Pedagogie
THEMA 1: COMPLEXE OPVOEDINGSSITUATIES
1. HOORCOLLEGE 1
1. Situering
Van “alledaagse” opvoedingssituaties naar “complexe” opvoedingssituaties
Het is niet percé dat dit of dat een complexe opvoedingssituatie
Aanvoelen van “onevenwicht tussen draagkracht en draaglast”,
“handelingsverlegenheid”, “breuk in de afstemming tussen vraag en aanbod” in
opvoedingssituaties
Omschrijving van complexiteit: verschillende manieren om te spreken over
complexiteit
- Diagnoses (kinderen/opvoeders), gezinskenmerken (bv. LBTG),
gebeurtenissen (Coronacrisis?), omgevingskenmerken (achterstandswijken),
…
- Categorieën bv. Kousemaker & Timmers (nood en crisis) in 4 categorieën:
- Gewone opvoedingssituaties
- Situaties met opvoedingsspanning
- Situaties met opvoedingscrisis
- Situaties op een opvoedingsnood
- Modellen bv. Bakker (risicofactoren en beschermende factoren)
- …
NIET eenduidig: er zijn meerdere manieren om te spreken over complexiteit, er is
geen eenduidige uitleg
“alledaags” vs “complex”: geen zwart-witdenken, geen definitie
Eerder continuüm: omschrijven, classificeren, elementen detecteren, ontleden
Illustratie mbt personen met een beperking: ICF-kader: weg met de tegenstelling
“met” vs “zonder” beperking, genuanceerd situatie in kaart brengen voor een
persoon, opmerking ICF - CY child en youth is een aangepaste versie voor
kinderen en jongeren
Het is ook moeilijk om een cijfer te plakken op het aantal beperkingen in
Vlaanderen, want het is moeilijk te zeggen wie een beperking heeft en wie niet
2. ICF-kader
Elke dag worden er baby’s geboren die kinderen hebben allemaal talenten
maar ook al die kinderen hebben ook werkpunten Wanneer ga je de
zwaktes ervaren als een beperking? Hoe ga je die beperking omschrijven? Hoe
omschrijf je dan iemand met een beperking?
Dit zijn geen evidente vragen en er zijn ook geen evidente antwoorden op
Bijvoorbeeld:
JAN PIET
Passief levenslustig
Goede gezondheid zwakke gezondheid
Kan lopen rolstoelgebruiker
Kan niet lezen/schrijven kan lezen/schrijven
1
, Werkloos werkt als receptionist in een beschutte werkplaats
Wie van de 2 heeft een beperking? Welke situatie is complex?
WHO werd ook geconfronteerd met het feit dat een definitie en een
omschrijving van een beperking in te vullen heel moeilijk is, daarom is het ICF
ontstaan, ze kunnen mensen ook beter met elkaar communiceren
International Classification of Functioning, disability and Health
- Functioneren van alle mensen
- Standaardtaal en schema
- Communicatie
1.2.1 De 3 invalshoeken
Er zijn invalshoeken die samen het functioneren vormen van een persoon
A. Eerste invalshoek: de mens als organisme
- Ons lichaam heeft een aantal functies
- Functies bv: oor (horen), hersenen (denken), spieren (bewegen)
- Anatomische eigenschappen: wij hebben een aantal onderdelen
die in aantal, positie en vorm kunnen afwijken, dit samen vormt
onze anatomische eigenschappen bv: een spier: is die spier er of
ontbreekt die? Hoe dik is die? Is die juist aangehecht? Zo kan je je
dit bij vanalles afvragen
- De eerste invalshoek beschrijft dus de mens als een organisme
- Ons lichaam heeft een aantal onderdelen functies waarvan je de
functies en anatomische eigenschappen kan beschrijven
- Bv: organen, stelsels, lichaamsdelen,… hierbij kan iets foutlopen,
dan heb je een stoornis (= medisch probleem)
- Als we een stoornis ervaren gaan we naar de dokter of specialist
(=medische interventie)
- Denk maar aan: gescheurde spier, gat in trommelvlies, gevoel dat
denkvermogen achteruit gaat,…
- Als je gehoorverlies hebt hoorapparaat of cochleair implantaat
of // als je slecht ziet krijg je CVI
- Micro niveau: biologische factoren
B. Tweede invalshoek: het menselijk handelen
- Dagdagelijkse activiteiten, handelingen
- Beperkingen moeilijkheden bij handelingen (geen stoornissen
maar beperkingen)
- Trainings- en ontwikkelingsprogramma’s (geen dokters en
specialisten maar trainen)
- Gevolgen beperken
- Menselijk handelen = leren en kennis gebruiken, taken en eisen,
communicatie, mobiliteit, zelfzorg, huiselijk leven, socio-
emotioneel welbevinden, gedrag, sociale relaties
- Bv: trainingsprogramma voor autismespectrumstoornis hier
gaat het om hoe ga je als begeleider de persoon ondersteunen
- Bv: trainen van sociaal-communicatieve vaardigheden bij
kinderen met een autismespectrumstoornis. Handelen voor
ouders
2
, - Op heel het micro niveau: bio, psycho en sociale
C. Derde invalshoek: participatie
- Wisselwerking tussen persoon en omgeving
- Meedoen aan het maatschappelijk leven Je bent een
volwaardig lid van de maatschappij (= participatie)
- Participatieproblemen bv: ontoegankelijk van een gebouw of een
stad, door de normen en waarden van de maatschappij, bepaalde
groepen worden gestigmatiseerd
- Menselijk handelen en de rubrieken keren hier terug
- Aanpassing: diensten en maatschappelijke structuren
problemen die aanwezig zijn elimineren, uitgangspunt is
diversiteit
- Er moet altijd goed nagedacht worden waar het probleem zit,
afhankelijk van waar het zit zal je de oplossing moeten aanpassen
- Iedereen moet dezelfde kansen krijgen, niet dezelfde opdrachten
om het eerlijk te houden
- Bv: ribbeltegels op het perron voor mensen die niet zien
- Bv: rolstoelwc’s en parkings
- Bv: VZW ato die zich inzet voor toegankelijkheid voor iedereen
- Bv: beleidsparticipatie voor personen met een beperking
- Op meso en macro niveau
3. Eenrichtingsverkeer?
Wij denken in eenrichtingsverkeer: het niet of wel aanwezig zijn van functies en
anatomische eigenschappen bepaald welke activiteiten je kan doen dit
bepaald of je kan participeren of niet
Is dit eenrichtingsverkeer effectief zo of is dit wat kort door de bocht?
Bv: Marc Herremans: rolstoelgebruiker die Iron Man meedoet
Zo zijn er veel voorbeelden, het is dus geen eenrichtingsverkeer maar meer een
wisselwerking
3 invalshoeken om het menselijk functioneren te bekijken welke
belemmerende en welke bevorderende elementen zijn aanwezig
Afhankelijk van in welke hoek je kijkt zie je andere oplossingen
Het menselijk functioneren wordt beïnvloed door 3 factoren
- Aandoeningen, ziektes bv: hoe beïnvloed een diagnose trisomie 21 het
menselijk functioneren van een kind? (micro-biologisch)
- Externe factoren: bv: woonplaats, maatschappij, werkomgeving, kwaliteit
buitenlucht, normen en wetten, kenmerken gebouwen,… (meso en marco)
- Persoonlijke factoren bv: ras, geslacht, leeftijd, ingesteldheid, levensstijl,…
(micro-psycho)
In de verhouding tussen de menselijke functioneren en de beïnvloedende
factoren spreken we ook van een wisselwerking: ook het functioneren kan een
beïnvloedende factor beïnvloeden werkt wederzijds
Ons schema krijgt zicht op verschillende elementen: individuele elementen en
sociale elementen (deze 2 moeten aanwezig zijn)
3
, Je moet kunnen analyseren, kijken naar welke elementen er worden verwezen
en welke elementen niet vernoemd worden (dia 52 is een goede definitie met
alles erin)
4. IFC-kader besproken
Voordelen van ICF: het gaat over het functioneren van ALLE mensen, schema
geeft een standaard taal aan zaken die anders moeilijk bespreekbaar zouden zijn,
de terminologie is neutraal: je kan er bevorderende en belemmerende factoren
mee in kaart brengen + krijgt naar individuele en sociale elementen + je kan
oplossingen verzinnen op basis van de andere invalshoeken
Nadelen: validiteit en betrouwbaarheid valt soms tegen
Van ontleden tot handelen in complexe opvoedingssituaties:
- Overzicht wat weten we over deze situatie
Bv: complexe opvoedingssituaties op de analytische kaart
- Inzicht hoe hangt alles samen
Bv: classificeren vs verklaren // ontleden en begrijpen
- Uitzicht hoe kunnen we de situatie beïnvloeden
Ondersteuning van complexe opvoedingssituaties professional van de
context Bv: naar het kind toe: als vervangende opvoeder // naar de context
toe: als ondersteuner van de context
Eclectisch (vanuit verschillende aanpakken): op vlak van bronnen en
methodische aanpak: orthopedagogiek ,systeemtheorie, contextuele benadering,
client centered benadering, leertheorie, oplossingsgerichte benadering
Elk kind, opvoeder en situatie is uniek dus bewust zijn van eigen referentiekader
Intern gedefinieerd: handelingsverlegenheid, aanvoelen van onevenwicht in de
situatie, dit kan zo gezien worden door mensen in de situatie zelf bv: de
opvoeder heeft dit gevoel maar het kind zelf niet, soms zegt ook een
buitenstaander dat er een complexiteit is
Extern gedefinieerd: als enkel externe de situatie als complex zien maakt het er
nog moeilijker omdat het intern niet als een probleem wordt gezien
Het aanvoelen van wat is een complex evolueert door de eeuwen heen
Wat in de 21ste eeuw wordt aangevoeld als complex, werd daarom niet in de
middeleeuwen aangevoeld als complex
Vijf insteken voor de jeugdprofessional in complexe situaties (staat in elke ppt)
- Complexe opvoedingssituaties vanuit verschillende invalshoeken
identificeren
- Factoren (op micro-, meso- en macroniveau) die leiden tot complexe
opvoedingssituaties benoemen, uitleggen en aanduiden in gegeven casussen
4