IMT: Samenvatting uit de lessen en kennisclips – Sanne Wubben
Onderzoeksmethoden en -technieken
Verloop:
Onderzoeksfocus – vraagstelling – passende vorm van onderzoek – treffende aanpak
Onderwijsonderzoek: verschillende soorten
- Theoriegedreven – fundamenteel wetenschappelijk
- Praktijkgedreven – toepassingsgericht
- Tussenvorm: praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek
Vorm Praktijkgericht niet- Praktijkgericht Fundamenteel
wetenschappelijk wetenschappelijk wetenschappelijk
onderzoek onderzoek onderzoek
Doel Ondersteuning van Kennis voor Kennisvermeerdering
beslissingen beslissingen
Spelregels en Praktijknormen Praktijk- en Wetenschappelijke
normen wetenschappelijke normen
normen
Reikwijdte van de Eigen praktijksituatie Eigen praktijksituatie Generaliserend
uitkomsten en eventueel
generalisatie naar
anderen
Focus op:
- Opvattingen/percepties, handelingen, actoren, factoren, uitkomsten, context, tijd,…
(begrijpen wat er gebeurt bij personen: sociale wetenschappen)
- Processen en uitkomsten van leren, onderwijzen, ontwikkelen, begeleiden en
opleiden. (uitkomsten/resulaten)
- Invloedsfactoren van individu, school, opleiding en (werk)omgeving.
‘Typische’ aanpak:
- Data (teksten, observeren, interviews, vragenlijsten, eye-tracking, toetsen, logboek)
- Analyses
- Systematisch (specifieke tijdstippen, op dezelfde manier bij iedereen verzamelen,
standaardiseren)
Vormen van wetenschappelijk onderzoek: (Je kan verschillende indelingen gebruiken
(zoals praktijk-theorie) dit is een pragmatische indeling)
- Formele wetenschappen (logica en wiskunde: abstract theoretisch)
- Empirische-formele wetenschappen (fysica en psychologie hard vs soft)
- Hermeneutische wetenschappen (rechtswetenschap en literatuurwetenschap)
Onderwijsonderzoek valt onder empirische-formele wetenschappen. Hierdoor krijgen we
vaak conflict: objectivisme-subjectivisme. Onderwijsonderzoek wordt vaak bekritiseerd, voor
de ene niet positivistisch genoeg, voor de andere niet subjectivistisch genoeg. Veel
variabelen in onderwijsonderzoek.
,IMT: Samenvatting uit de lessen en kennisclips – Sanne Wubben
Verschillende visies op onderwijsonderzoek:
Verschillende paradigma’s: paradigma is de manier waarop je naar de werkelijkheid kijkt.
Wetenschappelijk paradigma zegt dat het goed wetenschappelijk onderzoek is. Naargelang
de bril die je opzet kan je beargumenteren wat goed is.
- Referentiekader (waarden & normen) waaruit of aanpak waarmee dient gewerkt te
worden.
- Voortdurend debat en onderdeel van de wetenschappelijke discipline.
Objectivisme/positivisme: vroeger sterk aanwezig jaren ’60, laboratoriumstudies.
- Theoriegedreven hypotheses (theorie toetsen)
- Experimenteel onderzoek (kunnen we bepaalde elementen manipuleren en wat
brengt dat teweeg?)
- Gebruik van statistische analyses om effecten om effecten vast te stellen van een
interventie. (gebruiken van objectieve meetapparatuur)
- Deductieve logica (realiteit blootleggen, afleiden. Je hebt een bepaalde kennis:
hypothese en je gaat proberen via observatie vaststellen of dat klopt. Logisch
redeneren.)
- Decontextualiseren -> generaliseren (niet geïnteresseerd over de context.
Afbakenen.)
Subjectivisme/naturalisme: jaren ’70 kentering. Er zijn verschillende manieren om naar
kwaliteit te kijken. Kwalitatievere strekkingen kwamen naar voren. Grip krijgen op wat de
respondent ervaart en meemaakt en wat gebeurt er als we de resultaten van het lab in een
klascontext zien? Context wordt belangrijk en zicht krijgen op de percepties van
respondenten.
- Observaties en percepties
- In de natuurlijke context (observeren)
- Fenomenen vatstellen
- Hypothesen ontwikkelen
- Inductieve logica (realiteit begrijpen) (niet met theorie starten. Op basis van
observaties hypotheses opstellen.)
Tussenvormen: mixed method onderzoek, multi method onderzoek.
, IMT: Samenvatting uit de lessen en kennisclips – Sanne Wubben
Empirische cyclus:
Je hebt als onderzoeker een probleem dat je wil onderzoeken. Er is kennis, theorievorming.
Een positivistische wetenschapper start rechtsboven en zegt er is theorie stelt er vragen rond
en gaat in de situatie kijken of het klopt = deductie. Men leidt van theorie af wat er
waarschijnlijk zal gebeuren in een specifieke situatie.
De inductieve weg: we gaan observeren, vaststellen wat er is en die gegevens gaan
mogelijks leiden tot nieuwe vragen en leiden tot theorie.
Vaak een wisselwerking tussen inductief en deductief. Vaak zijn er wel theorieën waar we
een stukje mee van start kunnen gaan. Je kan de cyclus op twee verschillende manieren
doorlopen.
Bepaalde observaties gaan in het beschrijvend onderzoek leiden tot werkhypotheses die
kunnen in een verklarend onderzoek getoetst worden en in een toetsend onderzoek
bevestigd of weerlegd worden.
Onderzoeksproblemen > onderzoeksvragen
Van onderzoeksprobleem afbakenen naar onderzoeksvraag. Een onderzoeksvraag kan
beschrijvend, verklarend of toetsend zijn.
Dit zijn drie manieren om onderzoek te doen. (Combinaties zijn ook mogelijk.)
Beschrijvend: heel open, wat is dit?, fenomeen weergeven, weergeven van gebeurtenissen
en gedrag. Er is nog weinig kennis.