Deel 1:
- Taalbeschouwing
Deel 2:
- Van goede boeken naar
goede taalactiviteiten
Deel 3:
- Meertaligheid
Deel 4:
- Talensensibilisering
Fee Wautelet
Karel De Grote
Hogeschool
SAMENVATTING TAAL 2
2022-2023
, Samenvatting Taal 2 Karel De Grote Hogeschool Fee
Wautelet
DEEL 1: TAALBESCHOUWING
INLEIDING
Taalbeschouwing: nadenken over taal
We moeten kleuters vaardig maken in het beschouwen van taalgebruik en taalsysteem.
1 TAALBESCHOUWING BESCHOUWD
Kleuters:
Zijn actieve werelddenkers
- Ze zijn geboeid door wat er rondom hen gebeurt.
- Ze proberen die gebeurtenissen te doorgronden, ze gebruiken hiervoor taal.
Denken na over taal
- Er valt heel wat te ontdekken over taal.
- Kleuters zijn enorm geïnteresseerd in taal en taalgebruik.
- Ze vragen zich af hoe taal in elkaar zit.
Kleuters hun mondelinge taalvaardigheid ontwikkelt zich in de differentiatiefase.
Differentiatiefase:
ligt binnen de fasen van taalontwikkeling (Deel 3: meertaligheid).
Vanaf 2,5 jaar tot 5 jaar en in deze fase gaan ze korte woorden samenvoegen (om eventueel een korte zin te
vormen.)
Voortalige fase Vroeg talige fase Differentiatie fase Voltooiingsfase
1ste levensjaar 1 - 2,5 jaar 2,5 – 5 jaar 5 jaar en ouder
Brabbelen eenvoudige woorden, ze Losse woorden en vaste Korte woorden worden Langere zinsvorming.
begrijpen zinnen. uitdrukkingen. Hun begrip neemt samengevoegd. (Eventueel korte
toe. zinsvorming. Bv: Mama ik heb honger. Mag ik
Bv: Neh, Prrr Bv: Koek! Kijk mama! Bv: Mama, mag ik een koek? een koek eten?
Taalbeschouwing
De overkoepelende term voor activiteiten in de klas waarbij er gereflecteerd wordt op aspecten van taal.
We staan stil bij vragen zoals:
- Hoe functioneert taal als mensen communiceren?
- Hoe wordt taal gebruikt als mensen lezen, spreken, luisteren en schrijven?
- Hoe zit taal in elkaar?
Over taalbeschouwing nadenken wordt opgesplitst in 2 delen
1. Taalsysteem
2. Taalgebruik
1.1 Taalsysteem
, Samenvatting Taal 2 Karel De Grote Hogeschool Fee
Wautelet
Stilstaan bij het vormelijke aspect van taal (regels van taal: zinnen, klanken, woorden…)
Klanken: Oefenen op het herkennen van dezelfde klanken. Als ze ouder worden kunnen ze woorddelen en
aparte klanken leren hakken en plakken.
Letters: Visuele beeld dat aan een klank vasthangt. Ze leren wat een letter is, en hoe sommige letterbeelden
eruitzien. (Schrijven hoort hier niet bij, schrijven hoort bij beweging.)
Woorden: nadenken over de betekenis van woorden en denken over de vorm van woorden. Samenstellingen
maken, woorden verkleinen, gekke woorden verzinnen…
Zinnen: Leren wat zinnen zijn, dat er korte en lange zinnen bestaan. Dat zinnen bestaan uit woorden die achter
elkaar zijn geplaatst.
Teksten: Leren dat er verschillende soorten teksten zijn. Verhalende prentenboeken zijn een soort, maar
informatieve boeken ook. Een tekst krijgt vaak een titel.
1.2 Taalgebruik
Kan ook beschouwd worden, net zoals bij taalsysteem. Ze leren een communicatieve situatie beschouwen
a.d.h.v. componenten. Dit voor schriftelijke- en mondelinge communicatie.
Componenten om taalgebruik te beschouwen:
- De zender
- De boodschapper
- De ontvanger
- Waarover? (Verwijzing van de boodschap, waarover gaat het?)
- Hoe? (Manier waarop er gecommuniceerd wordt.)
- Omstandigheden waarin gecommuniceerd wordt.
- Weg en middelen van communicatie
- Effect (de reactie, het effect op die communicatie.)
1.2.1 Mondeling taalgebruik
Kleuters leren kennen dat er vreemde talen en dialecten bestaan, dat 1 ding soms meerdere benoemingen
krijgt. (Grootmoeder: Oma, Moeke, Omi, Mamie, Moetie, Titti…)
Ze leren kennen dat het gebruik van mondelinge taal per situatie zich kan aanpassen. (Communicatieve
situatie). Bv. een heks spreekt anders dan de droomprins in een sprookje. Zo leren de kleuters dat er voor
verschillende contexten, verschillende mondelinge taal gebruikt wordt. Mimiek speelt ook een grote rol bij een
vertelling van een verhaal bijvoorbeeld.
TIPS PRAKTIJK: Een poppenspel, een rollenspel of een verteltafel voorzien. Dit biedt de mogelijkheid om
verschillende vormen van mondelinge taal te gaan ontdekken.
1.2.2 Schriftelijk taalgebruik
Ontdekken wat de eigenschappen van schriftelijke taal zijn. (Boodschappenlijstjes, uitnodigingen, … Maar ook
de emoties dat een personage kan hebben. Hoe zie je dat hij bang, boos of blij is?