OMGEVINGSPSYCHOLOGIE
gustaaf cornelis
IN T RODUCTIE (Les 1)
Wat is omgevingspsychologie?
= gaat over psychologie enerzijds en de omgeving anderzijds, maar wat is de connectie tussen deze twee?
Inleiding :
Voorbeelden theaterstukken; wat zou het onderwerp van dit toneelstuk kunnen zijn? zonder veel info moeilijk af te
leiden waarover het gaat (2 foto’s gaan over hetzelfde stuk; omgeving kan ons informatie geven over wat mensen doen)
Zonder omgeving zijn de acties van een acteur/persoon moeilijk te begrijpen;
- De scène verschaft context
- De scène verschaft betekenis
DUS; omgeving is context
Vergelijking met het echte leven;
= er is een voortdurende interactie tussen de mens en zijn/haar omgeving
- De omgeving bepaalt de mogelijkheden die mensen hebben om dingen te doen
- De mensen wijzigen hun omgeving om bepaalde handelingen te kunnen verrichten
Omgeving = context:
- Omgeving bepaalt de mogelijkheden
- Omgeving geeft informatie over het handelen
- Omgeving inspireert tot handelen
Als interieurarchitect ga je deze omgeving creëren en mogelijkheden scheppen; je maakt een context waarin mensen
handelingen al dan niet kunnen stellen bv.: kantoorconcept designbureau RAAAF
futuristisch minimalisme
je verwacht niet dat dit een bureau is, maar is het toch
omgeving = dwingend (gebruiker moet op zoek gaan naar een subomgeving waarin hij kan werken)
in gewone kantooromgeving is omgeving ook dwingend; je moet op stoel aan tafel gaan zitten
DUS : als interieurarchitect heb je duidelijk impact op het gedrag van de gebruiker
Definitie omgevingspsychologie
= de studie van de interactie tussen de mens en zijn fysieke omgeving
- Mens = zowel als individu als in groep
- Omgeving = zowel bebouwde als natuurlijke omgeving
Doel omgevingspsychologie
= het gaat om een optimalisatie; het optimaliseren van de omgeving met oog op het beter functioneren van mensen
(= humaniseren) de omgeving afstellen op de gebruiker rekening houdend met de natuurlijke, cognitieve
beperkingen van de mens
Geschiedenis omgevingspsychologie
= vrij jonge discipline en een gerespecteerde (= dus geen pseudowetenschap en is evidence based)
= jaren ’70; massaal veel artikels en boeken over het onderwerp
ging over milieuproblematiek
ging over het dagelijks gedrag van mensen (bv.: waar zitten in aula en welk effect op studies heeft dit?)
= jaren ’80; kleine terugval
= jaren ’90; weer een groei
= wordt aan weinig universiteiten onderwezen (zeker in combinatie met interieur)
Enkele bedenkingen :
- Vreemd dat deze wetenschap zo jong is gezien de enorme sommen geld die geïnvesteerd worden in het
veranderen van onze leefwereld
- Tragisch dat deze wetenschap zo laat impact kreeg gezien alle verspillingen in de tussentijd
,Onderwerpen omgevingspsychologie; over wat gaat het?
- Kranten staan bol van OPSY-onderwerpen
bv.: ongezonde gebouwen, overbevolking van gevangenissen, fijn stof in steden, geluidshinder, …
- OPSY is gericht op het begrijpen van de interactie tussen de mens en zijn omgeving en het oplossen van
problemen
bv.: hoe kan je mensen privacy geven? Hoe kan je ervoor zorgen dat ze zich goed voelen? Hoe kan je
communicatie vergroten?
- OPSY beschouwt elk gedragsprobleem als een uitdaging om de omgeving te wijzigen
doen wij als interieurarchitect ook; omgeving creëren en problemen oplossen
- Dagelijkse issues : oorlog, luchtkwaliteit, bevolkingsdichtheid (probs die opgelost moeten worden)
Omgev ingspsychologie als wetenschap :
= vorming van theoretische kaders
- Vanuit vaststellingen verklarende theorieën bedenken
- Deze vervolgens toetsen voor onderzoek
PAS OP: er zijn meerdere theoretische kaders (er is geen 1 absoluut beste kader je moet keuze maken)
bv.: je kiest ‘Less is more’ dan kan je niet plots dit uitgangspunt veranderen tijdens ontwerpproces
= binnen het theoretische kader oplossingen vinden voor problemen
= de ene theorie werkt al beter dan de andere voor een bepaald probleem
= onderzoek om theorieën te : bevestigen, verfijnen, verifiëren, weerleggen, …
= onderzoek om een fenomeen te verklaren door theorie te ontwikkelen
Voorbeeld van onderzoek : 3 soorten
- Vergelijkend onderzoek
= wat is het verschil tussen mannen en vrouwen met betrekking tot territorialiteit
(territorialiteit = verdedigen of vermijden van conflict binnen een bepaald gebied)
- Beschrijvend onderzoek
= wat is de invloed van vertrouwdheid op de oriëntatie in de omgeving?
- Verklarend onderzoek
= wat maakt dat we een kamer als groot ervaren?
Beperkingen van omgevingspsychologie :
1. Het onderzoek leidt niet noodzakelijk tot een eenduidige beschrijving/verklaring/vergelijking (vandaar diverse
theoretische kaders)
2. Soms levert een onderzoek helemaal niet op (nulresultaat) of een negatieve score (weerlegging) ookal
voelen we dit intuïtief anders aan
we weten dan dat deze denkpiste niet meer gevolgd moet worden (uitsluiting) bv.: territorialiteit is niet noodzakelijk gebonden aan agressie
3. Soms blijken vroegere vaststellingen niet houdbaar
bv.: onderzoek uit 1998 bleek dat je beter zou scoren op een quiz als je aan een professor dacht dan als je aan een hooligan dacht (dit resultaat
kon niet bevestigd worden op basis van herhaalonderzoek)
4. Soms is het onderzoek gebaseerd op fraude
uitspraak Dirk Stapel : “rommel leidt tot discriminatie” MAAR : niet correct
OMGEVINGSPSYCHOLOGIE PSYCHOLOGIE
- Is probleem-oriënterend - Is proces-oriënterend
(= praktische problemen) (= beschrijft mechanismen ontwikkeling)
- Doet onderzoek in de dagelijkse omgeving - Doet onderzoek in labo’s
(= bestudeert gedrag waar het zich natuurlijk voordoet anders is het (= exacte controle)
niet betrouwbaar) - Onderscheidt de mens van de invloed
- Beschouwt persoon en omgeving als een geheel (= invloed wordt gezien als variabele die men kan controleren)
(= je kan ze niet van elkaar lostrekken holisme : deel in zijn geheel - Individuen ondergaan prikkels
vatten en niet opdelen in kleinere onderdelen) (= ze geven prikkels en bekijkt hiervan de invloed en is dus passief)
- Individuen zijn een deel van de omgeving - Gedraagt zich meer als autonome wetenschap
(= ze zijn actief in die omgeving) (= autonome wetenschap die op zichzelf staat en streven hoge
- Is erg interdisciplinair coherentie na, ook intern zijn fundamenteel)
(= toepassingen in veel andere wetenschappen en moet hier ook veel
rekening mee houden)
,Fundamentele vraag : WAT BEPAALT ONS GEDRAG?
= een nature/nurture debat :
- Wordt ons gedrag bepaalt door externe of interne factoren?
NATURE = intern (het biologische, ons DNA, aanleg, …)
NURTURE = extern (invloeden van buitenaf, opvoeding, milieu, …)
Bv.: wolfskinderen : Romulus en Remus (gedragen zich als wolven werden erdoor opgevoed)
NURTURE
- Eerste levensjaren zijn een gevoelige periode voor de ontwikkeling van spraak, taal en sociaal contact
- De omgeving is doorslaggevend en een stimulerende omgeving kan een positieve/negatieve impact hebben
(negatief : kan leiden tot mindere ontwikkeling, autistisch/apatisch, overlijden, …)
Is er dan helemaal geen invloed van de nature/biologie? we zien twee radicale posities :
1. Watson : Nurture
- Geef mij een dozein baby’s en zeg me welk beroep je voor ogen hebt en ik kan elke baby brengen tot wat
je me vraagt (dokter, advocaat, kunstenaar, …) los van alle biologische aspecten (geen nature)
2. Darwinisme en Eysenck : Nature
- Evolutietheorie : zuiver theologisch
- Eysenck zegt : een mens heeft talenten en kenmerken die onveranderlijk zijn THE BIG FIVE (spectrum)
1) Open of gesloten
2) Geweten of gewetenloos
3) Goed of kwaad
4) Extravert of intravert
5) Emotioneel stabiel of instabiel
geen of/of kwestie, gaat over spectrum tussen beide uitersten
N ature-nurture-debat : de context van waarneming :
1. Empiristen
= hoe we de wereld interpreteren is ons aangeleerd
bv.: leerkrachten, ouders, media, … geven ons een kader waarin we dingen leren en interpreteren
appel ; je leert het is een appel dus je noemt het een appel
je ziet iets dat je niet kent ; je noemt het een appel omdat het op een appel lijkt (je gebruikt aangeleerde informatie)
2. Nativisten
= hoe we de wereld interpreteren is aangeboren
bv.: we weten vooraf wat bv. ronde vormen zijn we zien eerst dingen en maken daarna een
interpretatiekader (we hebben niet eerst woorden en een context maar zien de dingen eerst en komen van daaruit zelf tot een
interpretatiekader)
3. Compromis van de twee
= hoe we de wereld interpreteren is deels aangeboren en deels aangeleerd
TOCH : blijkbaar kan je niet alle dingen aanleren : voorbeelden compromis : (dus je kan niet van iedereen alles maken Watson)
1) Blinden die na operatie kunnen zien: kunnen voorwerpen volgen, maar kunnen soms niets herkennen
Nature : ze kunnen beweging zien Nurture : ze herkennen niks want het is hen niet aangeleerd
2) Katjes die nooit diagonale lijnen hadden gezien (alleen horizontaal en verticaal) waren blind voor diagonale
lijnen
3) Katjes die stappen tussen verticale lijnen, functioneren daarna normaal / katjes die niet stapten werden
daarna functioneel blind (ze knipperden niet uit reflex op een voorwerp dat naar hen toekwam)
Onderzoek Stratton : 1879
- Bril die links en rechts en boven en onder van kant wisselen desoriënteert een persoon, maar deze functioneert
na 8 dagen weer normaal (hersenen passen zich aan) na een tijd fietsen en autorijden
herhaalonderzoek in 20ste eeuw : bevestigt adaptatie (= hersenen en gedrag passen zich aan a/d omgeving)
- Müller-Leyer-illusie :
(sommige culturen zien deze niet omdat ze niet in een orthogonale omgeving leven)
Lijnen zijn even lang maar de omgeving van de lijnen doet uitschijnen dat dat niet zo is
Inv loed van de omgeving : vergelijkbare experimenten
1. Experiment : vogels door gang laten vliegen
- Gang met zwartwit horizontaal gestreepte lijnen / gang met zwartwit verticaal gestreepte lijnen
- Vogels vlogen trager in gang met verticaal gestreepte lijnen (= meer informatie om te verwerken voor
de hersenen) nature want het is ons nooit uitgelegd geweest
- Toepassing op de mens : op de snelweg remmen we automatisch af bij horizontale lijnen (= nature)
, 2. Seasonal affective disorder
= wanneer we (tijdens de wintermaanden) te lang in een donkere omgeving zitten heeft dit invloed op het
geheel, we krijgen te weinig licht, lengte van de dag heeft invloed (hoe dichter bij polen = meer kans hierop)
winterdepressie : toename gewicht, weinig energie, vermoeidheid,
OPLOSSING : half uurtje per dag tegenover een felle lamp zitten
MAAR : zonlicht is belangrijk voor vitamine-D aanmaak = slaaphormoon melatonine en dat neemt af bij blauw
licht (= op beeldschermen het geval dus geen beeldschermen in de slaapkamer)
3. Hoe zien we gedrag
= we zien geen probleem in de linkersituatie, maar wel als we de activiteiten van links naar
de omgeving van rechts verplaatsen
= activiteiten zijn normaal, tot je ze in de context rechts zet
4. Eigen gedrag verandert met de omgeving
= thuis, op kot, in de aula, … (wat je thuis doet, doe je niet in de aula)
= je relatie met de omgeving wijzigt met de leeftijd en met de omstandigheden :
als kleuter zou je in aula rondlopen en spelen, als student niet (maar bv.: een feestje kan
dat gegeven veranderen)
Factoren die meespelen in hoe we ons gedragen in een omgeving
1) Leeftijd en geslacht (nature; kan je niet wijzigen)
2) Culturele en sociale achtergrond (nurture; kan je wel iets aan veranderen en dus controleerbaar)
3) Er zijn nu eenmaal verschillen tussen mensen (hoe we omgaan met een omgeving)
Gev alstudie : vlucth KT328
= een eenmalige gebeurtenis die tot in het detail wordt onderzocht/beschreven (bv.: elk vliegtuigongeval is anders)
= als twee situaties verschillen van elkaar (en moeilijk te vergelijken vallen)
= Transdisciplinair : men gaat verschillende disciplinaire invalshoeken combineren om tot een samenhangende
verklaring te komen (het geheel overschouwen en het is niet duidelijk vanwaar verschillende disciplines komen, men zoekt naar
een overkoepelende verklaring) Psychologie, omgevingspsychologie, sociologie, …
wordt gebruikt bij complexe en multifactoriële fenomenen
Mutlidisciplinair : de verklaring is een optelsom van verklaringen vanuit verschillende disciplines
Vliegtuigongeval : men wil weten
1) Wat oorzaak is van het ongeval (menselijke fout/technisch mankement)
2) Wat de reden is dat er x aantal slachtoffers vielen
3) Hoe dit vermeden kan worden in de toekomst
FEITEN :
- 20 augustus 1985 vliegtuig van Manchester
- Boeing 737 met 137 inzittenden
- Brand ontstaan in linker motor op runway
- Brand achteraan in passagiersruimte na stilstand
- 80 overlevenden en 57 doden
EERSTE VASTSTELLINGEN :
- Technische oorzaken
= vuurkamer van vliegtuigmotor (had een breuk en explodeert) met motorbrand als gevolg
= straalomkeermechanisme stuur vlammen richting romp
= verstikkende rook in romp
= deur geblokkeerd
= smalle gang
- Weersomstandigheden
= wind wakkert vuur aan en doet binnenbrand ontstaan producten vliegen in brand en leveren giftige stoffen
- Menselijke factoren
= verkeerd handelen bij het openen van de deur
= de angstreacties
het duurde 45seconden extra om de mensen uit het vliegtuig te krijgen (normaal binnen de 90sec)