Dit is een uiteenzettingen van de antwoorden op de examenvragen van het academiejaar voor het vak ethiek gedoceerd door Johan Stuy. De antwoorden zijn schematisch opgesteld om het studeren te bevorderen. De vragen gaan over de inleiding, de oudheid, de deontologische ethiek, het empirisme, het uti...
1) Leg het verschil tussen moraalfilosofie en moraaltheologie uit.
2) Wat verstaan we onder de descriptieve methode enerzijds en de normatieve methode anderzijds? Zijn er
overeenkomsten tussen beide methoden?
3) Bespreek drie kenmerken van het morele oordeel.
4) Bij de bespreking van de kenmerken van moreel oordelen hebben we aandacht besteed aan twee vormen
van tegenstrijdigheid tussen morele normen. Kan je dit uitleggen aan de hand van de voorbeelden uit de
cursus?
5) Welke aspecten van de dagelijkse omgangstaal bestudeert de meta-ethiek? Geef daarbij telkens toelichting.
Ethiek tijdens de Oudheid
6) Het mens- en wereldbeeld tijdens de Oudheid verschilt grondig van het moderne mens- en wereldbeeld. Leg
dit uit en benadruk de betekenis daarvan voor de ethiek.
7) Hoe word ik volgens Socrates een deugdzaam mens? Ontwikkel zijn redenering waarbij je ingaat op een
bepaald soort zelfkennis en een vorm van kritische dialoog.
8) Beschrijf de opvatting over de morele vorming van de ziel (de psyche of het zelf) en de opvatting van de Idee
van het Goede volgens Plato.
9) Aristoteles beklemtoont de specificiteit van de ethiek als discipline en de eigenheid van het moreel oordelen.
Leg uit.
10) Aristoteles gaat op onderzoek naar de ethische betekenis van het menselijk geluk. Enerzijds beschrijft hij de
bestaande opvattingen over geluk in de samenleving, anderzijds ontwikkelt hij een filosofische visie over het
geluk waarbij hij nader ingaat op het streven naar geluk aan de hand van een mens- en wereldbeeld. Werk
deze situering nader uit.
11) Zowel de karakterdeugd als de intellectuele deugd draagt bij tot de vorming van het moreel oordeel en de
juiste keuze. Leg uit wat we bij Aristoteles onder deze twee typen van deugd verstaan en hoe zij bijdragen
tot het vormen van het moreel oordeel en de juiste morele keuze?
12) Martha Nussbaum betoogt dat de aristotelische deugdethiek niet leidt tot relativisme, maar naar een ethiek
die aanspraak maakt op algemeengeldigheid en objectiviteit. Zij behandelt drie kritieken op de deugdethiek.
Formuleer één van de de kritieken en reconstrueer daarna het antwoord van Nussbaum op deze kritiek.
De deontologische ethiek en haar kritische erfenis
13) Wat verstaat Kant onder de ‘vrije wil’?
14) Beschrijf de drie formuleringen van de categorische imperatief en geef toelichting bij elke formulering.
15) Bespreek het voorbeeld van de toepassing van de categorische imperatief op het examenblad. (zie de
vier voorbeelden bij de uiteenzetting over Kant)
16) Wat verstaat Kant onder het postulaat van de vrijheid in de ethiek?
17) Ontwikkel de uitgangspunten van het dialectisch en historisch idealisme van Hegel. Noem vervolgens de drie
instellingen van de moderne maatschappij en hun betekenis voor de moraal. Geef ten slotte de kritiek van
Hegel op Kant.
18) Bespreek de opvatting van Marx over de arbeid. Volgens zijn mensbeeld en maatschappijtheorie maakt
de burgerij gebruik van een ideologie om haar belangen ten aanzien van de arbeidersklasse te
handhaven en te bestendigen. Wat betekent dit voor de morele waarden? Is het mogelijk om met Marx
ondanks zijn ontmaskering van de moraal toch nog tot een positieve visie op morele waarden te
komen?
19) Situeer de levensfilosofie van Nietzsche. Hij meent dat de crisis van de Europese waarden te wijten is
aan de ontwikkeling van een scheefgegroeide verhouding tussen natuur en cultuur enerzijds, en van
een slavenmoraal anderzijds. Zowel de moraalfilosofie vanaf Socrates als de joods-christelijke moraal
dragen verantwoordelijkheid voor dit nihilisme. Leg uit. Welk alternatief biedt Nietzsche aan? Is het
geloofwaardig?
,Empirisme en het utilitarisme
20) Volgens Hume kan je van feitenoordelen geen waardeoordelen afleiden. Leg uit.
21) Voor Hume zijn de morele oordelen gebaseerd op het gevoel en niet op de rede enerzijds, en op
historisch en maatschappelijk gegroeide conventies anderzijds. Leg uit.
22) Wat verstaat Hume onder rechtvaardigheid?
23) Leidt het standpunt van het empirisme bij Hume wel of niet tot relativisme en louter subjectivisme in de
ethiek?
24) Wat is utilitarisme?
25) Ga nader in op het actutilitarisme van Bentham. Hoe komen we volgens hem tot het juiste moreel
oordeel? Wat verstaat hij onder het ‘grootste geluk van het grootste aantal’? Bespreek mogelijke
moeilijkheden om dit voorschrift toe te passen.
26) Wat verstaat Bentham onder de genotscalculus? Werk uit aan de hand van een voorbeeld. Voeg er een
kritische beschouwing aan toe.
27) Het hedonistisch utilitarisme van Stuart Mill streeft niet alleen naar de maximalisering van de kwantiteit
van het geluk, maar ook naar de kwaliteit van de ervaring van geluk. Leg uit.
28) Wat betekent vrijheid van het individu voor Mill? Is de individuele vrijheid absoluut of heeft de
gemeenschap/de overheid het morele recht om de vrijheid van het individu in te perken?
Leg uit.
Hedendaagse ethiek
29) Wat verstaat Heidegger onder de eigenlijke zijnswijze? Licht toe aan de hand van de begrippen geweten,
schuld en zijn-tot-de-dood.
30) Wat verstaat Jean-Paul Sartre onder existentialisme? Ga nader in op zijn opvatting over
verantwoordelijkheid.
31) Formuleer het morele dilemma betreffende euthanasie bij de ernstig dementerende persoon. Bespreek het
standpunt van Ronald Dworkin en voeg er één kritische beschouwing aan toe.
, H1: INLEIDING
1. Leg het verschil tussen moraalfilosofie en moraaltheologie uit.
Moraal: mensen beoordelen HANDELINGEN in termen v GOED & SLECHT
Bep handelingen goedkeuren >< afkeuren via CULTUREEL & SOCIAAL GEVESTIGDE OPVATTINGEN
zijn ALGEMEENGELDIG: w in verschillende situaties gebruikt
Bv slavernij is slecht >< gelijkheid is goed
Moraalfilosofie (of ethiek) = reflectie over de moraal.
Onderzoekt kritisch en methodisch alle aspecten vd moraal
Zeden en gewoonten
Morele attitudes
Waarden en normen
Morele principes
Morele gevoelens
Morele argumentatie
Morele handelingen
Morele beoordelingen
Wil inzicht krijgen in NOTIES
Wat zijn de kenmerken van deze noties?
Hoe w het onderscheid tss goed en slecht gemaakt met deze noties?
Hoe w deze noties geïnterpreteerd & toegepast in de realiteit
W door mensen van gemeenschap zelf vastgelegd en gecontroleerd
Morele oordelen = geldig door criteria van rationele mensen vd gemeenschap
= een HUMANTISCHE opvatting mens = schepper van waarden
MAAR waarden zijn begrensd WANT zijn menselijke scheppingen
!! TOCH streeft mens naar hoger ideaal (bv inzetten voor welzijn v ander)
Moraaltheologie vertrekt vanuit GEOPENBAARDE WAARHEDEN VE GOD
Morele oordelen = geldig door openbaring ve god of heilige persoon
Mens = NIET schepper v waarden (= God)
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper selena106. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,99. Je zit daarna nergens aan vast.