ONCOLOGICAL DISORDERS
NEVENEFFECTEN VAN BEHANDELING BIJ KANKER
1. INLEIDING
Meer en meer patiënten overleven kanker omwille van betere screening en betere chirurgische methoden,
maar dit zorgt ervoor dat er wel meer patiënten zijn die de comorbiditeiten van kanker moeten ervaren en
overleven.
De meest voorkomende ‘late gevolgen’ van (de behandeling van) kanker zijn vermoeidheid, verminderde
lichamelijke conditie, seksuele problemen, cognitieve problemen zoals concentratie en
geheugenproblemen, maar ook psychosociale factoren zijn niet te onderschatten. 3% van de patiënten krijgt
secundaire tumoren tgv de behandeling.
De impact van deze neveneffecten op dagelijks functioneren is zeer groot, vooral werk/school, sport en
relatie gerelateerd. Patiënten kunnen genezen en hun omgeving kan denken ‘het is allemaal niet zo erg
meer’, maar ze kunnen nog van vele zaken last hebben.
2. ACUTE GEVOLGEN DOOR BEHANDELING
2.1. Operaties
Neveneffecten (zoals littekenweefsel, wondvocht, fibrose, weefselspanning en een beschermende houding) na
mastectomie zijn zeer normaal om te hebben na operatie. Dit is een deel van het genezingsproces, maar het
is belangrijk om te vertellen aan deze patiënten dat deze gevolgen niet langdurig aanwezig blijven maar
nodig zijn om te genezen.
2.2. Bloeding na operatie
Bloedingen komen 2-5% voor, voornamelijk 24-48u na de operatie.
Symptomen Behandeling
Ecchymosis Conservatief: compressie verband, exacyl,
Hematoom/ hemorraghie follow up
Drainage bloed via wond of drain
Operatief: revisie
Hemodynamische invloed
2.3. Infectie na operatie
Een infectie komt bij 5-10% van de gevallen voor, meestal pas > 72u na de operatie.
Symptomen Behandeling
Zeurende pijn
Kweek van serumvloeistof via punctie
Dolor, calor, rubor, tumor
Drainage troebel vocht
Antibiotica
Algemene malaise
Analgesie, NSAID
OPM.: Er is een verschil tussen infectie vrije seroma (= fluid accumulation op chirurgische plaats zonder
infectie) en infectieus seroma (= AB opstarten).
1
, ONCOLOGICAL DISORDERS
2.4. Problemen met wondheling
Problemen met wondheling komen vooral voor na een vorige behandeling met radiotherapie of
chemotherapie. Meestal gaat dit gepaard met infectie, hematoom of seroma (=opstapeling van wondvocht op
plaats van operatie dat zelf na 2-3 weken verdwijnt).
Wondheling gaat trager wanneer er veel fibrose is, veel littekenvorming, infecties, seroma, … Ook opening
van de wonde kan slecht zijn omdat dit voor veel extra littekenvorming zorgt.
Symptomen Behandeling
Conservatief: debridement, flaminal
hydro/forte, tweede ‘surprise’
Dehiscentie (=spontaan opengesprongen
wond)
Operatief: debridement, tweede hechting
Conservatief: eosin, mepitel, droge en
Vorming van korsten
aseptische wondzorg
2.5. Seroma vorming
Symptomen Behandeling
Zwelling
Punctie bij twijfel
Roodheid
Fluctuatie
Cultuur punctie van vocht: AB opstarten
Geen koorts of algemene malaise
2.6. Radiotherapie
Neveneffecten van radiotherapie bij patiënten met borstkanker kunnen pijnlijk zijn met als gevolg dat
mobilisatie van de arm moeilijker gaat. Wondheling lost deze problemen wel op na een tijd, maar in het
begin is het moeilijk om dan de arm te mobiliseren.
Neveneffecten van radio therapie:
★ Brandwonden
★ Vertraagde wondheling
★ Haarverlies
★ Fibrose van zacht weefsel
★ Oedeem
★ Immunosuppressief
2
, ONCOLOGICAL DISORDERS
Vroege gevolgen (<3M) Late gevolgen (>3M)
= reversibel = irreversibel
Huidproblemen (*) Soft tissue verharding (**)
Oedeem borst Lymfeoedeem
Oesophagus schade Schade aan hart en longen
Pijn door zenuwschade
Vermoeidheid
Secundaire tumoren
(*) Huidproblemen:
Acuut (1-4M) = schilfering, genezing van oppervlakkig weefsel
Sub – acuut (4-12M) = micorcellulaire veranderingen, fibrose van bloedvaten en lymfevaten, adhesies
Chronisch (1-8J) = progressieve immobiliteit en adhesie van weefsel
(**) Soft issue problemen:
Volume verlies, oedeem van borst, teleanginctasie, progressieve fibrose, spiermassa verlies,
spiercontracturen, ribfracturen (CAVE: manipulatie!)
OPM.: Proton radiotherapie is een betere behandeling dan normale radiotherapie voor het voorkomen van
deze late gevolgen, maar is zeer duur en niet effectiever op vlak van mortaliteit! De stralingen zijn veel meer
getarget op een exacte locatie bij proton radiotherapie, waardoor gezond weefsel wordt gespaard van
schade. Hierdoor komen secundaire tumoren minder voor.
Naast borstoedeem kan een patiënt ook het tegenovergestelde ervaren, namelijk een gekrimpte borst
door weefselfibrose. Normaal heb je de fases van wondheling en stopt dit proces (=fading out) maar bij
radiotherapie blijft dit proces doorgaan door de aanwezigheid van radicalen. Bij een normale
inflammatoire respons veranderen fibroblasten naar myofibroblasten die collageen en elastine
produceren. Door radiotherapie blijven de myofibroblasten aanwezig en verdwijnen deze niet. Dit zorgt
voor krimping van de borst door contracturen (door die myofibroblasten) en overproductie van collageen
wat het weefsel harder maakt. Voorlopig is hier nog geen behandeling voor.
3
, ONCOLOGICAL DISORDERS
2.7. Chemotherapie
Gevolgen van chemotherapie zijn:
- Anorexia - Beenmerg suppressie
- Nausea - Neuropathieën
- Overgeven - Flebitis
- Diarree - Alopecia
- Ulcers - Cardiotoxiciteit
2.7.1. Chemotherapie geïnduceerde neuropathie
Neuropathie als gevolg van chemotherapie komt in bovenste ledematen 4,9% voor, in onderste ledematen
27% en combinatie van beide komt 68,1% voor. Chemo zorgt voor schade aan de perifere zenuwuiteinden
wat kan leiden tot gevoelloosheid, maar ook pijnlijke neuropathieën. Als dit aanwezig is, kan pijnmedicatie
gegeven worden maar de enige manier om dit te vermijden zijn ijshandschoenen en ijsschoenen om
vasoconstrictie van bloedvaten te krijgen. Dit zorgt dat chemoproducten de zenuwuiteinden niet gaan
aanvallen.
Risicogroepen zijn patiënten met diabetes, vorige perifere neuropathie, alcohol en aanwezigheid van
andere neuromusculaire aandoeningen.
Side-note: Immunotherapie is enorm aan het opkomen als behandeling omdat dit minder bijwerkingen
heeft, want het is heel duidelijk getarget. Het ziet er dus veelbelovend uit, hoewel er wel nog onderzoek
moet worden gedaan naar late effecten van de therapie.
3. ALGEMENE CARDIOVASCULAIRE DECONDITIONERING
3.1. Chemotherapie
Na borstkanker is er een incidentie van 2,1% bij hartfalen en tot wel 50% voor een daling van de LVEF (=linker
ventrikel ejectiefractie). Dit komt vaak door daling van LVEF. In de eerste maanden kan deze daling in
cardiovasculaire capaciteit asymptomatisch zijn, maar later treden wel symptomen op. Progressieve daling
in LVEF leidt dan tot hartfalen.
Het mechanisme hierachter is vorming van chemische bestanddelen die O2 bevatten (reactieve
zuurstofverbindingen) die schade toebrengen aan de cel waardoor myocardiale cellen afsterven. Dit zorgt
voor daling in pompcapaciteit.
4