MEDIA-EFFECTEN
College 1
Wat zijn media-effecten?
Sociale of psychologische responsen of reacties bij individuen, dyades, kleine groepen, organisaties of
gemeenschappen. Die responsen komen als er een gevolg van blootstelling aan mediaboodschappen,
het verwerken van mediaboodschappen of handelen als gevolg van mediaboodschappen.
(Weten welk weer het gaat worden omdat je het hebt gehoord via het weerbericht of via iemand
anders die naar het weerbericht heeft gekeken. Zelfs welke kleren je draagt, wordt mee bepaald door
de media.)
Mensen creëren zelf een bepaald wereldbeeld van verschillende zaken door media, bv. hoe je denkt
dat het eraan toe gaat in de gevangenis ten opzichte van de werkelijkheid.
Doelen van de wetenschap
1. Voorspellen
= zeggen wat er in de toekomst gaat gebeuren
Mensen baseren hun gedrag daarop
Media-effecten, bv. voorspellen welke kinderen vatbaar zijn voor geweldeffecten
MAAR beperkingen aan voorspellingen
2. Verklaren
= in bredere context plaatsen (proberen begrijpen hoe het komt dat er fenomeen A is, en
fenomeen B daarop volgt?)
Worden voortdurend verder opgebouwd
Media-effecten, bv. verschillende verklaringen voor geweldeffect
3. Begrijpen
= de volgorde kennen van causale gebeurtenissen
Komt voort uit een goede verklaring
Mediaeffecten, bv. welke verschillende stappen tussen blootstelling en gedrag?
4. Controleren
= gevolg van voorspellen, verklaren en begrijpen
= de bredere context van wetenschappelijk onderzoek
Media-effecten, bv. ratingsystemen films of games: ‘dit is niet geschikt voor kinderen onder
de 12 jaar’
Hoe worden de doelen van wetenschap bereikt?
1. Theorie
Theorie vs. idee
Meer dan 1 statement (uitgewerkte set van uitspraken)
1
, Kernconcepten bepalen en hun relaties
Hypotheses die getest kunnen worden
Wisselwerking tussen theorie en data van wetenschappelijk onderzoek
2. Falsifieerbaarheid
Je moet op voorhand kunnen zeggen welke bevindingen ervoor zorgen dat de hypothese fout
is.
Iets in stellingen gieten, waarbij je vervolgens kan nagaan of ze waar of niet waar zijn.
Bv. Alle zwanen zijn wit
H: de volgende zwaan die je ziet is wit
O: de zwaan is wit
→ H is bevestigd
3. Creativiteit
Theorie wordt door mensen gemaakt, die ook ooit student waren
Mensen zijn meer geneigd ze ernstig te nemen als ze logisch lijken
4. Generaliseerbaarheid
Wetenschap zoekt naar algemene patronen
Zo weinig mogelijk variabelen om te verklaren
Case studies zeggen weinig over algemene patronen
Die algemene patronen als kennis verspreiden helpt veel meer
5. Objectieve waarheid ontdekken
“Er is geen objectieve waarheid”
Media heeft invloed op kinderen, of media heeft geen invloed op kinderen
Betekent niet dat die invloed op alle kinderen hetzelfde is!
6. Sceptisch blijven
Altijd mogelijkheid tot controverses
Er zijn geen definitieve conclusies (nooit het gevoel hebben dat we 100% zeker zijn dat we het
gevonden hebben)
Maar consensus groeit naarmate meer onderzoek gedaan wordt
Toekomst van media-effectenonderzoek
Ondertussen duizenden studies naar effecten van media op attitudes, gedrag en cognities
Meta-analyses: consistente effectgroottes
Bv. gewelddadige videogames r= .08 -.19
Bv. gezondheidscampagnes rond .20
Bv. Lichaamsbeeld rond .20
Maar wat is de theoretische en praktische waarde?
Het probleem met kleine effectgroottes in media-effectenonderzoek
We zijn er altijd open over geweest = positief MAAR te veel nadruk op het falen om een effect
te vinden = afstoten interesse journalisten en politici
Tegenstrijdige visies over media-effecten (Cfr. Geschiedenis van Magic Bullet tot limited-
effects perspective)
Gaat in tegen dagelijkse ervaring: veel voorbeelden te vinden van sterke media-effecten
→ blijvend stilstaan bij de vraag of kleine effecten een goede representatie zijn van de realiteit
2
,1. Verbetering meetinstrumenten
PROBLEMEN:
Weinig consensus: soms meer dan 100 verschillende manieren om één concept te meten
Moeilijk om te meten wat we moeten meten binnen media-effectenonderzoek
Veel gebruik van zelfgerapporteerde data
Cognitieve problemen: herinneren
Motivationele problemen: sociaal wenselijke antwoorden
Nieuwe mediatechnologieën
Mediagebruik kan overal, ieder moment, simultaan
OPLOSSINGEN:
Geen globale bloostelling meten, want media-effecten zijn niet globaal
Liever specifiek op bepaalde media-inhoud, bepaald medium of technologie
Aanvullen met inhoudsanalyse
Specifieke metingen
Specifieke titels of inhoud (bv. politiek nieuws)
Kan aangevuld worden met inhoudsanalyse
Metingen van herkenning i.p.v. herinnering
Minder motivationele problemen
Alleen als de populatie boodschappen niet te groot is
Opletten voor false recognition
Werken aan validatie van methoden → standaardisatie
2. Meer aandacht voor conditionele media-effecten
Geen gelijke ontwikkeling media-effecten voor iedereen
Wel erkend in theorie, maar niet altijd in het onderzoek
PROBLEMEN:
Individuele verschillen worden aanzien als ruis
Bv. experiment: individuele verschillen uitschakelen door random selectie
Toegevoegd als covariaten/controlevariabelen, niet als variabelen die interacties
veroorzaken
Kan verklaren waarom effecten in voorgaand onderzoek klein waren
OPLOSSING:
Specifieke hypotheses over bij welke specifieke groep mensen effecten verwacht worden
3. Meer cumulatieve theorietesten
Mediatheorieën: de effecten worden gemedieerd door de manier waarop de boodschap
verwerkt wordt
PROBLEMEN:
Onderzoek doet dit niet
Bv. onduidelijk welke effecten van welke soorten media geweld welke types agressief
gedrag beïnvloeden en welke cognitieve, fysiologische en emotionele processen dit
verklaren
Komt deels doordat theorieën de processen niet voldoende specifiëren
Weinig toegankelijkheid tot de theorieën
4. Erkenning van transactionele media-effecten
PROBLEMEN:
Conceptualiseren media-effecten als éénrichtingsverkeer: oorzaak → gevolg
OPLOSSING:
Rekening houden met transactionele modellen: gevolg heeft weer een invloed op de oorzaak
(het is complexer dan ‘oorzaak → gevolg’; effecten spelen op elkaar in als een soort spiraal)
3
, 5. Nieuwe media = nieuwe theorieën en onderzoek
PROBLEMEN:
mass self-communication: media inhoud is geen éénrichtingsverkeer meer → self generated
media effects (direct/indirect)
OPLOSSING:
Focus niet alleen op de receptieprocessen, ook op de productieprocessen
College 2: Agendasetting
Waarover we denken (niveau 1: thema’s/topics)
(Nieuws)media bepalen niet wat we denken, maar wel waarover we denken
Ze beïnvloeden de saliëntie van onderwerpen op de publieke agenda
Dit is de 1e stap in de vorming van publieke opinie
Onderwerpen ‘strijden’ om saliëntie; slechts enkele zijn succesvol
→ Agenda-setting: ‘mensen vinden dingen belangrijk/denken over sommige dingen wel en over
andere dingen niet na en media speelt daarin een rol’
Historische context
1940, Lazarsfeld, limited effects model → jaren ’60
Maar in die context krijgen ideeën van Walter Lippmann (1922, Public Opinion) voet aan de
grond: we kennen de wereld niet, we maken een afspiegeling van de wereld in ons hoofd. De
wereld is niet rechtstreeks kenbaar of ervaarbaar. In onze complexe samenleving kan je niet
anders dan de wereld proberen vatten via hetgeen je toegeworpen krijgt, zoals media.
Presidentsverkiezingen 1968, Studie McCombs & Shaw (1972): media prioriteren
campagnethema’s
Survey bij onbesliste kiezers: rangschikking van thema’s naar het belang dat ze eraan hechten
→ Overeenkomst tussen belang van de thema’s en aantal nieuwsverhalen over die thema’s
Selectieve perceptie als alternatieve hypothese: mensen gaan enkel lezen wat ze belangrijk
vinden, wat op termijn leidt tot journalistiek die hierop inspeelt en hier vervolgens meer
aandacht aan geeft. (minder steun voor deze hypothese)
425 studies
Presidentsverkiezingen ‘76 → 9 verschillende metingen bij het publiek: “wat krijgt er meer of
minder aandacht?”, “Wat vinden jullie belangrijke thema’s?” → Nieuwsmedia brengen een mix
van thema’s aan bod en die geraakt geleidelijk aan gereflecteerd in wat mensen meer of minder
belangrijk vinden
Niet beperkt tot verkiezingscontext
Winter & Eyal, 1981: “hoeveel aandacht geeft de New York Times aan de
burgerrechtenbeweging?” → burgerrechten ~ NY Times: r=.71
Niet beperkt tot VS
Peter (2003): aandacht voor EU in 14 lidstaten → in landen waar meer aandacht wordt
geschonken aan de EU, vindt het publiek de EU ook belangrijker
Ook evidentie in labo-experimenten
Journaals werden ‘gehermonteerd’ om de klemtoon te manipuleren
4