2.3 De erfenis van de Verlichting
In 1815 werd Napoleon definitief verslagen bij Waterloo en vond daarna het Congres van Wenen
plaats. Hierin werden twee afspraken geplaatst:
1. Machtsevenwicht in Europa door landgrenzen te verleggen.
2. Koningen of keizers kwamen weer aan de macht. Dit is een voorbeeld van het conservatisme.
Toch bleven in sommige landen, waaronder het Koninkrijk der Nederlanden, veel maatregelen uit de
Franse tijd van kracht, zoals de Codé Napoleon: volksvertegenwoordiging (kiesrecht zeer beperkt) en
de koning was wel gebonden aan de grondwet.
In de 19e eeuw ontstonden er nieuwe politieke stromingen, als reactie op de industrialisatie,
urbanisatie en de sociale kwestie. Dit is een vraagstuk van de armoede en slechte leef- en
werkomstandigheden van de arbeiders in de 19e eeuw. Deze stromingen gebruikten veel van de
idealen van de Verlichting en probeerden met nieuwe revoluties de Restauratie te stoppen.
Het liberalisme is een politieke ideologie die een grote vrijheid voor individuele mensen voorstaat en
wil dat de overheid zich zo min mogelijk met de samenleving bemoeit op zowel economisch als
sociaal-cultureel gebied. De overheid moet, door orde en veiligheid te verschaffen, ervoor zorgen dat
de individuen zich kunnen ontplooien. In de 19 e eeuw streden liberalen voor gelijke burgerrechten,
gelijkheid voor de wet en uitbreiding van het kiesrecht voor rijke mannen. Deze stroming leefde vooral
onder de bourgeoisie, de gegoede burgerij.
Bij het Congres van Wenen werd België bij Nederland gevoegd. Rond 1830 voelden de zuidelijke
provincies (het huidige België) in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden zich niet meer thuis in dit
koninkrijk door:
1. Taal: er moest overal Nederlands worden gesproken.
2. Godsdienst: het zuiden was katholiek en noorden protestants.
3. Staatsschuld: werd samengevoegd. De Nederlandse staatsschuld was groter dan die van België.
De zuidelijke provincies, waar veel liberalen woonden, wilden vrijheid en dat het parlement meer
macht zou krijgen. Koning Willem I had volgens hen te veel macht. De bevolking kwam in 1830 in
opstand tegen de Nederlandse koning Willem I. In 1839 erkende koning Willem I onderdruk door de
Conferentie van London de Belgische onafhankelijkheid.
Rond 1848 heerste er onvrede onder de bevolking, omdat zij geen inspraak hadden in de wijze
waarop het land werd bestuurd. Voornamelijk rijke burgers en goed opgeleide burgers wilden graag
meebeslissen. Er was wel een parlement met ministers om koning Willem II te adviseren, maar ook zij
hadden weinig te vertellen. In omringende landen waren er ook revoluties uitgebroken tegen vorsten
en werden deze afgezet.
Uit angst dat deze revoluties ook in Nederland uit zouden breken, besloot Willem II om liberaal te
worden. Hij besloot om een deel van zijn macht af te staan aan het parlement. Willem II liet hiervoor
door Thorbecke in 1848 een grondwet opstellen. Hierin werd vastgelegd dat het parlement meer
zeggenschap zou krijgen in het besturen van het land. De ministers moeten vanaf 1848
verantwoording afleggen aan de Eerste en Tweede Kamer, in plaats van de koning. Aangezien het
parlement het volk vertegenwoordigt, werd de macht in handen van het volk gelegd.
Het nationalisme is een politieke stroming gebaseerd op het idee dat mensen trouw zijn aan de eigen
staat, natie of volk. In de 19e eeuw groeide het nationalisme onder invloed van de ideeën van
Rousseau en de veroveringen van Napoleon. Het nationalisme leidde ook tot de onafhankelijkheid van
nieuwe landen, zoals Roemenië en Servië.
Nationalisten creëerden een eenheidsgevoel onder de burgers en gingen op zoek naar zaken die de
eenheid tussen de burgers versterkten, zoals taal, cultuur en een gedeeld roemrijk verleden. De mate
van samenhang die binnen een staat werd ervaren hing voor een groot deel af van het aantal volkeren
binnen die staat. Hoe meer volkeren met verschillende culturen, talen en godsdiensten binnen een
staat, hoe moeilijker het is om samenhang te krijgen.
Een voorbeeld was dat Pruisen alle Duitstaligen in één natiestaat wilde verenigen. Het nationalisme
werd later door machthebbers gebruikt om hun macht te behouden en om de eensgezindheid onder
de bevolking te vergroten.
, Het socialisme is een maatschappelijk systeem dat is gebaseerd op gelijkheid, sociale
rechtvaardigheid en solidariteit, met een eerlijke verdeling van macht en goederen en een sterke rol
van de staat. Socialisten vonden gelijkheid belangrijk en wilden af van de sociale verschillen. Het
socialisme leefde vooral onder de arbeiders. Karl Marx was de grondlegger van het socialisme. Hij
beargumenteerde dat een klassenstrijd de samenleving verdeelde. Deze klassenstrijd zou volgens
Marx eindigen met een revolutie, waarin de arbeiders in opstand zouden komen en de macht zouden
overnemen van de bourgeoisie. Productiemiddelen en politieke macht zouden daarna bezit zijn van de
gemeenschap.
Manieren om klasseloze samenleving te bereiken:
1. Anarchisten: tegen bestaan regering, willen kleine groepen in samenleving en werd politiek niet
belangrijk vooral vanwege aanslagen.
2. Communisten: willen door een revolutie de macht aan de arbeiders geven en houden vast aan de
ideeën van Marx. Communisten komen aan de macht in de SU, China en Cuba. Tegenwoordig ook
Noord-Korea.
3. Sociaaldemocraten: arbeiders meer rechten geven en kiesrecht, geen revolutie om het beter te
krijgen. Dit gebeurde in West-Europa.
Hierna kwam het feminisme op. Feministen werden steeds bewuster van de positie van de vrouw en
waren bereid zich ook te organiseren in vakbonden. Het doel was om gelijke rechten voor vrouwen te
krijgen. In de tweede helft van de 19 e eeuw ontstonden in Europa deze bewegingen door welgestelde
vrouwen en mannen. Vanwege het burgerlijke gezinsideaal, hadden weinig mensen hier oor aan.
Werkende vrouwen werden vooral in lagere klassen gevonden. In de 19 e eeuw draaide het vooral om
kiesrecht, hoger onderwijs voor vrouwen, prostitutie, drankmisbruik en opvoeding. In 1919 kregen
vrouwen in Nederland kiesrecht. Een belangrijke feminist was Aletta Jacobs. Zij was de eerste vrouw
in ons land die een universitaire studie had afgerond.
In de 19e eeuw kwamen ook conservatieve en confessionele geluiden op. Dit waren vooral mensen
met een religieus en aristocratisch gedachtegoed. Aristocraten wilden een regeringsvorm waarbij de
macht in handen was van een klein groepje mensen met veel geld en status. Conservatieven zagen
de Franse Revolutie als iets verschrikkelijks, want ze wilden vooral alle houden zoals het was. Tenzij
de verandering heel langzaam ging. Confessionelen baseerden hun politieke denkbeelden op het
christendom. Door enerzijds opkomen van het liberalisme en socialisme en anderzijds het wegzakken
van het conservatisme, kreeg het confessionalisme tegen het einde van de 19 e eeuw steeds meer
ervaring.
De conservatieve en confessionele waren geen fan van de opkomende politieke stromingen. Zij
boden, via o.a. conservatieve en confessionele politieke partijen, tegen stand tegen uitbreiding van het
kiesrecht. Door de sociale kwestie begonnen confessionalisten en conservatieven eind 19 e eeuw na te
denken over de christelijke-sociale politiek. Zo wilden zij zwakkeren in de samenleving ondersteunen.
In 1879 werd de eerste politieke partij van Nederland opgericht: de ARP (Anti Revolutionaire Partij),
een conservatief-christelijke partij.
3.1 China en het Modern Imperialisme
In China was in de 19 e eeuw de macht in handen van de laatste keizerlijke Qing-dynastie. Zij
heersten op absolutistische wijze. Volgens de Qing keizers werd hun macht aan hen gegeven vanuit
de hemel, de ‘Hemels Mandaat’.
Het centrale gezag werd volgens het confucianisme uitgevoerd. Een leer dat draait om goed gedrag,
de gedachte dat maatschappelijke problemen zouden verdwijnen zolang iedereen zich op correcte
wijze gedroeg. Vanuit het confucianisme werden verschillende gedragsregels voorgeschreven: lager
geplaatsten moesten gehoorzaam zijn aan de hoger geplaatsten. China was opgedeeld in gebieden,
die weer waren opgedeeld in kleineren gebieden. Hierdoor waren een groep ambtenaren,
mandarijnen, die de keizer ondersteunden. Om mandarijn te worden moest je een ingewikkeld en
kostbaar examenprogramma doorlopen. Vanwege dit examen vormden de mandarijnen een
bevoorrechte klasse. De hiërarchie was erg duidelijk. De keizer bestuurde China eeuwenlang vanuit
één centraal punt.
Ondanks dit kregen de Qing-keizers in de 19e eeuw last van economische en politieke problemen wat
hun positie verzwakte. Door ene sterke bevolkingsgroei brak er hongersnood uit en er was last van
corruptie door ambtenaren. Maar ook was er een dreiging voor de keizerlijke macht door het modern
imperialisme.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Evavdtoorn. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,49. Je zit daarna nergens aan vast.