2020-
2021
Differentiële psychologie
Samenvatting
,DISPOSITIONELE DOMEIN
PERSOONLIJKHEIDSTREKKEN OVER DE TIJD: STABILITEIT VS. VERANDERING
Belangrijke vragen:
o Hoe evolueert persoonlijkheid doorheen iemands leven?
o Hoe stabiel zijn verschillen tussen mensen doorheen de tijd?
o Wat verandert er, wat blijft stabiel?
o Kan je van kleinsaf al in verschillen tussen kinderen, latere verschillen zien in volwassenheid?
1. CONCEPTUELE BEGRIPPEN
Persoonlijkheidsontwikkeling
Stabiliteit
Verandering
1.1 WAT IS PERSOONLIJKHEIDSONTWIKKELING?
De samenhang, consistentie en stabiliteit (kern) van eigenschappen van mensen doorheen de tijd, EN
de wijzen waarop mensen veranderen over de tijd:
o Voorbeeld: denk zelf terug aan je kindertijd, welke dingen zijn nu anders? Of net helemaal
niet?
Er zijn veel verschillende vormen van zowel stabiliteit als verandering
Persoonlijkheidsontwikkeling is:
o De consistentie en stabiliteit van eigenschappen van mensen doorheen de tijd.
Trek is stabiel maar uiting veranderd
o En de wijze waarop mensen veranderen in de tijd.
1.2 TWEE VORMEN VAN STABILITEIT
Rangorde stabiliteit >< gemiddelde niveau stabiliteit
o Rangorde stabiliteit: Je relatieve positie tov andere = dezelfde doorheen de tijd
→ Individuele vergelijking t.o.v. andere
Bv. lengte
Bv. Agressie
Als niet: rangorde wijziging
Mogelijke examenvraag: Welke vorm is hier van toepassing, tussen de leeftijd van 14
– 20 jaar (grootte neemt toe) bij de kleinste in het begin, bij de kleinste op het
einde= dit blijft behouden tegen dat men volgroeid is! Meestal is dit zo, er zijn
natuurlijk altijd uitzonderingen!
o Gemiddelde niveau stabiliteit: bevolking blijft gemiddeld gezien op hetzelfde niveau over de
tijd heen. Ook al veroudert de bevolking!
Kijken op bevolkingsniveau, naar de groep mensen gaan vergelijken of iets
veranderd
Bevolking blijft hetzelfde doorheen de tijd. We worden bv ouder maar agressie
veranderd niet (gemiddelde niveau stabiliteit)
Ook gemiddelde niveau verandering vb. conservatisme (oudere mensen worden
normaal gezien conservatiever)
1
, + 2 voorbeelden ppt
o Gandhi stabiliteit
o Stanley Williams verandering
1.3 PERSOONLIJKHEIDSVERANDERING : TWEE DIFINIËRENDE KWALITEITEN
Intern: de veranderingen zijn intern in de persoon, niet uitsluitend in de omgeving (in andere kamer
gaan is geen verandering) → niet uniek aan een omgeving
o Persoonlijkheidsverandering door de omgeving ≠ permanent. Er moet effectief iets
veranderen in de persoon zelf, als enkel het gedrag wijzigt afhankelijk van de groep is dit niet
legitiem!
o Bv. Andere omgeving, andere groep mensen, verschillend gedrag, maar intern geen
verandering:
Autoritaire PH stijl: dominant en agressief t.o.v. minderen, onderdanig en
meelopend t.o.v. meerderen kan zijn dat je bij ene persoon autoritair bent en bij
andere onderdanig, maar basis van autoritaire ph blijft = deze persoon respecteert
autoriteit en kan dus ook gedomineerd worden omwille van dit respect!
Aanhoudend: de veranderingen houden voor lange tijd stand, doorheen de tijd → niet tijdelijk
o Persoonlijkheidsverandering door toestand ≠ permanent
o Bv. Wel tijdelijk
Als dronken: meer extravert, agressief
Als goed nieuws: uitgelaten
Bij slecht nieuws: somber, terneergeslagen
Consistent over tijd en locatie!!
2. DRIE NIVEAUS VAN ANALYSE
Stabiliteit en verandering in persoonlijkheid kunnen bekeken worden op 3 verschillende niveaus:
Populatie niveau:
o = Veranderingen of constanties over de tijd die min of meer universeel zijn (voor iedereen
gelden)
vb. Seksuele motivatie: neiging tot stijgen tijdens de puberteit bij zo goed als
iedereen
Er is een algemene afname in impulsiviteit en risicogedrag naarmate men ouder
wordt
o = algemene trends (bv. afnamen impulsiviteit bij het ouder worden)
Niveau van groepsverschillen:
o = Veranderingen/stabiliteit die anders of specifiek zijn voor een bepaalde groep mensen
Vb. Puberteit: mannen (risicogedrag) en vrouwen (empathie)
Cultuurverschillen: in Amerika Europese vrouwen risico eetstoornissen, minder risico
voor Afrikaanse vrouwen
Niveau van individuele verschillen:
o = veranderingen die specifieke individuen treffen
2
, Bv. verschillen tussen individuen die bepaalde veranderingen kunnen voorspellen,
zoals bv. wie een hoog risico heeft op psychische decompensatie op basis van
eerdere persoonlijkheidsmetingen voorspellen, bv. vroege markers van depressie
zoeken bij individuen, voorspellen wie ‘mid-life’ crisis zal hebben etc.
3. STABILITEIT VAN PERSOONLIJKHEIDSTREKKEN OVER DE TIJD
Verschillende opvattingen mogelijk, bv.:
o “temperamentsmodel”: persoonlijkheid is biologisch bepaald (aangeboren en “gipsmodel”), en
verandert dus niet over de tijd
o Persoonlijkheid is onderhevig aan omgevingsfactoren en leeftijdsfasefactoren (rollen,
levensveranderingen etc.), en verandert dus sterk over de tijd => eerder verandering
3.1 STABILITEIT GEDURENDE DE EERSTE LEVENSJAREN
Temperament: verwijst naar individuele verschillen die reeds vroeg tot uiting komen, meestal erfelijk
zijn, en veelal te maken hebben met emotioneel gedrag (‘arousal’), de algemene mate van uiting in
emotioneel gedrag (arousal) = biologisch
o Zaken die bij de baby bestudeerd worden behoren bijna allemaal tot het temperament
Onderzoek (Rothbart, 1981/1986): beoordelen temperament van kinderen door verzorgers op basis
van 6 temperament factoren:
o Activiteitsniveau: bv bewegen van de armen
o Lachen: frequentie
o Angst: nieuwe stimulu kijken of er stress of vermijding plaatsvindt
o Stress reactie op beperking: mate waarin kind overstuur is wanneer het bv iets niet krijgt
o Troostbaarheid
o Oriëntatieduur (= aandacht): aandacht naar objecten
= Aspecten die “meetbaar” zijn bij jonge baby’s, gemeten op verschillende leeftijden
(3-6-9-12 maanden)
Tabel zie ppt: Correlaties tussen momenten (voor verschillende tijdsintervallen) over
personen, voor verschillende variabelen
o Conclusies uit onderzoek (Goldsmith & Rotbart, 1991):
Al vroege stabiele verschillen tussen baby’s
Stabiliteit eerste levensjaar = middelmatig hoog
Over korte periodes → stabiliteit hoger
Stabiliteit neemt toe met de leeftijd
1.1.1. STABILITEIT DOORHEEN DE KINDERJAREN
Stabiliteitscoëfficiënt: correlatie tussen twee meetmomenten van hetzelfde gedrag.
o Stabiliteit over de tijd!
o Activiteitsniveau is relatief stabiel over de tijd heen
3