MOTORISCHE CONTROLE: PARTIM LYNN BAR-ON
Motorische gedrag uitleggen als resultaat v achtie, perceptie, cognitie
Motorische controle
= Proces waarbij we onze hersenen/cognitie gebruiken om de spieren en
ledematen die betrokken zijn bij de uitvoering v/e motorische
vaardigheid te activeren en te coördineren
o Integratie v zintuigelijke info (omgeving en huidige status vh
lichaam
o Bepaal juiste set spierkrachten en gewrichts-activatie om de
gewenste beweging of actie te genereren
o Vereist samenwerking tss CZS en bewegingsapparaat
o Complex probleem: info-verwerking, coördinatie, mechanica, fysica, cognitie
Wrm belangrijk inzicht in normale en abnormale bewegingen
Motorische controle: verschillende componenten:
o Component van de taak:
Discrete continuous:
Discreet: duidelijk begin en einde (bvb. op bal schoppen, zit rechtstaan)
Continu: lopen, stappen … (lijkt maar door te gaan)
Gesloten open:
Open: aanpassen bewegingsstrategiën aan de omgeving (bvb. voetbal,
tennis)
Gesloten: relatief gefixeerde of voorspellende omgevingen
Stabiliteit mobiliteit:
Stabiliteit: nonmoving base of support (bvb. zitten, staan)
Mobiliteit: moving base of support (bvb. wandelen, lopen): verplaatsing
vereisen
Manipulatie non-manipulatie
Manipulatie: beweging van de bovenste extremiteiten
Examenvraag: beschrijven in deze componenten
Bvb. meisje (2j) melk inschenken in tas:
Discreet, gesloten, stabiel, manipulatief
Zelfde vb van meisje melk inschenken: subtaken beschrijven:
Gebruik 1 hand om karton vast te houden.
Gebruike andere hand om de dop af te halen.
Kantel het melkpak om.
Zorg ervoor dat de melk geleidelijk uit het doosje stroomt en in het glas
terechtkomt.
o Component van het individu:
Perceptie/sensorieel:
Integratie v zintuigen in zinvolle info
Info geven over lichaam
Integraal om effectief te kunnen reageren in omgeving
Bvb. oog-hand coördinatie, feedforward gebasseerde controle
Actie/motor:
Neuromusculaire en biomechanische systemen
Bvb. bimanuele handcontrole, stabiliteit, bewegingsvaardigheid, precisie
Cognitie:
Aandacht, planning, probleemoplossing, motivatie en emotionele aspecten
Bvb. dubbele taken, anticiperende planning, observerend leren, aandacht
Goed kunnen inschatten bij P om te weten waar deficieten zijn
1
, o Component van de omgeving:
Bvb. meisje melk inschenken: omgevingsfactoren die invloed hebben:
Feit dat er gefilmd w, vuile pamper, grootte glas, houding (op stoel
zitten/tafel), object (hoeveel w uitgegoten), lawaai, andere objecten die in
de weg zitten (bvb. kleren)
Voorbeeld: in detail beschrijven: trappen oplopen in Gravensteen:
o Taak:
Continu, gesloten, mobiel, geen manipulatie
o Subtaken:
Standfase: gewichtsaanname, optrekken en voorwaarts gaan:
Plaats hele voet op trede
Houd bovenlichaam nr voor gekanteld
Houd een rechte lichaamshouding
Duw omhoog op de treden met het been
Zwaaifase: voetheffen en voetplaatsing
o Individu:
Perceptueel: perifeer (efferente) en CZS, visuele controle
Actie: posturale control, kracht OL en alle houdingsspieren, gewrichtsmobiliteit
Cognitief: aandacht
o Omgeving:
Trap hoogte/breedte, trap leuning/steunen tegen muur, drukte, lawaai
De belangrijkste theoretische modellen van motorische controle en leren
uitleggen
Waarde vd theorie vr praktijk:
o Kader vr interpreteren van gedrag
o Leidraad vr klinisch handelen
o Ontwikkeling v nieuwe ideeën (altijd op de hoogte v laatste onderzoeken)
o Werkhypothesen vr klinisch onderzoek en interventie
Reflextheorie: (Sir Charles Sherrington)
o Complex gedrag w verklaard dr gecombineerde actie v individuele reflexen
die aan elkaar gekoppeld zijn
o Structuur v/e reflex: receptor, conducteur, effector
o Experimenten met katten en hersendelen wegnemen
o Limitaties:
Reflex geactiveerd dr externe stimulus
Verklaart en voorspelt gn beweging die optreedt bij afwezigheid v zintuigelijke
stimulus
Verklaart geen snelle beweging
Verklaart niet hoe 1 stimulus kan leiden tot verschillende reacties: ook controle over
reflex (bvb. hand niet wegnemen: keuze)
Verklaart nt vermogen om nieuwe bewegingen te produceren (anders niet kunnen
leren stappen)
o Klinische implicaties:
Strategieën om relfexen te testen moeten de T helpen om functie te voorspellen?
Bvb. spasticiteit bij CBA: spier overreageren op rek (te gevoelig), te veel
tonus creëren in spier spier moeilijker reageren
o Nooit bewezen: verminderen reflexen mobiliteit verbeteren
Bewegingsgedrag vd P w geïnterpreteerd in termen van aan-/afwezigheid v
controlerende reflexen (nooit bewezen dat het zo simpel is)?
2
, Versterking/vermindering v effect v reflexen tijdens motorische taken?
Hiërarchische theorie (Foerster):
o Organisatorische contorle, top down: elk opeenvolgend hoger niveau
oefent controle uit over niveau eronder
o Verticale hiërarchie: controlelijnen kruisen elkaar niet; nooit bottom-up
controle (ATLIJD TOP-DOWN)
o Later: baby’s w geboren met bepaalde reflexen die later ook tijdens
ontwikkeling geïnhibeerd w
o Rudolf Magnus:
Corticale schade opnieuw ontstaan v primitieve reflexen (w gecontroleerd dr
hogere corticale centra)
o George Schaltenbrand:
Hiërarchische theorie om ontwikkeling v mobiliteit bij kinderen en volwassenen te
verklaren
o Stephan Weisz: verklaren mijlpalen bij kinderen:
Hiërarchisch georganiseerde reflexreacties rijpen & laten toe om kind te komen tot
zit, staan, stappen
Neuromaturational theory of development: (Myrtle McGraw)
o Normale motorische ontwikkeling leidt tot een
toenemende corticalisatie vh CZS hoger niveau v
controle over reflexen v/e lager niveau
o Huidige concepten:
Elk niveau vh ZS kan inwerken op andere niveaus
(hoger en lager), afh vd taak
Bvb. terugtrekreflex nog steeds aanwezig
bij volwassenen
Reflexen zijn nt de enige bepalende factor vr motorische controle, mr slechts 1
vd vele processen die belangrijk zijn vr genereren en controleren v beweging
Bvb. belang v context in de ontwikkeling (cfr. deprivatie en verrijking)
o Bvb. verouderd concept: kinderen met cerebrale parese: motorische reacties op lagere
niveaus nt goed geïnhibeerd dr cortex leidt tot abnormale houdings reflexactiviteit
Central motor patterns: (Bernstein, Keele, Wilson)
o Motorisch programma
o Kan geactiveerd w dr sensorische input/dr centrale processen (flexibeler theorie)
o Sensorische input is NIET essentieel vr aansturen beweging, mr belangrijke functie bij
moduleren actie
o Central pattern generators – zelforganiserende neurale circuits die ritmische outputs
produceren (in afwezigheid v ritmische input)
Bvb. leren stappen: proces w geautomatiseerd in hersenen (welke spieren wnr
werken?)
Eerste experimenten met insecten en vliegen (zonder sensorische input)
o Motor synergies – groepen spieren die geprogrammeerd zijn om samen te activeren
ritmischee beweging te creëren
Huidig concept: synergieën zijn adaptief. Verschillende spieren kunnen deel
uitmaken v verschillende synergieën
o Central patterns: uit geheugen gehaald + aan bep situatie aangepast
o Motorisch systeem leert relaties tss:
Initiële condities (bvb. afstand voet-trap in Gravensteen)
Gegenereerde motorische commando’s (bvb. timing en krachten die
gegenereerd moeten w om de trap te nemen)
Sensorische consequenties v/deze motorische commando’s (bvb. proprioceptie
vd been/romp/arm beweging
3