Maatschappelijk sensitieve zorg 4V Astrid Borremans 4Vk
1. Meer over stigmatisering
1.1. Wat is stigmatisering?
Stigma = vooroordeel waardoor iemand in negatieve zin wordt onderscheiden van anderen. Dit
vooroordeel ontstaat omdat die persoon een welbepaald kenmerk heeft dat als afwijkend wordt
gezien. Het kenmerk sluit niet aan bij de waarden en normen van de maatschappij, waardoor iemand
door dit kenmerk onacceptabel of inferieur wordt. Persoon wordt enkel nog maar gezien als dat ene
kenmerk.
Het kenmerk, het attribuut, op zichzelf heeft geen betekenis: hetzelfde kenmerk kan in sommige
culturen tot stigmatisering leiden en in andere culturen niet.
Stigmatisering kan voortkomen uit zichtbare en onzichtbare kenmerken.
- Gediskwalificeerde = een persoon gaat ervan uit dat zijn omgeving bekend is met de afwijking
of dat deze direct zichtbaar is, bv. gezichtsafwijkingen.
- Potentieel gediskwalificeerde = iemand heeft een afwijking waarvan de omgeving niet
onmiddellijk op de hoogte is, bv. HIV of een litteken op het been. Stelt de persoon voor de
vraag of hij het kenmerk zichtbaar wil maken of niet = disclosure.
1.2. Types stigma
Publiek stigma = stigmatisering vanuit de maatschappij.
Zelfstigma = waarbij personen in kwestie de negatieve oordelen van anderen hebben verinnerlijkt, het
is een gevolg van het publiek stigma.
Structureel stigma = ongelijkheid in de cultuur en wet- en regelgeving, bv. houding van Qatar tegen
LGBTQ+ gemeenschap
Associatief stigma = geldt voor naasten van iemand met een stigma, zullen zich ook minderwaardig
voelen als dochter van moeder met psychische problemen bv.
1.3. Gevolgen
Angst, werkloosheid en inkomensverlies, klein sociaal netwerk, lage zelfachting, geringe kwaliteit van
leven, depressieve symptomen, demoralisatie, vermijden van professionele hulp, suïcide, zelfstigma…
1.4. Wat kan persoon zelf doen?
❖ Gevoelens en emoties leren herkennen
❖ Bespreken met hulpverlener, hulpgroep
❖ Kiezen wat je deelt of niet deelt
Hoe gaan ze die 3 doelen bereiken:
❖ Plastische chirurgie, oplossingen zoeken voor het afwijkende gedrag
❖ Compenseren door andere lichaamsdelen te benadrukken
❖ Zichzelf isoleren, terugtrekken uit samenleving
❖ Zich organiseren met verwanten en zich kenbaar maken in de samenleving
❖ Verbergen, bv. homoseksualiteit niet uiten = disclosure
1
, Maatschappelijk sensitieve zorg 4V Astrid Borremans 4Vk
1.5. Wat kan je doen als mens (vriend, familie)?
❖ Welke vooroordelen heb ik zelf?
❖ Wees je bewust van je aannames en vraag na of het klopt wat je denkt.
❖ Praat met vrienden en familie over vooroordelen en stigmatisering.
❖ Vraag hoe het écht met iemand gaat, zonder oordeel en toon begrip.
❖ Hou contact in goede en slechte tijden.
1.6. Wat kan je doen als professional?
1.6.1. Stigma herkennen
Zelfstigma kan je merken als mensen uitspraken doen waarin ze zichzelf naar beneden halen, zich
terugtrekken, aangeven dat ze bang zijn voor reacties van anderen.
Hoe herken je stigma door collega’s, of jezelf?
❖ Vermijden van de gestigmatiseerde
❖ Overdreven vriendelijk zijn, betuttelen
❖ Niet bespreken, doen alsof er niets aan de hand is
❖ Roddelen tijdens de briefing
❖ Spreken over het kenmerk in plaats van over de persoon
1.6.2. Professioneel reageren
Naar de gestigmatiseerde toe: bespreekbaar maken, doorverwijzen
Naar collega’s toe: geef professionele uitleg maar vertel ook wat het met jou doet
1.7. Destigmatisering
Destigmatisering = het (bijdragen aan het) tegengaan en/of voorkomen van stigmatisering.
3 kenmerken van een destigmatiserende houding:
❖ Ik ben me bewust van mijn eigen vooroordelen
❖ Werk actief aan destigmatisering door mensen aan te spreken op stigmatisering
❖ Probeer het gezondheidsprobleem op te lossen en werk minder op het stigma
10 tips voor destigmatiserende taal1:
❖ Stel de persoon centraal, niet de aandoening. Bv. niet autist, maar persoon met autisme
❖ Voorkom het wij/zij denken.
❖ Je kan normaal doen over psychische aandoeningen.
❖ Gebruik neutrale frames. Bv. mensen met psychische aandoening zijn ook gewoon mensen
❖ Voorkom stereotypering. Bv. gebruik zo weinig mogelijk clichés.
❖ Herhaal wat je wil dat mensen onthouden.
❖ Weet dat ontkenningen verloren gaan in de boodschap. Bv. denk niet aan een roze olifant
❖ Zien/horen/lezen dat mensen uit jouw groep negatieve vooroordelen afkeuren, doet afkeuren
❖ Wees duidelijk over wat je wilt en gebruik de kracht van herhaling.
❖ Het zit zo: zeg er iets van als kenmerken van psychische aandoeningen aan andere zaken
worden gekoppeld.
1
Examenvraag: Kies 1 tip en leg deze uit.
2