Door de ontwikkeling van de computer legt de moderne cognitieve psychologie de nadruk op mentale processen
zoals leren, geheugen, perceptie en denken als vormen van informatieverwerking (brain-imaging).
3. Behavioristisch perspectief: de nadruk ligt op waarneembaar gedrag
J.B. Watson (1878-1958)
Zorgt voor de formele start van het behaviorisme met zijn boek “Psychology from the standpoint of a
behaviorist (1919)”
2
,Algemene psychologie Tine Lenaerts
o Maakt geen onderscheid tussen mens en dier bij de bestudering van gedrag.
o Het menselijk gedrag wordt volledig gestuurd door externe stimuli
o Zorgt voor omstreden uitspraken en experimenten
Experiment: kind wordt geconfronteerd met verschillende dieren (witte rat, konijn, hond…) en vertoont geen
angst. Het kind is nieuwsgierig en raakt de dieren zelfs aan.
Vervolgens wordt het kind geconditioneerd: het kind wordt 6 keer geconfronteerd met een witte rat en elke
keer wordt er een enorm luid knallend geluid gemaakt dat het kind “bang” maakt en onrustig wanneer het
bij een witte rat komt. Hierna werd het kind opnieuw geconfronteerd met een witte rat, dit keer zonder luid
knallend geluid, en deze keer vertoont het kind wel meteen angst (het huilt, en het wil meteen vluchten). We
zien zelfs dat het kind daarna ook banger is van andere dieren waarmee die in aanraking komt (hond,
konijn), ookal is er hier geen luid geluid.
B.F. Skinner (1904-1990)
Gebruikt operante conditionering en voert proeven uit met duiven en ratten
o Bv. experiment: duiven spelen met een pingpongbal en ze werden aangeleerd dat als ze een ‘punt’
maakten ze mochten eten of een experiment waarbij duiven mochten eten als ze een bordje zagen
met “peck” op …
Zorgt voor vele nieuwe begrippen en technieken: de skinner-box, reinforcement, schedules, shaping…
I.Pavlov (1849-1936)
Fysioloog die de spijsvertering bestudeerde
Heeft per toeval de klassieke conditionering ontdenkt
4. Perspectieven vanuit de gehele persoon
S. Freud (1856-1939)
Ontwikkelde de psychodynamische theorie van persoonlijkheid
De onbewuste geest (de psyche) is een reservoir van energie (dynamica) voor de persoonlijkheid
o Onze geest zorgt als benzine voor hoe wij zijn en hoe wij ons gedragen
Maakt gebruik van de techniek van vrije associatie
o Je denkt aan iets en je gaat associaties of verbanden leggen tot je bij iets uitkomt
Er komt opnieuw kritiek: het is namelijk niet toetsbaar aan de feitelijke werkelijkheid
o Niet falsifieerbaar of weerlegbaar
A.Maslow (1908-1970)
Reageert op het behaviorisme & de psychoanalyse
Volgens hem overstijgt de menselijke natuur de omgeving.
o We hebben allemaal behoeften -> zie behoeftenpiramide
Bewuste processen en onbewuste processen vormen het studieobject van de psychologie (‘Waarom kiezen
wij voor iets?’)
= humanistische psychologie: de nadruk ligt op mogelijkheden, groei, potentie en de vrije wil van de mens.
De Oude Grieken
De psychologie van karaktertrekken en temprament
o Hangen af van hoeveel sappen wij in ons lichaam hebben. Als je bijvoorbeeld iemand na zijn dood
zou opensnijden en je vindt gele of zwarte gal dan zou die een andere persoonlijkheid hebben
gehad.
Hippocrates : lichaam en geest vormen 1 eenheid
5. Ontwikkelingsperspectief: verandering door nature en nurture
J.Piaget (1896-1980)
Bestudeerde de ontwikkeling van kennis in kinderen
Zegt dat er verschillende fasen zijn in de ontwikkeling
3
, Algemene psychologie Tine Lenaerts
6. Het socioculturele perspectief: het individu in context
De sociale invloed staat centraal en varieert per cultuur. Het zorgt voor bijkomende concepten aan nurtru en nature,
namelijk de situatie/context.
Hoofdstuk 2 Onderzoeksmethoden
2.1.Stappen van de wetenschappelijke methode
1. De empirische cyclus
1) Theorie
2) Hypothese
3) Dataverzameling
Observatie
Interview
Gevalstydie
Vragenlijstonderzoek
Correlationeel onderzoek
Experimenteel onderzoek
4) Analyseren van de data
Beschrijvend
Inductief
1. De wetenschappelijke theorie
De wetenschappelijke theorie is een toetsbare verklaring voor een verzameling van feiten of waarnemingen. Dat
toetsen gebeurt in 4 methodische stappen:
Een hypothese ontwikkelen
Objectieve data verzamelen
De resultaten analyseren
De resultaten publiceren, bekritiseren en repliceren
De theorie heeft 2 belangrijke eigenschappen, namelijk dat het feiten kan verklaren en dat het kan worden getest.
2. De hypothese
De hypothese is een falsifieerbare (weerlegbare, toetsbare) voorspelling van de uitkomt van een wetenschappelijk
onderzoek. Het is een bewering over de relatie tussen variabelen.
Er zijn 2 hypothesen:
H0: er is geen verband tussen de variabelen
o Brunettes en blondines zijn even intelligent
o Kinderen die suikerhoudende drankje drinken zijn even actief als kinderen die water drinken
o !!H0 wordt verworpen als het verschil in scores op de variabele tussen verschillende condities groot
genoeg is, namelijk als het significant is.!! -> de hypothese die zegt dat er geen verband is wordt
verworpen.
H1: er is wel een verband
o Brunettes zijn intelligenter dan blondines
o Suiker maakt kinderen hyperactief
3. Dataverzameling
Psychologie is een wetenschap, is gebaseerd op feiten en doet uitspraken over de werkelijkheid. Vaak zal er
daarvoor “gemeten” moeten worden. Belangrijk daarbij is dat de juiste meetmethode en dat de dataverzameling op
de correcte manier wordt gehanteerd.
Bijvoorbeeld
Lengte vs IQ -> er is een verschil in complexiteit
Bij de lengte is 100 het dubbel van 50, dat is duidelijk, maar is bij het IQ 100 dubbel zo verstandig als 50?
4