Coachen werkcolleges
Werkcollege 1
1. Probleemverhelderend gesprek
Structuur: Jezelf voorstellen > openingsvraag > client laten exploreren door relatie-opbouw
en technieken > afsluit
Technieken: non-verbale luisterhouding, actief luisteren, parafraseren, empathie, vragen
stellen/verdiepen
Werkcollege 2
1. Oplossingsgerichte basishouding
Rela met cl opbouwen, contact leggen, niet-wetende houding, complimenteren
Eerste stap= contact leggen
Motor v verandering is een goede werkrela, en die start met contact leggen vnauit
oprechte belangstelling
Houding v oprechte interesse gebeurt in relatie door een niet wetende houding aan te
nemen
Doorvragen, exploreren, empathisch gissen, parafraseren…
NIVEA= niet invullen voor een ander
Niet wetende houding, niet overnemen/voortonen/zelf oplossen, geen zelfonthulling
WEL cl aan denken zetten, eigen reflectie weer op gang brengen
2. Complimenteren
= opmerken en waarderen van kwaliteiten/krachten/sterktes + eerdere succeservaringen
vd cl
Voorwaarde: complimenten dienen gebaseerd te zijn op werkelijkheid en gemeend, anders
geen effect
Effect: maakt verbinding met eigen sterke kanten/kwaliteiten
Reactie cl: aanvaarden OF afzwakken/minimaliseren OF verwerpen
Ontvangen
Luister naar wat andere zegt en aanvaard het, ontken boodschap niet door ‘was dat
maar’, erken je gevoelens, wimpel niet af of zwak compliment niet af door te zeggen
‘ja, maar…’, probeer je lichaamstaal aan te passen (krimp niet in elkaar)
Persooncomplimenten/procescomplimenten
Persoonscomplimenten=zijnscompliment Procescomplimenten=gedragscomplimen
en ten
Wat ben je slim, je bent eerlijk, je bent Je speelt dit spel eerlijk, je legt dat
geduldig,… geduldig uit,…
= zijn oke maar stimueleren de = stimuleren groei-mindset, dus beter
, ontwikkeling van een statische mindset
Directe/indirecte complimenten
Direct= positieve evaluatie/rea vd coach Indirect/impliciet
in rea op cl
Vb: als ik dit zo hoor, ben ik onder de - Een vraag vd coach zelf die iets positiefs
indruk over hoe goed jij je huishouden over cl impliceert (Hoe heb je het voor
doet mekaar gekregen om je huishouden zo
goed te latern draaien?
- Iets positiefs impliceren door middel v
rela (Stel dat ik jan zou vragen wat jij
doet om goede moeder te zijn, wat zou hij
antwoorden?
- Impliceren dat cl het beste weet (Hoe
heb jij beslist te stoppen met cocaine?)
Werkt krachtiger dan direct omdat het de
cl aanzet tot exploratie v zijn
krachtbronnen
3. Structuur en start van een Oplossings gericht gesprek
Verschil
Probleemgericht Oplossingsgericht
Beschrijving van problemen Beschrijven probleem (kort/erkenning
Probleemanalyse geven)
Bedenken v interventies Ontwikkelen v duidelijke doelen
Interventies uitvoeren Exploreren v uitzonderingen
Evaluatie Feedback aan eind vd sessie
Evaluatie
Structuur OG
1. Begin gesprek: contact leggen
Zichzelf voorstellen, cl op gemak stellen (socializen), afspraken over
tijd/notities/geld/frequentie, een openingsvraag die peilt naar de doelstelling (bv
waarmee kan ik je helpen)
2. Midden gesprek
, Algemene gespreksvaardigheden + non-verbale houding + doelgericht gesprek
mbv oplossingsgerichte technieken + niet-weten houding
3. Einde gesprek: feedback + afsluiten
Feedback: samenvatten v gesprek, benoemen v doel vd cl + complimenten +
sterktes + uitzonderinge
Afsluiten: volgende afspraak, frequentie, bedanken voor komst, betaling
Werkcollege 3
1. Gewenste situatie/doel vd client
Oplossingsgerichte taal of veranderingstaal
o Van zijn-taal naar verander-taal
Cl: ‘Mijn zoon is agressief’ → Coach: ‘Ik hoor dat jouw zon zich agressief
gedraagt’
o Nodig coachee uit om concreet te praten
Gebruik vragen die starten met ‘wat’ en ‘hoe’
o Toekomstgerichtheid, praten in gedragstermen (Stel dat…., wat zie ik je dan
doen?)
o Gebruik zoveel mogelijk ‘eenvoudige’ taal, geen abstracte woorden/vakjargon
o Gebruik zoveel mogelijk de woorden vd coachee (niet weten houding)
o Permissieve taal (keuzevrijheid laten)
Niet: Doe deze opdracht, WEL: ‘Het zou me interesseren welke opdracht je
uitkiest’
o Activerende taal
‘Wat hoop je dat er vanaf vandaag anders zal zijn?’
o Keuzetaal
Niet: waarom…, WEL: ‘wat maakt dat je gekozen hebt om toch deel te nemen
aan dit gesprek?’
o ‘Ja maar’ = niet goed, ‘Tegelijkertijd’, ‘anderzijds’ = de 2 elementen in zijn
waarde laten
Niet: ik ben onder de indruk van… maar je bent te laat
WEL: ‘Ik merk dat je te laat bent en tegelijkertijd ben ik onder indruk van je
doorzettingsvermogen’
Doelen formuleren: voorbeeldvragen
Overgang van probleemgericht naar oplossingsgericht praten