SOCIALE FILOSOFIE EN ETHIEK
HOOFDSTUK 1 –INDELING VAN DE WIJSBEGEERTE EN DE PLAATS VAN DE SOCIALE EN
ETHISCHE FILOSOFIE.
Wijsbegeerte: vorm van kennisverwerving die ontstaat wanneer men geen vrede meer neemt met de
mythische, magische of dogmatische aanpak.
Toenmalige tendens om te systematiseren – alles in één systeem te kunnen vatten – en de klemtoon op
rationaliteit.
1. Hoe zit de wereld in elkaar?
2. Wat kunnen we kennen?
3. Wat moeten we doen?
4. Wat mogen we hopen?
5. Wat is de mens?
1.1 FACTISCHE PROBLEMEN
Factische problemen = problemen die vragen naar de oorsprong van alles wat bestaat = metafysica
• Algemene metafysica of ontologie = vraagt op meest algemene manier waar het zijn vandaan komt?
o Wat bestaat? Materie? Energie? Percepties?
o Waar komt de wereld vandaan?
o Wat is bestaan? Wat is zijn? Wat is werkelijkheid?
o Waarom is er iets en niet veeleer niets?
o Wat is zijn? Wat is worden?
“Bekende” metafysici/ontologen
- Grieken (Anaximander, Parmenides, Anaximenes, ...)
- Heidegger (zijn en het zijnde)
• Bijzondere metafysica = onderzoek naar de belangrijkste zijnden, vraagt in het bijzonder waar
specifieke onderdelen vandaan komen.
o Rationele kosmologie
▪ Kosmos = wereld, logos = leer
▪ Bestudeert de basisstructuur van de wereld
▪ Hoe steekt de wereld in elkaar?
▪ Is de wereld een geordend geheel of is er vooral chaos?
o Rationele psychologie/antropologie
▪ Antropos = mens, logos = leer
▪ Stelt de vraag naar de essentie van de mens
▪ Waarom ‘psychologie’ -> ziel als essentie van de mens
▪ Spreken recenter van wijsgerige antropologie
o Rationele theologie (theodicee)
▪ Theos = god, logos = leer
▪ Wijsgerige vraag naar God
▪ Bestaat God?
▪ Hoe moeten we ons die God voorstellen?
▪ Welke godsbewijzen kunnen we formuleren?
1
,Theodicee: als God almachtig, algoed en alwetend is, waarom is er dan zoveel lijden en onrechtvaardigheid in
de wereld? God heeft ook het kwade niet geschapen, enkel het goede. Het kwade is gewoon de afwezigheid
van het goede.
Wat is rationaliteit? Moeilijke vraag, onduidelijk antwoord
• Denken
• Argumenteren
• Taal
• Logica, of het gebruik van een bepaalde methode
• Geen mythe, geen dogma, geen waanzin (?)
1.2 KENNISTHEORETISCHE PROBLEMEN
Kennisleer of epistemologie:
• Wat is kennis?
• Hoe kunnen we zeker zijn dat deze kennis waar is?
• Hoe kunnen we kennen?
Logica: Als P, dan Q Als P, dan Q Als P, dan Q
• Wat is geldig redeneren? P Niet Q Q
• Het denken zelf Dus Q Dan niet P Dus P
Wetenschapsfilosofie
• Bestudeert de wetenschap zelf
• Bestudeert één bepaalde wetenschap i.p.v. algemeen
o Filosofie van de fysica, biologie, sociale wetenschappen, etc.
Metafysica verdwenen ten voordele van de kennisleer. Na ontstaan van de wetenschap begint men zich de
vraag de stellen naar ‘Wie kent er?’ We stellen niet alleen, als filosofen, de kennis in vraag, maar vooral ook die
gene die kent (het kennende subject).
1.3 ETHISCH-POLITIEKE PROBLEMEN
Ethische en politieke problemen: problemen die vragen naar hoe mensen kunnen samenleven, hoe de
maatschappij georganiseerd kan worden
Ethiek:
• Normen en waarden van het menselijk handelen
• Wat is goed en kwaad?
Politiek:
• Organisatie van de samenleving
• Hoe kunnen wij mensen samenleven?
Esthetica:
• Wat is schoon en lelijk?
• Wat is kunst?
2
, 1.4 VANUIT HET PERSPECTIEF VAN DE MENS
Sociale en politieke filosofie
a) Mens (ethiek)
b) Mens <-> mens (politiek)
c) Mens -> natuur (economie)
Relatie a: de zelfrelatie is bij uitstek het studiegebied van de ethiek. In dit opzicht wordt in de ethiek
onderzocht hoe de mens zich ten aanzien van zichzelf kan gedragen. In deze benadering van ethiek staat de
zelfzorg centraal. Wat moet ik doen?
Kunnen we relatie b los van relatie a benaderen?
Relatie b: de relatie tussen de mensen is een wederkerige afhankelijkheidsrelatie. We kunnen ze omschrijven
als het studiegebied van de politieke of sociale filosofie. De mensen zijn op elkaar aangewezen om te kunnen
leven. De vraag is: hoe kunnen we het beste samenleven?
Relatie c: de relatie tussen de mens en de natuur is een éénzijdige afhankelijkheidsrelatie. De mens is
afhankelijk van de natuur, terwijl dit omgekeerd niet het geval is. We kunnen deze relatie omschrijven als het
studiegebied van de economie. Wij mensen hebben die natuur nodig (grondstoffen) om te kunnen leven.
HOOFDSTUK 2 – INLEIDING: DE GRIEKSE POLIS
2.1 INLEIDING: POLIS EN AGORA
Vooraf: de Griekse polis
• Centrum van de polis = agora (forum)(markt)
• Handel + spreken
• Democratie: Mannen (publiek) versus vrouwen/kinderen/slaven/niet-welgestelden (oikos = huis ->
binnen/verborgen)
• Economie (oikos & nomos)=overleven van de familie
• Polis = wereld van de openbaarheid – de publieke ruimte
2.2 PLATO
Vooraf: Plato! (428 BC – 348 BC)
Politeia
• ‘De Staat’, ‘Constitutie’, ‘Grondwet’, ‘Rechtsorde’
• Gerechtigheid/rechtvaardigheid staat centraal, enige garantie voor vrede
• Revolutionair, omwenteling, bevrijding
o Cf. de grot van Plato -> mensen worden pas mensen als ze van hun ketenen worden bevrijd
o Richting een samenleving overeenkomstig de ideeën (utopie)
o Marx (?)
• Ideeën/utopie = idealen: zaken die nog niet gerealiseerd zijn, maar naar waar men moet streven
o Zijn het goede
o Zijn het enige die het einddoel bepalen
o Concrete problemen in het realiseren ervan zijn louter technisch en van weinig belang
3