Psychopathologie
Voorstelling van het vak
Er komen vragen opdrachten en kennisclips op toledo met de tijd
Er zijn geen life geplande momenten waarbij we het moeten aanwezig zijn
Er zijn wel 2 life sessies voor vragen enzo
We kunnen onze vragen posten op het forum
In de ppt staan meestal voorbeeldvragen aan het einde van een ppt
1. HOORCOLLEGE 1: INTRODUCTIE
12 lessen
De term ontwikkelingspsychopathologie
- Patho (pathos): lijden
- Logie (logos): het denken over
- = dus de wetenschap of de studie van het geestelijk of psychisch lijden
Ontwikkelingspsychopathologie: studie van ontstaan en beloop van psychische
stoornissen
Problemen en gedragen ontstaan niet zomaar, dit is een reactie
1.1 Psychisch lijden
Psychisch: dat vanuit het psychische veroorzaakt wordt EN/OF zich in het
psychische uitdrukt
- Expressie en motoriek (Gilles de la Tourette)
- Bewustzijn (dissociatieve stoornissen)
- Zelfbeleving (eetstoornissen)
- Waarnemen en perceptie (psychotische stoornissen)
- Denken en geheugen (psychogene amnesie)
- Stemming, gevoel en affect (stemmingsstoornissen)
Bijvoorbeeld “dat vanuit het psychische veroorzaakt wordt” : vanuit de
cognitieve functies, dus een verstoring in een cognitie, dit is heel erg wit zwart
denken, dat kan dus tot lijden zorgen bv: ik ben in niks goed (dit is een
verkeerde cognitie dat leid tot lijden)
Bijvoorbeeld “hoe drukt het leiden zich uit”: dit drukt zich uit in 1 van de
psychische functies
1.2 Normaal– abnormaal?
Uitzonderlijke gedragingen kunnen worden gezien als abnormaal
A. afwijking van het statistisch gemiddelden bv: bang zijn om andere mensen
te ontmoeten
- En toch (zie filmpje) is niet alle afwijkend gedrag abnormaal
B. Afwijking van de norm (de maatschappelijk aanvaarde norm): bv: tot in de
jaren 80 werd homoseksualiteit gezien als iets pathologisch, het was een
psychiatrische stoornis. Het is dus als hulpverlener belangrijk op kritisch te
kijken naar de afwijking van de maatschappelijke norm
(Zie dia 12 voor een evolutie van homoseksualiteit)
C. Onmogelijkheid om zich te conformeren aan de maatschappij: wordt ook
gezien als psychisch niet juist functioneren, hier ook kritisch naar kijken
want kan veranderen in tijd en plaats
1
, D. Foute perceptie/interpretatie van de realiteit : andere interpretatie als
andere mensen wordt als abnormaal gezien, bijvoorbeeld bij hallucinaties.
Niet alle hallucinaties worden als pathologisch omschreven bijvoorbeeld
dromen
E. Het subjectief ervaren van ongemak, van lijden : bij zichzelf (bv: altijd
overdreven de willen checken bij het verlaten van het huis of alles wel in
orde is) en bij andere (bijvoorbeeld iemand met alcohol problemen zal zelf
niet zeggen dat hij psychische problemen heeft en geen abnormaal gedrag
stelt, maar de partner of kinderen lijden dan wel heel erg onder dit drinken)
F. Ongepast/contraproductief gedrag: een voorbeeld van contraproductief
gedrag is een sociale fobie (geen contact met andere willen) hierdoor kan je
niet doen aan de verwachte ontwikkeling ( dit laatste!)
G. Vanuit een juridisch standpunt: bijvoorbeeld pedofilie, vanuit juridisch
standpunt is dit abnormaal
Moeilijk om die criteria op te stellen omdat er geen cut-off is tussen normaliteit
of psychopathologie, er is geen exacte grens hier. Bijvoorbeeld: je kan zeggen
dat veel persoonseigenschappen zoals extraversie, heir heb je aan het ene
uiteinde geen contract willen met andere en het andere uiteinde is continu
tussen andere willen zij, de meeste zitten hier tussen in ergens, maar wanneer
is het gedrag nu pathologisch?
Mensen die lijden aan bepaalde gedragingen die gaan vaak zeggen at ze zich
gevangen voelen in hun gedrag, bijvoorbeeld: het verschil tussen iemand die
zich tijdelijk bedrukt voelt en iemand met een depressie, de eerste heeft nog
wel het perspectief dat het gedrag zal verbeteren, iemand met een depressie
heeft het gevoel dat het nooit gaat verbeteren. Deze persoon zit gevangen in
zijn negatieve gevoelens
Er wordt bij kinderen gekeken naar de belemmering van de ontwikkeling om
gedrag normaal of abnormaal is. Het niet kunnen realiseren van
ontwikkelingsopgaven (criteria van contraproductief gedrag)
Aan het einde van elk hoofdstuk komen enkele statements, wij moeten hier een uitleg en
voorbeelden over kunnen geven
1.3 Statements
A. Psychopathologie is iets anders dan psychiatrie. Bij psychopathologie wordt kennis
verzameld over algemene kenmerken van psychische stoornissen. Bij psychiatrie
wordt gekeken naar (de effecten) van hulpverlening aan mensen met psychische
stoornissen.
- Psychiatrie: iatrein (genezen), het handelen en omgaan met de mens met
psychische problemen, toegepaste wetenschap
- Psychiatrie is dus de praktijk
- Psychopathologie is dus de theorie
- Psychiatrie in de praktijk is vaak gebaseerd op het medisch model, maar
het medisch model is dan weer een klein deeltje van hoe je naar
psychopathologie moet kijken
- 2 verschillen tussen psycholoog en psychiater: psychiater kan medicatie
voorschrijven en een psycholoog heeft meer training gehad ivm
communicatietechnieken
2
,B. Ontwikkelingspsychopathologie is geen nieuwe wetenschap, maar een benadering
waarin inzichten uit verschillende wetenschappelijke disciplines en
wetenschappelijke theorieën worden geïntegreerd.
- Welke voorkennis is nodig om de thema’s binnen
ontwikkelingspsychopathologie te kunnen begrijpen en dus antwoord te
kunnen geven op voorgaande vragen? wat is er aan de hang, hoe is dit
zo gekomen, wat kunnen we eraan doen, hoe zal het met hem/haar verder
gaan
- Integratie van inzichten uit verschillende disciplines: algemene
psychologie, ontwikkelingspsychologie, klinische psychologie,
(ortho)pedagogie, biologie, psychiatrie, sociologie, culturele antropologie,
epidemiologie
C. Het actuele gedrag van een kind is altijd het gevolg van vroegere ervaringen en van
de eisen die de huidige situatie aan hem stelt.
- Ontwikkelingsbenadering:
- De veronderstelling dat gedrags(mogelijkheden) veranderen, worden
complexer (bv cognitief functioneren bij kinderen)
- Verandering in één van de psychische functies, heeft invloed op de andere
functies en verandert zo de hele persoon
- Dit proces wordt beïnvloed door vroegere ervaringen en door kenmerken
en eisen van de huidige situatie
- Geen deterministische visie, maar een wisselwerking tussen ervaringen in
het verleden en huidige ervaringen
- Bijvoorbeeld: kinderen uit hetzelfde gezin hebben hetzelfde trauma, en
toch zal het ontwikkelingsverloop een andere uitkomt hebben
- Ervaringen in het verleden=> huidige manier van waarnemen,
interpreteren, handelen (heeft wel een impact maar niet deterministisch)
- Huidige ervaring => anders ervaren, correctie op vorige ervaringen
- Bijvoorbeeld: Karel krijgt een toets terug en de juffrouw zegt dat hij te dom
is Karel gaat hierdoor zijn eigen kunnen heel negatief zien hij gaat
handelen naar dit negatieve hij krijgt faalangst in begeleiding van
Karel wordt dit duidelijk nieuwe leerkracht die anders handelt kan
correctie zijn op vorige ervaringen
- Minder focus op de stoornis als kenmerk van een persoon, maar eerder op
een ontwikkeling die is vastgelopen of scheefgegroeid
- Dus ONTWIKKELINGSpsychopathologie
D. Als beoordeeld moet worden of gedrag van een kind adequaat is, moet daarbij de
(ontwikkelings)leeftijd van het kind betrokken worden. Gedrag dat op jonge leeftijd
adequaat is, kan op latere leeftijd op een stoornis wijzen.
- Zie fragment dia 23 het ligt heel erg aan de leeftijd of dit gedrag
pathologisch is of niet, ook de context speelt een rol bv: na corona terug
naar school
E. Je weet pas wat een afwijkende ontwikkeling is als je weet wat de normale,
gemiddelde ontwikkeling is, en als je rekening houdt met achterliggende culturele
opvattingen.
- Daarom hebben wij vakken die ervoor zorgen dat we dit onderscheid
kunnen maken
- Zie dia 25 voor voorbeelden
3
, F. Elk kind is uniek. Dat geld ook voor een kind met en psychische stoornis.
- Dit is belangrijk omdat het vaak zo is dat als we leren over pathologie dat
we die criteria toepassen op elk kind met die aandoening
- Maar er is evenveel verschil tussen 2 random kinderen dan tussen 2
kinderen met bijvoorbeeld ASS of ADHD
- Ontwikkeling van het kind wordt beïnvloed door:
- Factoren uit de omgeving van het kind: gezin, leeftijdgenoten, school, media, normen,
…
- Factoren eigen aan het kind: leeftijd, sekse, zelfbeeld, intelligentie, fysieke
mogelijkheden,…
G. Gedrag vind nooit in een vacuüm plaats, maar altijd in een sociale, culturele en
maatschappelijke omgeving die gedrag beïnvloedt en andersom
- Vb. het leven in een cultuur waar het individualisme heel erg belangrijk is
=> autonomie en assertiviteit bij kinderen heel belangrijk
- Vb. het leven in een cultuur waar de groep belangrijk is=> fatsoen,
discipline en respect voor ouderen prioritair
2. HOORCOLLEGE 2
2.1 Classificatie
Classificatie = een object, een persoon of situatie, herkennen en indelen in een
categorie
Dit is een diep menselijke behoefte om ordening te brengen in alle inkomende
stimuli
Een goed classificatiesysteem: basis van wetenschap
- Onderscheid maken tussen verschijnselen
- Overeenkomsten
- Nieuwe verschijnselen kunnen worden ingedeeld
- Maakt dat categorieën goed van elkaar onderscheiden zijn op basis van
duidelijke criteria
Op het eerste zicht heel erg verschillend lijkende verschijnselen kunnen toch
tot eenzelfde categorie behoren bv: een stille vrouw van rond de 25 en een
drukke man van rond de 60 die lijken op het eerste zicht niks met elkaar
gemeen te hebben maar ze kunne allebei tot de categorie SRW docenten horen
2.1.1 Definitie van classificatie
Definiëren en ordenen van patronen = basis van wetenschap. Mbv een
classificatiesysteem worden op basis van patronen van afwijkend
gedrag psychische stoornissen herkend, ingedeeld en van elkaar
onderscheiden
Dit maakt communicatie tussen verschillende hulpverleners mogelijk
Maakt beslissingen en voorspellingen mogelijk: oorzaken verloop
behandeling
Door mensen met gelijksoortige patronen van afwijkend gedrag te
groeperen, kan men op zoek gaan naar gemeenschappelijke factoren
Bv als je spreekt over een psychose weet iedereen wat je bedoeld
Didactiek: er kan les gegeven worden over de verschillende stoornissen,
wij gaan op het einde van dit opo allemaal woorden hetzelfde begrijpen
Differentiaaldiagnose: Het proces waarbij men bij het vermoeden van
een bepaalde stoornis bij een kind nagaat of dezelfde symptomen ook
4