Dierenvoeding 1
Inleiding
Een beetje geschiedenis
In de 18e eeuw heeft men ontdekt dat men suiker en zuurstof in het lichaam nodig heeft om
energie te maken. Daarnaast heeft men ook restproducten zoals water en koolstofdioxide
nodig om energie te maken. Dit is een heel belangrijke formule. Terzelfdertijd heeft men het
begrip fotosynthese uitgevonden waar men heeft beseft dat die restproducten, namelijk
koolstofdioxide en water, gebruikt worden door planten die met behulp van de zon daar
opnieuw suiker en zuurstof van gaan maken.
In 1825-1890 is er een heel belangrijke ontdekking gedaan door Wilhem Henneberg, namelijk
de eerste routineanalyse voor diervoeders die ook wel bekend staat als de Weende analyse
of een ruwe analyse. De analyse bestaat uit zes onderdelen, deze onderdelen zijn de
fundamenten om een voeding te splitsen in bepaalde onderdelen. Het is een heel oude
analyse en ze is ook niet echt nauwkeurig want ze is ruw, maar ze wordt nog steeds tot op de
dag van vandaag gebruikt, zelfs in de humane voeding.
Een vrij jonge analyse door Van Soest, is de eerste grondige analyse voor vezels die heel erg
belangrijk zal blijken bij planteneters. De analyse is ontdekt in de 20ste eeuw.
De rol van diervoeding
Als we denken aan dierenvoeding is het heel typisch dat we willen dat met de voeding alle
fysiologische behoeften van een dier zijn voldaan. Hierbij denken we bijvoorbeeld aan de
lichaamstemperatuur die op peil gehouden moet worden, dat er voldoende energie en
voedingsstoffen zijn om te kunnen bewegen en te groeien, maar ook om te kunnen
produceren (vlees, melk, eieren) en uiteraard is de fysiologische behoefte om zich voor te
planten er ook.
Typische zaken waarmee we te maken hebben in dit vak zijn aandoeningen die ontstaan door
tekorten. Een voorbeeld van een tekort is een ontsteking van het neusgat bij een vogel door
een tekort aan Vitamine A. Door typische tekorten kunnen ervoor zorgen dat bepaalde
fysiologische behoeften niet meer kunnen plaatsvinden.
Een ander typisch voorbeeld dat we vaak zien in dierentuinen is hoef overgroei. Bij deze
aandoening zijn de hoeven, van bijvoorbeeld zebra’s, veel te lang en de vorm is niet correct.
Typisch zien we zo’n problemen als de dieren veel te veel zetmeel (korrels) of suiker (wortels)
krijgen en veel te weinig vezels (hooi) gaan opnemen.
Een schildpad kan omwille van een calciumtekort of een tekort aan vitamine D door voeding,
maar heel belangrijk kan dit ook te wijten zijn aan verkeerd of geen UVB licht.
Als nutritionist gaat men met nog veel meer andere aspecten rekening moeten houden dan
enkel de fysiologische behoeften van dieren. Het welzijn van een dier is veel breder dan enkel
voldoen van de juiste voedingsstoffen. Ook het welzijn van de mens kan in gedrang komen in
bepaalde aspecten. We moeten dus met veel meer zaken rekening houden.
, Kwaliteit voeding
Bij het maken van graskuil, maait men het gras en legt het op een hoop waar dat het stevig
wordt aangedrukt door er bijvoorbeeld over te rijden met tractors. Vervolgens wordt het
verpakt in plastic, hierdoor wordt het luchtdicht gemaakt en verdwijnt de zuurstof volledig.
Door het feit dat de zuurstof verdwijnt, ontstaat er een zuur milieu waarin het gras gaat
fermenteren omwille van bepaalde bacteriën die in de graskuil zitten. Die bacteriën gaan
zuren produceren waardoor het gras heel zuur wordt, dit zorgt ervoor dat men het gras heel
goed kan bewaren en de dieren vinden het ook heel lekker. Dit is dus een heel goede manier
om ruwvoeder te maken voor de winter.
Dit kan ook helemaal verkeerd gaan. Als het proces verkeerd verloopt doordat het
bijvoorbeeld niet volledig luchtdicht is, kunnen er schimmels ontstaan die bepaalde gifstoffen
produceren, waardoor het tamelijk gevaarlijk kan worden voor de dieren. Daarom is het ook
belangrijk dat we als nutritionist gaan kijken of de kwaliteit van de voeding voldoende is.
Een ander voorbeeld is dat rauw voeding voor honden en katten steeds populairder wordt,
maar het bijvoorbeeld Salmonella bevatten. Dit kan gevaarlijk zijn voor de dieren, maar zeker
ook voor de mensen want Salmonella is een zoönose.
Kostprijs
Voeding zorgt voor een heel grote hap uit het budget. We zullen leren dat we altijd moeten
trachten kwalitatieve voeding te zoeken, maar wel ook gerelateerd aan de kostprijs. Met
andere woorden trachten we te zoeken naar kwalitatieve voeding van redelijke prijs.
Belangrijk is dat een voeding niet altijd beter is, als het duurder is.
Dier zelf: rekening houden met
We moeten ook kijken naar andere behoeften dan puur energie en voedingstoffen. We
moeten kijken naar wat de behoeften zijn om het spijsverteringsstelsel goed te doen
functioneren, om natuurlijk eetgedrag te stimuleren, om de dieren een verzadigingsgevoel te
geven enzovoort.
Een voorbeeld hiervan is een Indische neushoorn die al enkele jaren geen nakomelingen had.
Men heeft de voeding aangepast van de typische groente korrels en hooi naar voeder waar
veel meer ruimte was voor blad aangezien die dieren heel veel blad eten in het wild. Men
heeft op die manier heel succesvol een prachtige nakomeling gekregen. We kunnen hieruit
concluderen dat ook al zat er voldoende eiwitten en vet in de voeding zat, was er een gebrek
aan structuur en aan vezel in het voeder.
Dit zien we ook bij konijnen. Konijnen die te weinig structuur krijgen, dus te weinig harde
vezels, gaan tandproblemen krijgen omdat de tanden blijven doorgroeien. Hooi is dus een
heel belangrijk voedermiddel voor konijnen. Geef je een konijn heel veel korrels en groenten,
gaan het minder hooi eten en krijgt het dier tandproblemen.
Dieren in het wild zullen vaak een heel groot deel van hun dag spenderen aan het zoeken van
voedsel, men noemt dit foerageren (of jagen). In gevangenschap en bij onze huisdieren kan er
heel snel verveling optreden. Er is veel te veel tijd waar ze niets mee kunnen doen, vandaar
dat er ook heel veel tijd aan verrijking besteed wordt in een dierentuin. Daarnaast is er ook de