De cursus Biologische grondslagen: cognitie maakt onderdeel uit van het cluster Biologische grondslagen van de opleiding Psychologie. In deze cursus krijg je een kijkje in de neuropsychologie, en maak je kennis met de werking van psychofarmacologie. Je krijgt een goed beeld van de relatie tussen on...
Hoofstuk 1 wordt niet samengevat, de opdrachten van youlearn zijn hier alleen gekopieerd. Ik heb de samenvatting nog niet helemaal door gelopen, maar de andere hoofdstukken lijken wel samengevat te zijn. De samenvatting begint dus eigenlijk pas vanaf hoofdstuk 3
Verkoper
Volgen
ingeborgg_1995
Ontvangen beoordelingen
Voorbeeld van de inhoud
Opdrachten Klinische
Neuropsychologie
Thema 1 - Introductie
Historische mijlpalen H1
Luria is een van de meest invloedrijke psychologen uit de vorige eeuw. Hij heeft er in zijn werk steeds naar
gestreefd om zijn klinische waarnemingen te integreren in de toen geldende theorieën. In zijn zoektocht naar
meer ordening presenteerde hij ook een overzicht van de functionele architectuur van de hersenen. Geef een
overzicht van deze functionele architectuur van de hersenen zoals Luria deze beschreven heeft.
Luria vatte de functionele architectuur van de hersenen samen aan de hand van drie globale indelingen.
1. drie voortdurend interacterende functionele eenheden (units), gerelateerd aan respectievelijk
subcorticale, posterieure en anterieure hersengebieden (respectievelijk 'activatie', 'input' en 'output')
2. drie hiërarchisch geordende niveaus van verwerking, gerelateerd aan primaire, secundaire en tertiaire
'zones' in de hersenen
3. gedrag dat wel of niet gereguleerd wordt door taalprocessen, gerelateerd aan respectievelijk de
linker- en rechterhemisfeer.
Volgens Luria zijn bij iedere mentale activiteit alle drie genoemde eenheden betrokken. Beschrijf op welke
manier dit het geval is.
Bij iedere mentale activiteit zijn alle drie genoemde functionele eenheden betrokken.
- De eerste eenheid dient voor de regulatie van waakzaamheid en aandacht; stoornissen daarin worden
met name veroorzaakt door letsels in de hersenstam, het diencephalon en de mediale gebieden van
de grote hersenen.
- De rol van de tweede functionele eenheid is cognitieve informatieverwerking: waarneming,
verwerking en opslag van informatie. Stoornissen daarin worden veroorzaakt door letsels achter de
centrale fissuur: de posterieure gebieden van de laterale cortex.
- De derde functionele eenheid dient voor de organisatie van gedrag: planning, regulatie en monitoring
van doelgerichte activiteiten. Stoornissen daarin treden op bij letsels voor de centrale fissuur: de
motorische, premotorische en prefrontale cortex.
Neuropsychologische wetenschappelijke aanpak H3
- Aangeven welke typen vraagstellingen aan de orde zijn binnen het wetenschappelijk gebied van de
neuropsychologie en deze toepassen
o Fundamentele vraagstellingen = vragen naar de precieze aard van een stoornis en daarmee
naar de onderliggende cognitieve processen worden doorgaans onderzocht met
experimentele paradigmata. Hierbij wordt doorgaans iets gemanipuleerd. Hier is het niet
vereist om met gestandaardiseerde en genormeerde procedures te werken.
o Klinisch neuropsychologische vraagstellingen = gericht op nadere typering ziektebeeld,
bruikbaarheid van testinstrumenten en -procedures, in kaart brengen v/h verloop van een
ziekte. --> onderzoek paradigmata
1
, Vragen die een klinisch neuropsycholoog krijgt binnen een gezondheidszorgsetting,
strekken van differentiaaldiagnostiek tot het evalueren van behandelingen en het
beantwoorden van adviesvragen van behandelteam en omgeving van de patiënt.
Een neuropsycholoog maakt gebruik van een neuropsychologisch diagnostisch
onderzoek dat wordt verricht volgens de empirische cyclus. Bij een adequate hypothese
worden gegevens verzameld van de patiënt door een klachtenanalyse en het observeren
en analyseren van het gedrag met behulp van (on)gestructureerde vragenlijsten en tests.
In veel studies wordt er speciaal voor een bepaald onderzoek ontworpen experimentele
taken opgenomen in de testbatterij. Dit gaat dan in op specifieke deelaspecten van het
cognitief functioneren.
De belangrijkste beperking van alle psychologische instrumenten is dat de waarde van
de conclusies afhankelijk is van de kwaliteit van de gebruikte tests en vragenlijsten.
Interpretatie van de testscores kan ook een beperking vormen. Dit kan opgelost worden
met experimentele onderzoek paradigma’s. Een ander probleem is dat een testbatterij
slechts een beperkt aantal tests kan omvatten. Missing values houdt in dat een
testbatterij jegens omstandigheden niet in haar geheel is afgenomen bij een patiënt en
dat er zodoende waarden missen.
- Type onderzoeksopzet. De begrippen subtractie, enkelvoudige dissociatie en dubbele dissociatie
toepassen
o Substractie = de subtractiemethode is een procedure om de score behaald op een simpelere
conditie af te trekken van een complexere conditie. Met deze methode wordt gecorrigeerd of
rekening gehouden met andere processen die ook van invloed zijn op de simpele conditie
maar niet op de complexere conditie, en die niet de kern vormen van de functie die het
onderwerp van het onderzoek vormt.
Een probleem bij deze methode is dat de verschilscore niet zo betrouwbaar is. Beide
condities hebben een bepaalde onbetrouwbaarheid, en deze worden samen
gevoegd bij het aftrekken van de scores. Om dit op te lossen kan met factoriële
designs worden gewerkt.
In veel onderzoek gaat het om complexe processen en kunnen effecten ontstaan
door verschillende elementen van een taak. Het is belangrijk hiervoor te controleren.
Om te kunnen kijken of ene vertraging bij een complex cognitief proces specifiek is
voor dat proces kan er gekeken worden of de vertraging disproportioneel groter is
dan de vertraging op de simpele conditie.
o Dubbele dissociatie = aan de orde als een beschadiging in een hersengebied leidt tot
verstoring van functie A, maar niet van functie B, terwijl een beschadiging in ander
hersengebied leidt tot verstoring van functie B, maar niet van functie A.
Een voorbeeld is beschadiging aan het gebied van Wernicke's dat leidt tot
problemen met het begrijpen van taal, maar niet zozeer tot moeilijkheden met het
produceren van heldere taal, terwijl beschadiging aan het gebied van Broca leidt
tot problemen in het produceren van heldere taal, terwijl taal wel begrepen wordt.
Bij een dubbele dissociatie gaat het om het aantonen van twee (min of meer)
onafhankelijke cognitieve processen waarvan men aanvankelijk dacht dat het om
een samenhangend proces ging.
- Beschrijven welke onderzoeksdesigns kenmerkend zijn binnen de neuropsychologie en welke kwesties
van belang zijn bij het bepalen van de kwaliteit van de studies.
o Single-case studies Er zijn verschillende manieren om onderzoek te doen naar specifieke
stoornissen bij individuele patiënten. 1) Het vergelijken van de prestatie van een patiënt op
een aantal neuropsychologische tests met de prestaties van een normgroep. 2) Intra-
individueel onderzoek is het aanbieden van allerlei specifieke taken aan een patiënt en
condities met elkaar te vergelijken. De beste methode lijkt om een patiënt te vergelijken met
2
, een controlegroep van gezonde mensen die op relevante kenmerken overeenkomen met de
patiënt.
o Beloopstudies 1) longitudinale studies 2) crosssectionele studies
o Oplossingen voor het probleem van spontaan herstel en aspecifiek effect
Multiple baseline design
Controletaak
Itemspecifieke training
Hawthorne-effect
Cross-over design
Randomisatietoets
Test-hertestprobleem
Generalisatie
Kwaliteitscriteria 1) SCED (Single-case experimental designschaal), 2) RCT
(randomized controlled trials)
Neuropsychologische praktijk H2 + 5
Diagnostische cyclus
1. Klachten analyse anamneses, heteroanemnese en observatie
2. Probleemanalyse het testonderzoek. Vaste of flexibele testbatterij
3. Diagnosestelling gegevens van de eerste twee stappen geïntegreerd om tot een conclusie te
komen. Nagaan of testresultaten betrouwbaar en valide zijn
4. Indicatiestelling gekeken naar noodzaak voor verdere diagnostiek of mogelijkheden voor
behandeling
De belangrijkste fasen in een neuropsychologisch onderzoek zijn:
- verwijzing/vraagstelling
- anamnese
- heteroanamnese
- observatie
- tests/vragenlijsten
- interpretatie
- rapportage
Prevalentie = het aantal gevallen van een bepaalde ziekte of stoornis per bepaald aantal mensen (vaak duizend)
Incidentie = het aantalnieuwe gevallen met de ziekte of stoornis binnen een bepaalde tijdsperiode (vaak een
jaar)
Sensitiviteit = de kans dat iemand met een stoornis ook als ‘gestoord’ uit een test of vragenlijst komt die
specifiek voor het opsporen van deze stoornis is ontworpen
Specificiteit = de kans dat iemand zonder stoornis ook als ‘niet-gestoord’ uit de test komt
Een hoge sensitiviteit gaat vaak samen met een lage specificiteit veel mensen met een stoornis
worden door de test geïdentificeerd (goed positief) maar ook krijgen veel mensen ten onrechte het
label ‘gestoord of ziek (fout positief) of andersom
In de praktijk zal de neuropsycholoog vaak kiezen voor een test met vooral hoge sensitiviteit:
eventuele cognitieve stoornissen mogen vooral niet gemist worden
Betrouwbaarheid = de nauwkeurigheid van een instrument: bv. dezelfde uitkomst op een ander moment of
door een andere onderzoeker
Test-hertestbetrouwbaarheid: weergegeven door een correlatiecoëfficiënt
3
, Validiteit = de geldigheid van een test: meet een test wat hij zou moeten meten
Face validity = meet de test wat hij behoort te meten
Inhoudsvaliditeit = is de test representatief voor het onderwerp wat men wilt meten
Begripsvaliditeit = de mate waarin het resultaat van een test ook werkelijk een indicatie is van de
cognitieve functie waarover je een uitspraak wilt doen
Criteriumvaliditeit = de mate waarin een test de prestatie van een patiënt kan voorspellen op een
extern criterium, iets wat men eigenlijk wil meten maar niet rechtstreeks kan vaststellen
Ecologische validiteit = hoe goed voorspelt de test het dagelijks functioneren
Herstel = wordt opgevat als een vooruitgang in het functioneren ten opzichte van het moment van
hersenletsel, en niet als een volledige terugkeer naar het pre morbide functioneren
Herstel kan op twee niveaus plaatsvinden:
1. Neurologisch (cerebraal)niveau = plasticiteit van de hersenen na beschadiging, spontaan
herstel. De grootste verbetering vindt doorgaans plaats in de eerste maanden na het oplopen
van het letsel, waarna het hersteltempo geleidelijk afneemt en neurologische eindtoestand
bereikt.
2. Psychologisch (gedrags- of belevings)niveau = na de neurologische eindtoestand kan er echter
nog sprake zijn van verdere psychologische gedragsmatig herstel. Hierbij ontstaat verbetering
doordat patiënten na verloop van tijd beter leren omgaan met hun stoornissen.
Uiteindelijk ontstaat ook hierin een stabiele situatie waarin patiënt moet leren leven met een aantal
neuropsychologische restverschijnselen/-symptomen
a. Direct neuropsychologisch symptoom: verlies of verandering in gedrag of mentale
processen die het rechtstreekse gevolg zijn van schade aan een functioneel
hersensysteem revalidatie restauratieve stroming
b. Indirect neuropsychologisch symptoom: een poging van patiënt om met een
dergelijke verandering om te gaan revalidatie compensatoire stroming
Plasticiteit
Wat is er bekend over de plasticiteit van de hersenen en de rol die deze kan spelen bij herstel en behandeling?
Er is de laatste jaren een verandering opgetreden in de denkwijze over de plasticiteit van het menselijk brein.
Na het oplopen van een hersenletsel vindt er meestal in enige mate spontaan herstel plaats. De mate waarin
dit gebeurt is afhankelijk van de ernst, locatie en etiologie van het letsel.
Het herstelverloop van de (cognitieve) restverschijnselen wordt veelal in kaart gebracht door herhaalde
metingen. Na ongeveer een jaar lijkt voor het merendeel van de patiënten het herstel in de vorm van
regeneratie van hersenweefsel ten einde te komen (waar het gedragsmatig functioneren nog langer kan
verbeteren). Deze plasticiteit van het brein wordt enerzijds veroorzaakt door fysiek herstel van het getroffen
gebied en anderzijds door het overnemen van functies door naastgelegen hersengebieden.
Daarnaast is er uit dierexperimenteel onderzoek ook naar voren gekomen dat er op bepaalde plaatsen in de
hersenen (de zogenaamde choroid plexus op de bodem van de laterale ventrikels) nieuwe zenuwcellen
aangemaakt worden die mogelijk ook een functionele rol spelen in het herstel van het beschadigde gebied.
Leren en leerbaarheid
Leren = (vanuit de leerpsychologie) een relatief permanente verandering in het gedragsrepertoire die
het gevolg is van ervaring
o Consistent mapping: wanneer een stevige verbinding tussen stimulus en respons gelegd wordt
wanneer deze herhaaldelijk in dezelfde combinatie optreden.
o Varied mapping: wanneer er verschillende responsen uitgelokt worden bij eenzelfde stimulus
er wordt geen stevige verbinding gelegd en er ontstaat geen leerresultaat.
o Knowledge of result = feedback: verbale informatie over de mate waarin het leerdoel gehaald is.
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper ingeborgg_1995. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €8,99. Je zit daarna nergens aan vast.