Begrippen – ontwikkelingspsychologie
Abstract denken Denken over dingen die niet direct waarneembaar zijn en/of
gebeurtenissen die niet rechtstreeks ervaren worden
Accommodatie Proces van informatie verwerken waarbij de bestaande
kennisstructuur gewijzigd wordt en nieuwe handel- en denkwijzen
ontstaan; proces waarbij denkstructuren worden aangepast aan de
realiteit
Achievement prestatie
Acne Jeugdpuistjes
Actief taalgebruik
Adaptie Denken past zich aan de omgeving aan en bij die aanpassingen
wordt rekening gehouden met reeds verworven inzicht en begrip;
assimilatie en accommodatie wisselen elkaar af
Affectie(f) Gevoelens van genegenheid of liefde; wat te maken heeft met het
gevoelsleven
Affordances Actiemogelijkheden die bepaalde situatie of stimulus verschaft
Agitatie Opgewondenheid; zenuwachtige opwinding
Agressie Vijandig of gewelddadig gedrag of gevoel
Animisme/ antropomorfisme Aan levenloze objecten dezelfde eigenschappen toeschrijven die
men zelf ervaart
Archaïsche reflexen Primitieve reflexen; reflexen die verdwijnen
Artificialisme Iemand is verantwoordelijk voor hun gedachten
Assimilatie Proces van informatie verwerken, waarbij de informatie op zo’n
manier wordt bewerkt, dat ze past in de reeds bestaande kennis en
denkstructuren; toepassen van bestaande kennis om nieuwe
ervaringen te begrijpen en in te voegen in bestaande
denkstructuren
Associatief spel Samen spelen zonder gemeenschappelijke taak, rol- en
materiaalverdeling of doel
Asynchrone groei Lichaamsdelen groeien niet in dezelfde proporties
Autonome moraliteit Kind onderscheidt nuttige en overbodige regels. Intentie v/d
handeling bepaalt mee hoe ernstig de overtreding wordt
beoordeeld
Basisemotie Emotie die door alle mensen, overal ter wereld, wordt toegepast
en herkend (vreugde, verdriet, angst, woede, verbazing en afschuw
= aangeboren)
Behavioristisch perspectief Stimulus responsleren (vb. klassieke conditionering – Pavlov,
operante conditionering – Skinner, sociaal-cognitieve leertheorie –
Bandura); bepaald door invloeden vanuit de omgeving
Bewegingsspel Zichzelf bewegen, zwaaien, springen, schommelen, klimmen en
klauteren, …
Cefalocaudaal Ontwikkeling van boven naar beneden (hoofd benen)
Centratie Onvermogen zich op meer dan 1 aspect v/e stimulus te
concentreren (enkel gericht op meeste opvallende aspect)
Circulaire reacties Manier om 1e schema’s aan te passen
Coercion model
Cognitie(f) 1. Mentale processen bij leren, waarnemen, herinneren, denken
2. Wat te maken heeft met kennen of leren kennen
Cognitief perspectief Processen waarmee mensen in staat zijn om de wereld te kennen,
te begrijpen, erover na te denken
, Cognitieve conflicten Verwachtingen v/e kind komen niet overeen met resultaat
Cohort Groep mensen die rond dezelfde tijd op dezelfde plek is geboren
Combinatorisch denken Alle mogelijke combinaties van afzonderlijke eigenschappen na
gaan, relaties tussen eigenschappen uitdrukken in proporties,
vervolgens op basis van het wel of niet voorkomen van bepaalde
combinaties causale verbanden afleiden
Conflict Verschil van mening; ruzie
Conformisme Bereidheid, neiging zich aan te passen aan de heersende
opvattingen
Conservatienotie Inzicht dat kwantiteit niet gerelateerd is aan de opstelling en de
uiterlijke verschijningsvorm van objecten
Conservatieproef Proef waarbij men de conservatienotie uittest
Constructiespel Scheppend of constructief omgaan met materiaal
Contextueel Onderlinge verbanden tussen ontwikkelingsgebieden en het belang
perspectief/ecologisch van culturele factoren bij de menselijke ontwikkeling; bio-
perspectief ecologisch model van Bronfenbrenner (micro-, meso-, exo-, macro-
en chronosysteem); sociaal-culturele theorie van Vygotsky (invloed
van sociale interacties tussen leden v/e cultuur op de cognitieve
ontwikkeling)
Continue verandering Ontwikkeling gebeurt geleidelijk aan en prestatieniveaus vloeien in
elkaar over, = kwantitatief, aard van veranderingen blijft gelijk
Conventionele moraliteit Naleven van regels/gedragscodes brengt sociale waardering; goed
= dat wat omgeving als goed ziet
Coöperatief spel Samen bezig zijn => samenwerking en coördinatie van rollen en
materiaal, stemmen activiteit af op gemeenschappelijk doel
Decentratie Organisatie van gedachten + meerdere aspecten v/e probleem in
ogenschouw nemen
Deductievermogen/ Vinden van een verstopt object
voorstellingsvermogen
Denkschema Patroon waarin gedacht wordt
Denkstructuur/cognitieve Denkoperaties + mentale organisatiemiddelen/vermogens =
structuur cognitieve structuur/denkstructuur (schema’s) => tijdens groei
verandert organisatie van kennis en inzicht => ontwikkeling nieuwe
structuren
Directe bekrachtiging Systeem van straffen en belonen
Discontinue verandering In aparte stappen/stadia, = kwalitatief (gedrag, gevoelens,
gedachten veranderen kwalitatief per stadium), beklimmen v/e
trap
Disharmonische gestalte Gestalte waarbij lichaamsdelen ongelijkmatig groeien => lichaam is
niet in harmonie
Doe-alsof spel Kinderen spelen en doen als-of
Doorzichtig tekenen/ Vorm van intellectueel realisme (het ene wordt boven het andere
transparant tekenen getekend)
Egocentrisme Onvermogen zich in anderen te verplaatsen
Eigenwaarde Waarde die iemand als persoon voor zichzelf heeft
Emotionele zelfregulatie Vermogen om de aard en de intensiteit van emoties aan te passen
Empathie Begrijpen wat een ander voelt; meevoelen en meeleven met
anderen
Encopresis Incontinent voor ontlasting (niet in staat)
Enuresis Incontinent voor urine (niet in staat)