Toets stof Voedingsleer
P2W3 Absorptie en transport
De DIO ka de absorptie en transport in het lichaam van respectievelijk eiwit, koolhydraten en
vet beschrijven.
De DIO kan de anabole en katabole stofwisseling van respectievelijk eiwit, koolhydraten en vet
uitleggen en de anatomische plaats (weefsel of orgaan) van deze stofwisselingsprocessen
beschrijven.
Vertering en absorptie van koolhydraten
Het einddoel van vertering en absorptie van suikers en zetmeel is om deze in kleine moleculen te
breken die het lichaam kan absorberen en gebruiken. De grote zetmeelmoleculen vereisen uitgebreide
afbraak; de disachariden hoeven slechts 1 keer gebroken te worden en de monosachariden helemaal
niet.
Koolhydraatvertering
Wanneer een persoon voedsel eet dat zetmeel bevat, hydrolyseren de enzymen de lange ketens naar
kortere ketens, de korte ketens naar disachariden en tenslotte de disachariden naar monosachariden.
Dit proces begint in de mond.
In de mond
Grondig vezelrijk voedsel kauwen zorgt ervoor dat we langzamer eten en stimuleert de doorstroming
van het speeksel. Het speekselenzym amylase begint te werken en hydrolyseert zetmeel naar kortere
polysachariden en naar de disacharide maltose. Omdat voedsel een relatief korte tijd in de mond is
vind hier zeer weinig koolhydraatvertering plaats; het begint opnieuw in de dunne darm.
In de maag
Koolhydraatvertering stopt in de maag. De activiteit van speeksel amylase vermindert wanneer het
maagzuur en de eiwit-verteringsenzymen het enzym inactiveren. De spijsverteringssappen van de
maag bevatten geen enzymen om koolhydraten af te breken. Vezels worden niet verteerd, maar
omdat ze blijven hangen in de maag vertragen ze het leegmaken van de maag waardoor dit een vol
gevoel en verzadigdheid geven.
In de dunne darm
De dunne darm verricht het grootste deel van het werk van koolhydraatvertering. Een belangrijk
koolhydraatverteringsenzym komt de dunne darm binnen via het pancreaskanaal en gaat verder met
het afbreken van de polysachariden naar kortere glucose ketens en maltose. De laatste stap vind
plaats op het buitenmembraan van de darmcellen. Daar specifieke enzymen specifieke disachariden
afbreken;
- Maltase breek maltose in 2 glucose moleculen
- Sucrase breek sucrose in 1 glucose en 1 fructose molecuul
- Lactase breekt lactose in 1 glucose en 1 galactose molecuul
Op dit moment zijn alle polysachariden en disachariden afgebroken in monosachariden.
Spijsverteringssappen van koolhydraten; fructose, glucose en galactose. Oftewel de 3
monosachariden.
Maltase; een enzym die maltose hydrolyseert.
Sucrase; een enzym die sucrose hydrolyseert.
,Lactase; een enzym die lactose hydrolyseert.
In de dikke darm
Binnen 1 tot 4 uur na een maaltijd zijn alle suikers het meeste van zetmeel verteerd. Alleen de vezels
blijven over in het verteringskanaal. Vezels in de dikke darm trekken water, die de ontlasting zachter
maken om te passeren zonder inspanning. Ook bacteriën in het spijsverteringskanaal fermenteren
sommige vezels. Dit proces genereert, water, gas en korte-keten vetzuren. De cellen van de colon
gebruiken deze kleine vet moleculen voor energie.
Koolhydraatabsorptie
Doorsnede dunne darm. De bekleding van de dunne darm is geplooid. Het bestaat uit villi en de villi
bestaat weer uit microvilli. In de microvilli gebeurt de absorptie.
Glucose is uniek omdat het tot op zekere hoogte geabsorbeerd kan worden door het slijmvlies in de
mond, maar voor het grootste deel vindt absorptie van voedingsstoffen plaats in de dunne darm.
Fructose wordt opgenomen door gefaciliteerde diffusie (van een hoge naar een lage concentratie). Dit
is passief transport, kost geen energie. Er is een eiwitcomponent nodig om de darminhoud (fructose)
in de darmcel te krijgen. In het membraan zit een transporteiwit, GLUT5. GLUT5 staat voor glucose,
transport, nummer 5.
Glucose en galactose verlopen via actief transport. Dit kost energie. Hiervoor is ook een transporteiwit
nodig, SLGT1. Het transporteiwit is natriumafhankelijk. Zonder natrium kan er geen transport van
glucose en galactose plaatsvinden.
Natrium wordt de darmcel weer uit getransporteerd, waarbij kalium de weg terug bewandeld. Zo blijft
de concentratie binnen en buiten de cel gelijk. Het enige nadeel voor het lichaam is dat dit stukje
energie kost.
GLUT2 is nodig om uiteindelijk van je darmcel de capillair te bereiken. Eenmaal in de capillair worden
glucose, galactose en fructose via het leverpoortadersysteem getransporteerd naar de lever.
Transport verloopt in twee fases.
Fase 1; glucose, galactose en fructose hebben de capillair weten te bereiken. Uiteindelijk wordt het via
de poortader verder getransporteerd naar de lever. De lever is in staat om van fructose en galactose
glucose te maken. Glucose wordt weer verder gevormd tot glycogeen. Leverglycogeen speelt een rol
bij het in stand houden van de bloedglucosewaardes.
Verder transport gebeurt door de bloedcirculatie. Zo bereikt het elk zijn eigen weefsels.
Lactose intolerantie = een conditie die het gevolg is van het onvermogen om melksuiker lactose te
verteren.
Wanneer meer lactose wordt verbruikt dan de beschikbare lactase kan verwerken, blijven lactose
moleculen onverteerd in de darm achter, trekken water en veroorzaken een opgeblazen gevoel,
buikpijn en diarree.
, Vertering, absorptie en transport van lipiden
Elke dag ontvangt het spijsverteringskanaal gemiddeld uit voedsel dat we eten 50 – 100 grammen
triglyceriden, 4 – 8 gram fosfolipiden, 200 – 350 milligram cholesterol. Deze lipiden zijn hydrofoob,
terwijl de spijsverteringsenzymen hydrofiel zijn. Het lichaam voldoet elegant aan de uitdagingen om de
lipiden gemengd te houden in de waterige vloeistoffen van het spijsverteringskanaal en het
vergemakkelijken van het werk van de lipasen.
Lipasen = enzymen die vetten hydrolyseren.
Lipide vertering
Het doel van vetvertering is om triglyceriden te ontmantelen in kleine moleculen die het lichaam kan
absorberen en gebruiken, namelijk monoglyceriden, vetzuren en glycerol.
Monoglyceriden = moleculen van glycerol verbonden met 1 vetzuur.
In de mond
Vetvertering begint langzaam in de mond, met enkele harde vetten die beginnen te smelten wanneer
zij lichaamstemperatuur bereiken. Een speekselklier aan de basis van de tong geeft een enzym vrij die
een actieve rol speelt in de vetvertering van baby’s, maar een relatief kleine rol bij volwassenen.
In de maag
In een rustige maag zou vet als een laag drijven boven de waterige componenten van ingeslikt
voedsel. Maar wanneer voedsel aanwezig is, wordt de maag actief. Het omroeren van de maag maalt
de vaste deeltjes naar fijnere deeltjes, mengt de spijsbrij en verspreidt het vet in kleine druppeltjes.
Deze acties helpen om het vet bloot te leggen voor de aanval door het maaglipase enzym. Weinig
vetvertering vindt plaats in de maag.
In de dunne darm
Wanneer vet de dunne darm binnenkomt, activeert het de afgifte van het hormoon CCK, die de
galblaas signaleert om zijn opslag val gal vrij te geven. Onder de vele ingrediënten van gal heb je
galzuren, die in de lever gemaakt worden uit cholesterol en een soortgelijke structuur hebben.
Daarnaast koppelen galzuren vaak met een aminozuur. Het aminozuur uiteinde is hydrofiel en het
steroleinde is hydrofoob. Deze structuur stelt gal in staat om te handelen als emulgator, het opstellen
van vetmoleculen in de omringde waterige vloeistoffen. Daar waar de vetten volledig verteerd zijn als
ze de lipase enzymen uit de pancreas en de dunne darm tegenkomen. Het meeste van de hydrolyse
van triglyceriden treedt op in de dunne darm. De belangrijkste vet enzymen zijn pancreaslipasen.
Route van het gal
Nadat gal de dunne darm binnenkomt en vet emulgeert heeft het 2 mogelijke bestemmingen. Het
meeste van het gal wordt gereabsorbeerd uit de dunne darm en gerecycled. Sommige van het gal
kunnen worden vervangen door voedingsvezels in de dikke darm en worden uitgescheiden. Omdat
cholesterol nodig is om gal te maken verminderd de galafscheiding effectief bloedcholesterol. Het
meest effectief bij het verlagen van de bloedcholesterol op deze manier zijn de oplosbare vezels die
vaak gevonden worden in fruit, volkoren granen en peulvruchten.
Lipide absorptie
Kleine moleculen kunnen gemakkelijk verspreiden in de darmcellen; ze worden direct opgenomen in
de bloedbaan. Grotere moleculen worden geëmulgeerd door gal die bolvormige complexen worden =
micellen. De micellen verspreiden in de darmcellen, waar de monoglyceriden en lange-keten vetzuren
worden samengevoegd tot nieuwe triglyceriden. Binnen de darmcellen worden de nieuw gemaakte
triglyceriden en andere lipiden verpakt met eiwit in transportvoertuigen bekend als chylomicronen. De
darmcellen laten dan chylomicronen vrij in het lymfestelsel. De chylomicronen glijden door de lymfe,
totdat ze een punt van binnenkomst bereiken in de bloedbaan bij de grote borstbuis vlakbij het hart.
Het bloed draagt deze lipiden naar de rest van het lichaam voor onmiddellijk gebruik of opslag. Een
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper istoelhorst. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,49. Je zit daarna nergens aan vast.