Mentale status onderzoek
- Centraal staat de (1) hulpvraag van de patiënt zoals uit een normale anamnese. Niet
elke patiënt heeft een hulpvraag dus ook de familie is handig om uit te vragen
hierbij. Denk aan mensen met een psychose, of mensen die manisch zijn.
- (2) Speciële anamnese zijn specifieke vragen die je kunt stellen aan de patiënt om
meer te weten te komen over de klacht.
- (3) Heteroanamnese is vragen stellen aan een ander (anders dan de patiënt), deze
kunnen dan informatie verschaffen over de patiënt. Bij mensen die psychotisch zijn
of in een manische episode zitten, moet je weten wat er gebeurd is.
- In een acute situatie kan je niet altijd toestemming vragen, hier heb je een
heteroanamnese nodig. In andere situaties moet je toestemming vragen aan de
patiënt. Ook als iemand dement is zal je iemand moeten hebben die kan bevestigen
wat een patiënt zegt.
- (4) Voorgeschiedenis wordt uitgevraagd: historie (in de psychiatrie is het nog
belangrijker; ook bekend met tegenovergestelde klachten).
- Als iemand een manische episode heeft gehad en een depressieve episode heeft
gehad dan spreek je van een bipolaire stoornis. Dus hiervoor zal je hele andere
medicatie geven, dit noemen we een stemmingsstabilisator.
- (5) MSO
- (6) Lichamelijk onderzoek, schildklier onderzoek. Als deze te traag werkt dan krijg je
depressieve klachten. Paniek/angsten dan zal je de bloeddruk meten en het hart
meten, mochten er geen hartklachten zijn dan kijk je verder of er angstklachten zijn.
- (7) Biografie en sociale anamnese, is specifiek voor psychiatrisch consult.
Beschermende factoren zien, de events van het leven te zien zijn. Dus we willen
hiermee verklaringen zoeken voor de klachten van de patiënt. Als je de hele biografie
uitvraagt kom je bij de sociale anamnese: hobby’s, financiën, werk, kinderen.
Factoren die veel stress uitlokken.
- (8) Familieanamnese, is er sprake van cardiovasculaire aandoeningen in de ziekte. Of
zijn er erfelijke ziekten in de familie.
- (9) Intoxicaties, medicaties en drugs. Cannabisgebruik kan schizofrenie oproepen,
Parkinson medicatie (Hallucinaties), metoprolol (depressieve stoornissen),
anticonceptiepil (stemmingswisselingen). Alcohol zorgt ervoor dat je wat losser
wordt. Roken wordt ook gezien als normaal, maar kan ook in de verslavingszorg
belanden. Schizofreniepatiënten roken en de nicotine zorgt ervoor dat bijwerkingen
van medicatie minder wordt maar ook de werking wordt minder.
- Mentale functies: zijn de basis van het algemeen functioneren. Psychische functies
zie je bij elke patiënt, naar mate je meer moe bent kan je minder goed functioneren
maar dan heb je geen pathologie. De manier van klachtenpresentatie wordt
beïnvloed door de mentale staat waarin je verkeerd. Dus als je somber bent dan
vertel je alles minder leuk, en als je manisch bent dan flap je alles eruit. De
psychische functies beïnvloeden ook of je een klik hebt met een patiënt. Soms kan je
een patiënt niet volgen als het verhaal incoherent is.
Binnen het onderzoek ligt het op een subjectieve beoordeling van de beleving van de
patiënt. Zit groot verschil tussen patiënten; sommigen hebben veel meegemaakt en
anderen een stuk minder.
- MSO begint al wanneer je iemand uit de wacht kamer haalt, of iemand aankijkt, hoe
iemand verzorgd is.
, - We gaan exploreren, observeren, en zelf-observatie. Binnen het MSO. Zelf-
observatie is belangrijk voor het pluis/niet-pluis gevoel, en anderzijds nagaan wat
patiënten in je oproepen. Daardoor kan je zelf niet goed de anamnese afnemen bij
de patiënt.
- Theory of mind is het niet kunnen verplaatsen in het perspectief van een ander, dit
kan iemand die autistisch is niet voorstellen. Dus zo iemand kan geen empathie
tonen voor een ander.
Eerste indruk van een patiënt:
Contact, wordt er oogcontact gemaakt. Dit zegt wat over de mate van aandacht die
je op kan brengen. Autistische mensen maken ook geen oogcontact. Maar het kan
ook normaal zijn als je verlegen bent.
Uiterlijke kenmerken, leeftijd kloppend met uiterlijk, zelfzorg, huid.
Houding, zijn de bewegingsstoornissen die zich voor kunnen doen.
Klachtenpresentatie, hoe presenteert iemand zich met bepaalde klachten.
Cognitieve functies:
Bewustzijn, als iemand bij bewust zijn is kan je op prikkels reageren. Wanneer het
bewustzijn verstoord is heb je verschillende terminologie voor: Somnolent (slaperig),
Soporeus (geen antwoord, maar reageert op prikkels), Subcomateus (pijnprikkel
reactie) dit is bijvoorbeeld door alcohol intoxicatie. Delier is als het bewustzijn heel
erg wisselt. Maak je op uit het contact met de patiënt.
Aandacht, drie aspecten heeft aandacht. Aandacht trekken, vasthouden en
verplaatsen. De aandacht trekken doe je door een vraag te stellen. Daardoor te
vragen en te kijken of een patiënt het kan volgen, en wisselen naar een volgend
onderwerp te gaan en zo te zien of de aandacht verplaatst wordt.
Concentratie, is de draad kwijtraken. Lukt het nog om de ondertiteling te lezen op de
tv? Hebt u een boek kunnen lezen? Rekensom geven.
Oriëntatie, je vraagt na of iemand het heeft kunnen vinden. Tijd en plaats verdwijnen
het eerst als er sprake is van een gestoorde psyché.
Geheugen, bestaat uit een aantal aspecten. Je kan inprenting doen (3 woorden
geven) kijken of iemand het kan herhalen. Maar ook het kortetermijngeheugen kan
je hiermee testen. Als inprenting niet lukt dan hoef je niet verder te vragen.
Confabuleren zijn mensen die gaten in het geheugen hebben, dit zie je bij mensen
met Korsakov. Dan zie je dat mensen deze gaan vullen met logische verhalen, dit
noemen we facet gedrag. Als je later terugvraagt naar het verhaal dan zijn deze
mensen het vergeten en dan komen ze met een ander logisch verhaal.
Intellectuele functies, je kan intelligentie inschatten op basis van woordenschat en
het opleidingsniveau. Ziekte-inzicht en besef, ziet iemand in dat hij/zij ziek is.
Abstractievermogen aangetast, dan kan je geen beeldspraak meer begrijpen en
spreekwoorden ook niet (mensen met autisme en schizofrene patiënten). Executieve
functies: doolhof maken, oplossingen denken, plannen en opdrachten uitvoeren. Dit
kan je uitvragen door te vragen of opdrachten nog lukken, of dat koken nog lukt.
Waarnemen, bij hallucinaties is er geen stimulus maar wordt er wel wat
waargenomen. Illusies zijn er wel prikkels, maar door angst neem je iets anders waar
dan hij daadwerkelijk is. “Ziet u wel eens dingen die anderen niet zien” Akoestisch en
visueel komen het meeste voor qua hallucinaties. Derealisatie is het gevoel dat de
wereld niet echt is. Depersonalisatie is het gevoel dat je eigen lichaam niet echt is.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper denzelsiera. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,49. Je zit daarna nergens aan vast.