Hoofdstuk 1: P van het Product
1. Definitie van product
Product (kenmerken)
Geheel van materiële en immateriële eigenschappen van een
goed of dienst
Een pakket voordelen om in behoeften of wensen te voorzien
Materiële goederen
Behoefte >< wens
Behoefte Wens
Piramide van Maslov (bv: veiligheid, eten, Hoe je de behoefte gaat invullen
drinken …) Invulling hangt af van de situatie
= iets wat je nodig hebt
Bv: dorst (= behoefte) water, cola, bier … (= wens, hangt van situatie af)
Behoefte wens geld aankoop == RUIL
Retailers stellen de behoefte vast van de consument en zorgen voor een waarde. Waarde is het
element van de ruil
Diensten
o Kenmerken van diensten: niet tastbaar, vergankelijk, productie en consumptie vallen
samen, grote variatie (OKay Gavere >< OKay Jette: verschil in personeel, hygiëne,
manier van verkopen …)
o Uitdagingen? Ontastbare karakter, distributie, fundamentele belang van het
personeel, complexiteit van de interactieprocessen
Ervaring: men koopt wat het aanbod betekent voor ons als klant (bv Disneyland Paris)
Gebeurtenissen
o Ligt in relatie met de ervaring. Bv: Tomorrowland. Is bijna onmogelijk voor het event
om zichzelf elke keer, keer op keer te overtreffen
Personen: marketing rond personen = personenmarketing/personal branding
Plaatsen: marketing rond plaatsen = citymarketing
Organisaties: marketing rond organisaties = organisatiemarketing (zowel profit als non –
profit) (bv: HoGent)
Informatie/ideeën: marketing rond ideeën = sociale marketing
Winkel/retailer: is een winkel/retailer ook een product? Hoe noemt dit?
o Winkels maken gebruik van hun huismerk. Dit wordt enkel verkocht in hun eigen
winkel en zo wordt de klant elke keer geconfronteerd wanneer ze het product
gebruiken met de retailer = private labels (bv: Boni, Evreyday, 365 …)
o Flagshipstores
Creëren van winkelmerk: gebruik van flagshipstores
Paradepaardje in de winkelportefeuille van de distribuant
- Vaak grootste winkel binnen winkelportefeuille
- Met het ‘volledige’ assortiment
1
, Uitgesproken positieve winkel en toekomstgericht, imagoversterkend
Gelokaliseerd in belangrijke winkelomgeving
Reclame maken via sociale media
Bv: Apple New York, H&M Antwerpen, Burberry London
o Winkelmerk, retailbrand, storebrand
Trend: minder actiereclame voor bepaalde producten, meer imagoreclame
van winkel
Steeds meer winkels zijn zelf een merk geworden (ook al voeren ze enkel
fabrikantenmerken in het assortiment) (bv: Vanden Borre, Mediamarkt)
o Winkelmerk
Trend: winkelmerk valt meer en meer samen met huismerk dat de winkel
voert
Winkel die ook product is
Fabrikanten die gebruik maken van het principe van integratie
Integratie = zowel retailer als producent zijn (functies integreren bij elkaar)
Trend: winkelmerk valt meer en meer samen met huismerk dat de winkel
voert, vooral in de non – food (bv: The Body Shop, Esprit, IKEA …)
2. Productniveaus
2.1. Kernproduct of core product
= Waarom koop ik het?
Generische behoeftebevrediging (bv: dorst, eten)
Basisvoordelen of kernbenefits (bv: versheid)
Standaard of homogeen product
2.2. Tastbaar/werkelijk product of actual
product
= Product vastnemen
Fysieke waarneembare componenten
Kwaliteitsniveau
Functies (welke dop? Draaidop, blikje …)
Stijl/vormgeving (productuitzicht)
Merknaam
Verpakking
Andere kenmerken
2.3. Uitgebreid product of augmented
product
Toegevoegde immateriële eigenschappen
Productondersteunende diensten
Bv: Comia Cassa lasagne in de oven steken kinderen blij mama blij, want kinderen blij
2