Samenvatting Modellen in de Experimentele Psychopathologie
HOOFDSTUK 1: introductie
1. Inleiding
1.1. Praktijkvoorbeeld ter illustratie
Schets van de plaats van de experimentele psychopathologie binnen de klinische psychologie:
Telefonische aanmelding van Kim (35) met dwangklachten. Gesprek komt op gang. Ze is gehuwd,
heeft kindje van 3 maand. Ze heeft heel leven al last gehad van perfectionisme, angstaanvallen,
dwang, … Maar dit is bergaf gegaan sinds de zwangerschap (omtrent gezondheid, voeding, slapen,
…). De bevalling was voor haar traumatisch: ze voelde niks voor haar kind, en dit is nog steeds zo. Ze
stelt zich steeds de vraag of ze wel een goede moeder is, of ze hem wel graag ziet, etc. Dan vertrouwt
ze zichzelf helemaal niet meer (bij het maken van eten, in bed leggen, …). Ze schaamt zich hier enorm
voor en haar man heeft hier geen idee over.
Vraag: Welke mechanismen werken de OCD in gang?
- Het feit dat het na de bevalling verergerde wil zeggen dat het iets te maken heeft met
postnatale stress.
- Geen connectie hebben met het kind.
- Controleverlies dat zich uit in dwanggedachten.
- Perfectionistische en onzekere aard van de moeder.
- Ze heeft in het verleden reeds opstoten van dwanggedachten gehad (bv. schoonmaken en
periode dat ze bang was dat ze lesbisch was), maar niet zo extreem als nu.
- De schaamte maakt het moeilijk om het op te lossen, want ze praat niet over de
problematieken.
- Sociale verwachtingen/contexten die ze zichzelf oplegt (het ‘roze-wolk-gevoel’ van een verse
mama).
- Relatie met haar eigen ouders is goed, maar hebben hoge eisen. Bij de aanvang van de
dwang was een van de eerste herinneringen die ze had, dat iemand ziek was en dat mama
een kaarsje brandde.
- Het hebben van een kind als enorme toename verantwoordelijkheid, die de voedingsgrond
kan vormen voor de verergering van de problemen.
Bij het werken met deze casus heeft prof volgend schema gemaakt: de elegantie van mechanismen…
⇒ Horrorscenario: ze tast af bij zichzelf of ze idd wel
een liefhebbende moeder is. Deze gevoelsmonitor is
van groot belang. Als je op DIT moment het gevoel
opvraagt, op een moment dat je doet dat je met veel
onrust en spanning zit, dan voel je het niet. Je vraagt te
veel van jezelf; destined to fail.
Ze is heel perfectionistisch: alles moet goed gaan, ze moet goed huwelijk hebben, op haar werk moet
ze succesvol zijn... maar nu haar kind geboren wordt, is het zoontje het allerbelangrijkst in haar
leven, dus het aller allerbelangrijkste nu is om een goede moeder te zijn. Dan bepalen mechanismen
natuurlijk dat de gedachten komen: wat als ik een slechte moeder ben? Hoe belangrijker iets voor je
1
,is, hoe makkelijker je erover kan nadenken aan wat als het zou mislukken. De gedachten dat ze een
slechte moeder zou zijn nemen haar denkwijze over: zorgt voor heel veel onrust en spanning,
waardoor die gedachte dus nog relevanter wordt en ze het gevoel heeft dat ze de gedachte
monitoren? Ze gaat constant op zoek in haarzelf of ze haar kindje wel graag ziet op ieder moment
van de dag. Waarbij ze met haar hoge eisen stelt dat ze op elk moment van de dag in verliefdheid
moet rondlopen. Maar dit is een onhaalbare eis en het gevoel is onvoldoende beschikbaar. Als je
constant de eis en de situatie gaat monitoren in een angstige bui, dan zal het gevoel van verliefdheid
tenietgedaan worden door het proces van monitoren en de angst. Omdat ze onvoldoende het gevoel
krijgt dat ze haar zoontje graag ziet, denkt ze dat ze een slechte moeder is, waardoor ze veel afschuw
en schaamte voelt. Er is ook isolatie en vervreemding van de partner, hij snapt niet goed wat er aan
de hand is, want zij wil het door de schaamte aan niemand vertellen.
Wat doen we als therapeut?
- Afchecken bij andere moeders; is het echt wel zo’n roze wolk? Documentaires etc. bekijken.
- Psychomedicatie in context van gevoelsmonitoring.
- Focus distribueren in plaats van alle focus op haar kind te leggen.
- Nadenken over afschuw en schaamte en zorgen dat ze zich niet isoleert.
- Werken met perfectionisme: dit intomen en oorzaak achterhalen, want perfectionisme is de
perfecte voedingsbodem voor het hele obsessieve netwerk.
- Context aanpakken, maar dit na verloop van tijd (eerst andere issues oplossen).
- Zolang ze zo gestrest is, als ze nu is, kan ze dat gevoel voor haar kind nooit toegankelijk
maken. Ze moet ontspannen.
- Werken rond haar gedachten omtrent de manier waarop ze met zichzelf omgaat omtrent
haar eisen die ze zichzelf oplegt. Als je iets belangrijk vindt, kan je analyseren hoe je iets
moet mispeuteren. Als je dit labelt als heel belangrijk, gaan je gedachten dit in de gaten
houden (waakzaamheid). Dan krijg je steeds terugkerende gedachten.
- Blootstellen aan de feiten. Als je in vermijding gaat, stel je jezelf bloot aan de situatie want je
gaat ervan uit dat de situatie effectief gaat plaatsvinden. Dit is een vicieuze cirkel. Als je de
intrusieve gedachte negeert door ‘te spelen’ met de angstige situatie, kan je stapsgewijs de
controle loslaten.
o Men weet nooit zeker dat de persoon zich niet in het risico gaat bevinden.
o Je moet het gevoelsmonitoring uitleggen aan de cliënt! Als je de instandhoudende
mechanismen identificeert, zie je dat mensen onmiddellijk inspiratie hebben omtrent
wat je klinisch kan doen.
Op het moment dat je de mechanismes vaststelt die haar tot de huidige klachten drijven, heb je niet
zoveel werk meer om na te denken wat je er nu precies aan gaat doen. Op basis van inzicht van wat
nu wat tot stand houdt kan je heel goed verder werken aan oplossingen.
1.2. De noodzaak voor EPP
Hebben we de causale mechanismen echt nodig? Er zijn veel goede behandelingen voorhanden voor
psychische stoornissen (inzicht op wat mechanismen en bepalende processen zijn), maar er is nog
véél ruimte voor verbetering. Niet iedereen kan al profiteren van deze interventies. We hebben het
over…
- Verklaringsmodellen
o Zijn niet slecht maar zeker voor verbetering vatbaar.
o We hebben veel alternatieve verklaringsmodellen voor slechts één probleem,
hoewel we niet weten wat nu de juiste/beste is.
- Behandelrespons
o Idem. Bij veel behandelingen is de respons zeker niet optimaal.
o Bv. Bij depressieve klachten respondeert 40-50% niet op de eerste behandeling.
2
, - Lange termijn effectiviteit
o We hebben veel behandelingen die het goed doen op KT, maar waarbij mensen toch
terugval kennen.
o Bv.: Bij depressie hebben we vaak het probleem dat depressie heroptreedt na
‘succesvolle’ behandeling.
- Matchen van behandeling met patiënt
o Vaak schrijven we behandeling voor zonder dat we weten of patiënt er wel op zal
reageren, want reactie is verschillend van persoon tot persoon.
o Bovenstaande 3 gaan meest over groepsniveau. Er zijn echter grote verschillen in wat
voor wie precies werkt. Sommige zijn beter met medicatie, andere met enkel
therapie, etc.
1.3. Merites van een EPP-benadering
*Goede prestaties die je hebt geleverd en waarvoor je lof verdient = waarden/sterktes.
Binnen de EPP-benadering gebruiken we veel verschillende onderzoekstechnieken om causale
mechanismen te identificeren.
- Identificatie van causale mechanismen
o Causale factoren zijn informatief, maar instandhoudende factoren zijn minstens even
belangrijk!
o Dit is een major challenge: om te onderzoeken wat belangrijke variabelen zijn bij het
ontstaan van stoornissen, om zo een beter zicht te krijgen op causale processen (zijn
deze betrokken bij het ontwikkelen/instandhouden van problematieken?), moet je
opletten met variabelen die je experimenteel niet kunt manipuleren, plus je moet
zorgvuldig te werk gaan om geen derden factoren te krijgen.
- Wetenschappelijke zienswijze binnen individu en groep (zie verder)
o Theorieën over psychopathologie en behandelingen zijn gegrond in empirische
gegevens. Kunnen we deze toetsen aan de realiteit?
o EPP-zienswijze sluit heel goed aan bij wetenschappelijk denkkader over
psychopathologie en de manier waarop je omgaat met psychische stoornissen en
menselijk lijden. In EPP gaan we op zoek naar verklaringsmodellen die heel duidelijk
gefalsificeerd/geverifieerd zijn waarbij we proberen het eigen denken te toetsen,
omdat we overtuigd zijn dat patiënten recht hebben om fatsoenlijk aangetoonde
wetenschappelijke informatie te krijgen.
- Expliciete links met de wetenschappelijke psychologie en zeer goed inpasbaar binnen
Evidence Based Practice
o Expliciete links: er zijn veel verklaringsmodellen voor pathologisch gedrag die weinig
geïnformeerd zijn door wat we uit andere wetenschappelijke contexten kennen. Dit
is problematisch, omdat het vaak slechts een topje van de ijsberg is (integratie is dus
belangrijk!).
- Continue interactie tussen Klinische Psychologie id praktijk en EPP
o Er zijn continue observaties/innovaties uit klinische praktijk die mee
onderzoeksagenda van EPP bepalen, als omgekeerd.
o Bv. Bij trauma is er veel gebruik van EMDR. Eerst was dit een ‘hoax’, maar uiteindelijk
blijkt dit toch te werken, beweert empirie.
- EPP is niet gebonden aan één therapieschool
o Bv. relatie- en gezinscontext in combinatie met psychotherapie.
o Vinden we ook terug bij modellen in ontwikkelingspathologie
3
, 1.4. Charmes van een EPP-behandeling
De puzzel van EPP kan steeds van vorm veranderen, bv. bij depressie de vraag stellen wat de
risicofactoren/beschermingsfactoren zijn. Je kan telkens andere facetten onderzoeken.
Op het moment dat je de vraag stelt ‘hoe komt het nu dat iemand een psychose, depressie, ...
ontwikkelt’, en op zoek gaat naar de causale mechanismes. Dan heb je een puzzel gemaakt met heel
veel verschillende kanten om naar te kijken, omdat je informatie kan krijgen van verschillende
bronnen: mensen met depressie, mensen met kwetsbaarheid om depressie te ontwikkelen, wat doet
behandeling van de depressie... Deze puzzel moet je heel vaak opnieuw leggen.
1.5. Mensvisie
EPP heeft een uitgesproken mensvisie. Er is flexibiliteit, omdat EPP met name een
onderzoeksbenadering is. Het is een onderzoeksbenadering die aansluit bij post-positivistische
filosofische benadering. De benadering gaat niet noodzakelijk uit van een superdoordachte
mensvisie, en sluit dus ook niet aan bij één visie; er is veel flexibiliteit en je kan vanuit verschillende
opzichten opereren. Bij de post-positivistische benadering bestudeert men mensen met psychische
klachten, om zo wetmatigheden te ontdekken die relevant zijn en ook opgaan voor andere mensen.
Psychopathologie is contextafhankelijk en er kunnen veel omgevingsfactoren zijn, daarom…
- Men is sterk opzoek naar contextueel bruikbare wetmatigheden (geen absolute waarheden).
Context verschilt namelijk van individu tot individu.
- Er zijn veel unieke ervaringen, maar tegelijkertijd zijn er ook veel gedeelde ervaringen,
waardoor er wel bepaalde niet-absolute wetmatigheden en mechanismen kunnen zijn.
- Als we bepaalde symptomen hebben, weten we wel dat risico op ontwikkeling van een
stoornis groot is. Dit wil niet zeggen dat voor alle individuen deze stoornis tot uiting zal
komen, maar de symptomen leiden wel voor grootste deel van populatie tot stoornis.
Laat ook meer constructivistische benadering toe. Bijvoorbeeld kijken hoe iemands perceptie
gerelateerd is aan sociale context.
Binnen deze context wordt ook heel veel gewerkt met variabelen die te maken hebben met
individuele betekenis verlenende (cognitieve) constructies, bv. variabele rond hulpeloosheid:
constructie van de realiteit op een bepaalde manier.
Waarbij je zowel…
- Kwantitatieve benadering kunt hebben: waarbij binnen EPP die opzoek gaat naar
wetmatigheden vaak gewerkt wordt met focusgroepen om op basis daarvan ideeën te
krijgen rond welke mechanismen relevant zouden kunnen zijn vb. vragen aan focusgroep zie
je deze behandeltrial wel zitten, is dit iets wat haalbaar is of niet...? Waarbij continue
bijsturing gebeurt op basis van gesprek met cliënten.
- Kwalitatieve benadering kunt hebben: hoewel EPP het meeste werkt via onderzoek bij
groepen (kwantitatief), is dit zeker niet de enige manier vb. dagboekstudies: op één-op-één
niveau op zoek gaan naar mechanismen.
Nomothetische focus ≠ Groepsbenadering
o We hanteren een groepsbenadering, maar dit is niet exclusief.
o Ook op NS1-informatie kan je experimentele principes bekijken.
Nomothetische focus ≠ Kwantitatief onderzoek
o Er is vaak focus op kwantitatief onderzoek, maar opnieuw is dit niet exclusief.
o Ook kwalitatief onderzoek krijgt steeds meer een plaats.
Ja, maar “iedereen is toch uniek?”. Klopt, maar er zijn veel principes die over het algemeen –
als menselijke soort – gelijkaardig zijn.
4