Spaans grammatica en taalbeheersing: voc
11 Reizen en toerisme
11.1 Reizen en reisvoorbereidingen
El viaje De reis El guía De gids
Viajar Reizen Ocupado/a Bezet
El viajero/a De reiziger El plano De plattegrond
La agencia de viajes Het reisbureau Perderse Verdwalen
El prospecto De folder Guiarse Zich richten naar, afgaan op
El folleto De folder El mapa De landkaart
Reservar Reserveren La ruta De route
Anular Annuleren El autostop De lift
El preparativo De voorbereiding El área de servicio De picknickplaats
Las vacaciones De vakantie El servicio Het wc
La temporada Het seizoen La excursión De excursie
La temporada alta Het hoogseizoen Impresionante Indrukwekkend
La temporada baja Het laagseizoen Satisfecho/a Tevreden
El equipaje De bagage El recuerdo Het aandenken
La maleta De koffer La oficina de turismo
El bolso De tas El turista De toerist
La mochila De rugzak Turístico/a Toeristisch
El muchilero/a De rugzaktoerist El turismo Het toerisme
La aventura Het avontuur El agroturismo De boerderijvakantie
La salida Het vertrek El Documento Nacional de De Spaanse nationale
Identidad identiteitskaart
La llegada De aankomst El pasaporte Het paspoort
El retraso De vertraging El visado Het visum
Visitar Bezoeken La aduana De douane
Partir Vertrekken El aduanero/a De duaneambtenaar
El regreso De terugkeer La frontera De grens
Contemplar Aanschouwen Controlar Controleren
El panorama Het panorama El control De controle
Exótico/a Exotisch La ficha Het formulier
Recorrer Reizen door Fortastero/a Vreemd, buitenlands
Disfrutar (de) Genieten (van)
11.2 Accommodatie
El hotel Het hotel La habitación De kamer
La estrella De ster Individual Eenpersoons-
El confort Het comfort Doble Tweepersoons-
El ascensor De lift Completo/a Vol
Encontrar Vinden Media pensión Halfpension
El alojamiento Het onderdak Pensión completa Volpension
Alojar Onder dak brengen Libre Vrij
Alojarse Verblijven Ocupado/a Bezet
La estancia Het verblijf La reserva De reservering
La pensión Het pension Reservado/a Gereserveerd
El hostal Het hostel El formulario Het formulier
La fonda Het pension Rellenar Invullen
El albergue juvenil De jeugdherberg Deletrear Spellen
El Parador Nacional Het Spaans staatshotel Acampar Kamperen
La recepción De receptie El camping De camping
El recepcionista De receptionist La tienda de campaña De tent
Llamar Bellen, kloppen, roepen El saco de dormir De slaapzak
El huésped De gast
El mozo De piccolo
11.3 Bezienswaardigheden
Situado/a Gelegen La glorieta Het ronde plein
El centro Het centrum El palacio Het paleis
El monumento Het monument La fuente De bron, de fontein
El museo Het museum El castillo Het kasteel
La catedral De kathedraal El alcázar De vesting, burcht
, La mezquita De moskee La muralla De stadsmuur
El zoológico De dierentuin El molino de viento De windmolen
El estanque De vijver La ruina De ruïne
Habitado/a Bewoond El acueducto Het aquaduct
El visitante De bezoeker La visita Het bezoek
Recomendable Aan te bevelen
17 Verkeer en vervoer
17.1 Personenverkeer
El tráfico Het verkeer La circulación Het verkeer
Circular Rijden El tránsito De doorreis
La desviación De omleiding El atasco De file
El/la automovilista De autmobilist El conductor suicida De spookrijder
El peatón/a De voetganger La bicicleta De fiets
La bici De fiets Andar en bicicleta Fietsen
El/la ciclista De fietsen El conductor/a De automobilist
Conducir Autorijden La autoescuela De rijschool
El carné de conducir Het rijbewijs La moto De motor
El casco De Helm Girar Afslaan
Derecho Rechtdoor Recto Rechtdoor
Seguir Verdergaan, volgen Torcer Afslaan
El coche De auto La documentación del coche De autopapieren
La póliza del seguro Het verzekeringsbewijs Usado/a Gebruikt
El auto De auto El alquiler de automóviles De autoverhuur
El camión De vrachtwagen La matrícula Het kenteken
La placa Het kenteken La rueda Het wiel
El motor De motor La avería De autopech
Estropeado/a Kapot La gasolinera Het tankstation
La gasolina De benzine El gasóleo De diesel
El depósito De tank El bidón de gasolina De jerrycan
Arrancar Starten La bujía De bougie
Frenar Remmen Atropellar Aanrijden
El freno De rem Adelantar Inhalen
Chocar Botsen El accidente Het ongeluk
El riesgo Het risico El cinturón de seguridad De centuur
La marcha De versnelling El embrague De koppeling
El volante Het stuur El reposacabezas De hoofdsteun
Acelerar Versneller El claxon De claxon
La bocina De claxon El faro De koplamp
Cegar Verblinden El maletero De kofferbak
El compartimento del motor De motorruimte Transportar Transporteren
El neumático De band Comprobar Controleren
La grúa De takelwagen Aparcar Parkeren
El aparcamiento De parkeerplaats Estacionar Parkeren
El estacionamiento De parkeeerplaats La zona azul De parkeerzone
El automático De parkeerautomaat La multa De boete
La calle De straat Cruzar Oversteken
La avenida De boulevard Atravesar Oversteken
El cruce Het kruispunt El semáforo Het verkeerslicht
La zona peatonal De voetgangerszone El disco Het verkeerslicht
La acera De stoep El paso de peatones De
voetgangersoversteekplaats
La señal de tráfico Het verkeersteken Señalizar Bewegwijzers
La carretera De autosnelweg La curva De bocht
La autopista De snelweg La velocidad De snelheid
La limitación de velocidad De snelheidsbeperking El peaje De tol
La autovía De autoweg La salida De afrit
La entrada De oprit Las obras De werkzaamheden
Cortar Afsluiten
17.2 Openbaar vervoer
El transporte público Het openbaar vervoer La parada De halte
,Parar Stoppen El autobús De bus
Pasar Voorbijkomen El billete Het vervoersbewijs
El bonobús De strippenkaart El taxi De taxo
El/la taxista De taxichauffeur El ferrocarril De spoorbaan
La estación Het station El tren De trein
El andén Het perron La vía Het spoor
El enlace De verbinding La correspondencia De aansluiting
Procedente Uit, afkomstig uit El tren de cercanías De stoptrein
El tren de mercancías De goederentrein La Renfe De Renfe
El suplemento De toeslag El TALGO De TALGO
El AVE De AVE La ventanilla Het loket
La ida De heenreis La vuelta De terugreis
Hacer transbordo Overstappen El revisor/a De conducteur
El compartimento De coupé El pasillo De gang
El vagón De wagon El coche-restaurante De restauratiewagen
El coche-litera De couchette El coche-cama De slaapwagen
El horario De dienstregeling La reserva De reservering
El asiento De zitplaats El metro De metro
El bonometro De tienrittenkaart El tranvía De tram
El avión Het vliegtuig El aeropuerto De luchthaven
Aéreo/a Vlieg-, lucht- Despegar Opstijgen
El vuelo De vlucht Volar Vliegen
Aterrizar Landen La azafata De stewardess
El auxiliar de vuelo De stewards El comandante De kapitein
A bordo Aan boord La aviación De luchtvaart
La escala De tussenlanding Directo/a Direct, rechtstreeks
El destino Het doel, bestemming Retrasarse Vertraging hebben
el helicóptero De helikopter El barco Het schip
El puerto De haven El transbordador De veerpont
Desembarcar Van boord gaan Marítimo/a Zee-
La navegación De scheepvaart Navegar Varen
El marinero De matroos Marino/a Zee-, zeemans-
Orientarse Zich oriënteren La brújula Het kompas
La barca De boot El yate De jacht
La proa De boeg, voorsteven La popa De achtersteven
El estribor Stuurboord El babor Bakboord
La cubierta Het dek el nudo De Knoop
El ancla Het anker El pasajero/a De passagier
El pasaje Het kaartje La tarjeta de embarque De instapkaart
Embarcar Aan boord gaan Embarcarse Aan boord gaan
El/la polizón De verstekeling La patera De platte houten boot
El naufragio De schipbreuk El náufrago/a De schipbreukeling
Rescatar Redden El bote salvavidas De reddingsboot
El salvavidas De reddingsboei
5. Inkopen, voeding, kleding
5.1 Winkelen, boodschappen doen
Ir de compras Winkelen, boodschappen La botella De fles
doen
Comprar Kopen El paquete Het pakket
La compra De aankoop La tableta de chocolate De chocoladereep
Vender Verkopen La caja De doos, kist
Pagar Betalen La conserva De conserven
La caja De kassa El bote Het blikje, de pot
El precio De prijs La lata Het blik
¿cuánto? Hoeveel? Desear Wensen, willen
Caro/a Duur El/la cliente De klant
Barato/a Goedkoop El/la marchante/a De klant
Abierto/a Open Costar Kosten
Cerrado/a Gesloten Atender Bedienen, helpen
, Chapar Dichtdoen Estar a disposición Ter beschikking staan
La tienda De winkel Probarse Passen, aandoen
El mercado De markt El probador Het pashokje
El supermercado De supermarkt Estar bien/mal Goed/slecht staan
El hipermercado De hypermarkt Ir bien/mal ,,
El autoservicio De zelfbediening La talla De maat
El carrito Het winkelwagentje caber Passen
La cesta Het winkelmandje Gustar Leuk vinden
La panadería De bakker Sentar bien/mal Goed/slecht staan/zitten
La carnicería De slager Largo/a Lang
La verdulería De groenteboer Corto/a Kort
La pescadería De viswinkel Estrecho/a Smal
El turno De beurt Angosto/a Smal
La bodega Het wijnhuis Ancho/a Groot, wijd
El estanco Staatswinkel Bonito/a Mooi
(tabak+postzegels)
La cigarrería De tabakswinkel Lindo/a Mooi
Los (grandes) almacenes Het warenhuis Desmasiado/a Te veel
El centro comercial Het winkelcentrum Demasiado Te
La sección De afdeling El cuello De kraag
La zapatería De schoenenwinkel La manga De mouw
El escaparate De etalage Calzar Schoenen dragen
La vitrina De etalage El calzado Het schoeisel
La vidriera De etalage El tacón De hak
La variedad De verscheidenheid El taco De hak
5.2 Eten en drinken
Comer Eten Descafeinado/a Cafeïnevrij
Comer(se) (op)eten El carajillo Koffie met likeur
Masticar Kauwen El té De thee
El alimento De voeding La infusión De kruidenthee
Alimentarse Eten, zich voeden La leche De melk
Gustar Lekker vinden El chocolate De chocola, warme
chocomelk
El hambre De honger El refresco De frisdrank
Hambriento/a Hongerig Refrescante Verfrissend
El apetito De trek La naranjada De sinas
El desayuno Het ontbijt La limonada De citroenlimonade
Almorzar Lunchen La gaseosa De priklimonado
El almuerzo De lunch La horchata Koude amandeldrank
La comida Het eten La copa Het glas
La merienda De lichte middagmaaltijd La cerveza Het bier
La cena Het avondeten La caña Het glas bier
<> el caño De buis, pijp
Cenar Dineren La jarra De kan, karraf
El mantel Het tafelkleed El vino De wijn
La servilleta Het Servet La sangria De sangria
El vaso Het glas El cava De cava
La taza Het kopje El jerez De sherry
El plato (llano/hondo) Het bord (plat/diep) suave Mild
La vajilla Het serviesgoed Seco/a Droog
El cubierto Het bestek Semiseco/a Halfdroog
El cuchillo Het mes El brandy De cognac
El tenedor De vork El licor De likeur
La cuchara De lepel El ron De rum
La cucharilla Het theelepeltje La bebida De drank
El palillo de dientes De tandenstoker El agua mineral Het mineraalwater
Beber Drinken El zumo Het sap
Tomar(se) Drinken, eten, innemen El jugo Het sap
La sed De dorst El café De koffie
Sediento/a Dorstig El cortado De espresso met beetje melk
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper oliviahertoghe. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €14,19. Je zit daarna nergens aan vast.