Economie
0. Inleiding
Waarom economie studeren? Waarover gaat economie?
- Globalisering ( uitwisseling van mensen ,geld, goederen. Wereldwijd, heeft gezorgd voor onderlinge
relaties)) heeft tot een zeer economische groei geleid. Toenemende Urbanisatie ( toenemende
concentratie van bevolking in stedelijke gebieden) technologie, planeet( disruptie= verbreken), mens
- Hulp bij het nemen van beslissingen
- Een beter begrip van wereldproblemen actuele problemen: armoede, honger, invloed opkomende
economieën,
aantal bedenkingen
➔ hoe komt het dat bepaalde problemen toch niet opgelost worden?
➔ Filosofische bedenkingen (sociaal, liberaal…)
➔ Global citizen ( bestrijden van extreme armoede, ontwikkelingsproblematiek)
- Beter voorkomen van toekomstige problemen bv: financiële crisissen, milieuproblemen
- Economie is belangrijk voor het dagelijks leven
- Economen proberen het economisch leven in goede banen te leiden.
Taxshift → producten duurder maken, belastingen op loon veranderen naar belastingen op consumenten.
Deflatie→ algemene prijsdaling
Inflatie → algemene prijsstijging (op dit moment) → economie leeft op
Brexit → Groot-Brittannië uit Europese Unie
Rentevoeten laag → bedrijven meer investeren, economie laten draaien, ECB (Europese Centrale Bank): banken lenen aan 0%, economie
stimuleren.
- Economen proberen het economisch leven in goede banen te leiden!
nieuw−oud
Formule voor % te bereken : 𝑋 100
oud
Het economisch nut van onze ontlasting → Amsterdam →ontlasting uit rioolwater om grondstoffen aan kunstmestfabrikanten te
verkopen.
0.1. Doel van de economische wetenschap
Het nut van economische analyse is het gevolg van de spanning die ontstaat tussen enerzijds de individuele en
collectieve behoeften van een samenleving enerzijds en anderzijds de schaarse beschikbare middelen →
keuzeprobleem tussen middelen( schaarse , beperktheid van ons inkomen) en behoeften
▪ Behoefte (worden niet onderzocht op hun morele waarde)
▪ Schaarse middelen (beperktheid van ons inkomen)
Student kost overheid 12000 euro per jaar!
Behoefte → keuzeprobleem middelen
Veelvoudig Met gegeven middelen een maximale schaars en nuttig
Behoeftebevrediging bereiken
= economisch principe
1
,0.1.1. BEHOEFTE
Behoefte is het aanvoelen van een tekort en het streven dit tekort te bevredigen. Met zijn beschikbare
middelen een maximale behoeftebevrediging bereiken.
• levensnoodzakelijke (primaire): voeding, kleding, huisvestiging …
• immateriële: liefde, geluk, onderwijs, ontspanning, geneeskundige verzorging …
• collectieve (gemeenschappelijke): bejaardenzorg, onderwijs, wegen
• individuele behoeften zijn subjectiever en worden normaal bevredigd dankzij de inspanningen van
personen of van hun gezin
0.1.2 SCHAARSE MIDDELEN
≠zeldzaam, = in beperkte mate beschikbaar, ook wel schaarse of economische goederen genoemd.
= waarvan de gevraagde hoeveelheid groter is dan de beschikbare hoeveelheid als het gratis ter beschikking
staat . Als het gratis zou zijn dan zou er meer worden gekocht dan aanbod. Dus schoenen zijn een schaarste)
- in beperkte mate beschikbaar
- wil niet zeggen zeldzaam
- verlangde hoeveelheid > beschikbare indien gratis
- verplicht te kiezen! (je word gedwongen om te kiezen want je kan nooit alles hebben, dus kiezen
tussen paar schoenen of eten …
- waarde verschijnsel= prijs voor betalen
- schaarsheid duidt op de beperktheid van ons inkomen
0.1.3 NUTTIGHEID en KEUZEPROBLEEM
- kiezen voor wat nuttig is + rationeel
- economische goed is :
o nuttig = behoefte bevredigen
▪ lucht ≠ betalen, ≠economisch goed ≠ schaars tenzij je gaat duiken dan moet je
betalen voor lucht omdat dit schaars is in het water !
Economie= een sociale wetenschap met als doel het beheer van schaarse middelen. De studie van het
menselijk streven van bevrediging van behoefte met behulp van schaarse middelen./ een sociale wetenschap
die tot voorwerp heeft het beheer van schaarse middelen.
‘oikos nemein’, orde in het huishouden en ‘chremastikè’, de kunst om rijk te worden.
0.2. Welvaart en welzijn
Welvaart( materiële invulling van behoeften) is de mate waarin mensen met beschikbare schaarse middelen in
hun behoeften kunnen voorzien.
Schaarse verminderen → welvaart stijgt!
Welzijn= welbevinden = bevrediging van verlangens.
Welvaart legt beslag op schaarse middelen, welzijn niet!
- België goede welvaart, goed sociale zekerheidssysteem! Maar welzijn niet want veel zelfmoord,
ongelukkig, burn-out.
- Singapore hoofste welvaartstad!
- Bv: 3 keer per jaar op reis gaan = hoge welvaart, maar als je niet graag op reis gaat is dit welzijn. Welvaart
en welzijn hoeven NIET samen te vallen; als je drie keer per jaar op vakantie kunt gaan dan beschik je over
een hoge mate van welvaart maar als je veel liever thuis blijft in je tuin en je favoriete boek leest, hebben
we het over welzijn.
2
,0.3. Soorten goederen
o Vrije goederen (niet-schaarse goederen): ze zijn in de natuur zo overvloedig aanwezig dat de
volledige behoefte aan dergelijke goederen kan worden bevredigd.
▪ lucht, liefde (soms ook economisch (prostitutie))
o Economische goederen (=schaarse middelen) (goederen en diensten) individuen, bedrijven,
overheid:
▪ Zuivere Individuele goederen
• Rivaliserend en Uitsluitend (bv: te duur)
• Bv: fiets, pint, auto
▪ Zuiver collectieve goederen
• Niet rivaliserend en niet uitsluitend
• bv: politie, straatverlichting, dijk, brandweer
• iedereen meebetalen via belastingen
▪ Quasi collectieve goederen: op de markt verkocht of door de overheid aangeboden
• Rivaliteit en uitsluitbaar
• Km heffing voor vrachtwagens, onderwijs, tolweg (sluit mensen uit die niet
willen betalen)
o Consumptiegoederen: wat ik koop en meteen verkoop
▪ Verbruiksgoederen: bevredigen onmiddellijk de behoeften, slechts éénmalig
verbruiken, voeding
▪ Gebruiksgoederen: meerdere keren gebruiken, →duurzaam
o Investeringsgoederen: dienen om andere goederen te produceren
▪ Kapitaalgoederen of productiegoederen(duurzaam): ten minste 1 jaar
• Bv: gebouwen, machines, vervoermaterieel
▪ Vlottende investeringsgoederen: worden tijdens het productieproces verwerkt of
vernietigd.
• grondstoffen, hulpmaterialen
0.4. Consumptie en productie
- Consumptie = aanwending van economische goederen voor niet-productieve doeleinden; besteden van
inkomen
- Productie= scheppen of toevoegen van waarden (=nuttigheden) aan de economische goederen; verwerven
van inkomen
o Ontstaan door de samenwerking van 3 categorieën
- Productiefactoren
o natuur: natuurlijke rijkdommen bomen kappen, milieuvriendelijk = duurder
o arbeid (ook ondernemerscapaciteit): werkgever-werknemer, manager is niet te vervangen,
arbeiders soms wel door robots
o kapitaal (reële kapitaalgoederen; het geheel van door mensen geproduceerde
productiemiddelen): machines, gebouwen = de afgeleide productie factor (omweg): je hebt
staal/mensen nodig om deze te maken! → het draag indirect bij tot de uiteindelijke
behoeftebevrediging.
o ondernemingsschap
0.5. methode
- inductieve methode: ( feitelijke statische gegevens) nieuwe theorie , van gegevens naar
wetmatigheid (vb. negatief verband tussen P en V). vertrekt van een groot aantal feitelijke gegevens.
Bij voldoende ervaring formuleert men een wetmatigheid die voor alle gevallen principieel van
toepassing is
bv: prijs → Q vraag = een wetmatigheid → economie is geen exacte wetenschap
bv: prijs → Q : soms mensen meer vraag naar een product als de prijs stijgt → luxegoederen!
3
, Bv: Loon → Q
Positief verband
Loon → Q
Maar L → Q : want vraag naar gewone/goedkope producten stijgt, bv: meer vraag naar brood maar minder vraag naar koffiekoeken.
- Deductieve methode: bestaande theorie proberen toetsen, algemeen beginsel(axioma en
wetmatigheden) naar nieuwe besluiten
o algemeen beginsel: maximale behoefte bevrediging!
o Bv: prijs → Q
o Consumenten streven naar een maximale behoeftebevrediging gegeven hun beperkt
inkomen
Beste resultaten: combinatie inductie en deductie
0.6. Ceteris Paribus-Clausule
Andere factoren vasthouden / gelijk houden.
→ men ziet een welbepaald economisch verschijnsel afhankelijk van één variabele, terwijl men alle andere
factoren waarvan het economisch verschijnsel afhankelijk is, veronderstelt als constant.
- 1 variabele de andere factors constant!( vast)
- Bv: cola verlaagt zijn prijs als de omstandigheden gelijk blijven: Pepsi behoudt zijn prijs, geen negatieve
artikelen over cola …
0.7. Micro, meso en macro economie
Micro= gezin, individu, bedrijven, individuele huishouding
Meso= economische problemen binnen een sector, bedrijfstak of regio. Bv: boerenbond: inkomsten boeren zijn
laag omdat Rusland geen Belgische varkens wilt
Macro= economische verschijnselen van alle bedrijven, alle gezinnen en alle overheidshuishoudens. De
economische evolutie. Bv: nationaal inkomen, de totale consumptie van alle gezinnen, de totale investeringen,
…
1. Consumenten
1.1. De keuze van de optimale goederencombinatie (= evenwicht van de
consument)
De uiteindelijke optimale keuze(preferenties) van de consument wordt bepaald door:
- Niet -economische factoren: de voorkeuren of preferenties ( sociologische en psychologische)
- Economische factoren
o De prijzen van de goederen
o Het beschikbaar inkomen (=budget)
1.1.1. De preferenties
- Subjectief en afhankelijk van de eigen individuele voorkeur!
- bepaald door sociologische en psychologische factoren
o sociologische= (alle invloeden die te maken hebben met het feit dat mensen tot een
bepaalde bevolkingsgroep behoren)
▪ gezinssituatie
• reis gezin met kleine kinderen : zonvakantie
• gezin zonder/grote kinderen: citytrip
4