Anatomie en fysiologie
Inleiding tot de anatomie en fysiologie
Homeostase (= evenwicht)
Regulering door homeostase = behouden van een stabiel inwendig milieu
➔ Hangt af van een receptor (gevoelig voor een bep stimulus) en een receptor
(zorgt voor een bep reactie)
• Intern: CO2, water, zouten, urine, warmte, uitwerpselen
• Extern: zuurstof, water, voedingsstoffen, energie
Negatieve feedback: variaties buiten de normale grenzen starten automaische corrigerende
reacties -> reactie doet verstoring teniet (effect = tegengesteld aan oorspr prikkel)
Positieve feedback: stimulus produceert een reactie die de stimulus versterkt (reactie voltooid snel een kritisch proc)
De taal van de anatomie
Anatomische positie
• Armen langs het lichaam
Supine: rugligging
• Handpalmen naar voren
Prone: buikligging
• Voeten naast elkaar
Anatomische gebieden
2 methoden om buik en bekken in kaart te brengen
1. Kwandranten 2. Gebieden
Anatomische richtlijnen
Lichaamsholten
Ze beschermt tere lichaamsholten en laat de groei en bewegen van organen toe. Ze omringt: ademhalingsorganen,
hart en bloedvaten, verteringsstelsel, urinewegen, voortplantingsorganen.
Het middenrif deelt de ventrale lichaamsholte in 2:
• Borstholte: pleuraalholtes en pericardiale ruimte
• Buik- en bekkenholte: buik en bekken (omringd door buikvlies voor bescherming)
,Radiologische technieken
Röntgenfoto’s
• Röntgenstralen = hoog ernergetische straling die weefsel kunnen doordringen
• Radiopaak: weefsels houden straling tegen -> wit/grijs op foto (bv bot, spier): hoe witter, hoe harder de
structuur en hoe harder de radiopaak
• Niet-radiopaak: weefsels laten straling door -> zwart op de foto (bv holtes)
CT-scan = computer tomografie
• Ook röntgenstraling, maar minder nodig voor goed beeld
• Verwerking via PC
• Verschillende coupes op korte afstand
MRI (magnetische resonantie imaging)
• Magnetisch veld aanleggen rondom persoon
• Meer gedetailleerd, vooral voor welke delen
Echografie
• Ultrasoongeluid doorsturen en echo’s detecteren
• Minder scherpe beelden, maar veiligheid staat voorop
Hart- en bloedvaten = cardiovasculair stelsel
Onderdelen:
• Hart: de bloedpomp
• Bloedvaten
o Arteries of slagaders voeren het bloed van het hart weg, ze vertakken zich tot haarvaten
o Venen of aders voeren het bloed terug naar het hart
Functie:
• Transport van O2 en CO2, voedingsstoffen, hormonen en andere stoffen naar weefselcellen
• Afvoer van CO2 en afbraakproducten
• WBC spelen een rol in de bescherming van vreemde indringers
Het hart
De anatomie van het hart: pericard
Bekleedt door het pericard (hartzakje) = sereus membraan
• Visceraal p: bekleedt het opp van het hart
• Pariëtaal p: bekleedt de pericardiale zak die het hart omgeeft
• Pericardiale ruimte: bevat pericardiale vloeistof: vermindert wrijving
Het pericardium bestaat uit dicht netwerk collagene vezels: stabiliseren de positie van
perdicardium, het hart en de daarmee verbonden bloedvaten.
Anatomie van het hart: ligging
,De anatomie van het hart: uitwendig
De 4 hartafdelingen zijn te herkennen aan verschillende uitelijke kenmerken:
• 2 atria hebben dunne, gespierde wanden en kunnen ver uitrekken (vullen met bloed -> leeg: auricula)
• 2 ventrikels
Atrioventriculaire groeve: gevuld met vet en markeert grens tss atria en ventrikels. Ventrale en dorsale
interventriculaire groeve, markeren de grens tss linker en rechter ventrikel.
Hartwand
3 Duidelijke herkenbare lagen:
1. Epicardium: het buitenste opp van het hart
2. Myocardium: gespierde want, bevat hartspierweefsel, bloedvaten en zenuwen. gewikkeld rondom het hart,
in concentrische lagen -> stuwende en draaiende samentrekkingen -> pomprendement van het hart stijgt
3. Endocardium: binnenzijde hart + hartkleppen, loopt door in endotheel van bloedvaten
Spierweefsel (foto handboek)
Verbonden door intercalaire schijven (verbinding tss cellen)
• Tight junction: verbinding tss celmembranen via in elkaar grijpende membraaneiwitten (geen doorgang van
water en ionen)
• Desmosomen: sterke verbinding tss celmembranen via CAM’s en intercellulair cement (snelle doorgang van
kleine molecule van ene cel naar andere), geven mechanische spanning door (bij elkaar gehouden)
• Gap junction: verbinding tss celmembranen en kanaaleiwitten (snelle doorgang van kleine moleculen van
ene cel naar andere), geven actiepotentiaal door (aan elkaar koppelen)
De anatomie van het hart: inwendig -> Septa
Beide septa bestaan uit hartspierweefsel
• Interatriaal septum: scheidt de atria
• Interventriculair septum: scheidt de ventrikels
Kleppen
Atrioventriculaire klep (AV-klep):
• Elk atrium mondt uit in het ventrikel aan dezelfde zijde via deze klep
• Zorgt ervoor dat het bloed uitsluitend van de atria de ventrikels in kan stromen en niet terug (plooien)
o Rechteratrium: ontvangt bloed vd grote BO via 2 grote venen, de v. cava superior (bovenste holle
ader die bloed aanvoert van hoofd, hals, armen en borst) en de v. cava inferior (onderste holle ader
die bloed aanvoert van romp, ingewanden en benen).
• Bloed stroomt van het RA naar het RV door 3 slippen = drieslippige klep (rechter AV-klep)
• Bloed stroomt van LA naar het LV door 2 slippen = tweeslippige klep (mitraalklep)
• Slip op plaats gehouden door chordae tendineae: peesdraden aan hartkleppen, verbonden met papilspieren:
door contractie komen peesdraden strak te staan, wrdr kleppen niet kunnen terugslaan
, Halvemaanvormige klepen
• Bevindt zich tss ventrikel en (long)slagader -> bloed dat LV verlaat stroom via halvemaanvorm. Kleppen de
aorta in (begin grote BO)
• Zorgen ervoor dat bloed uitsluitend van ventrikel naar (long)slagader stroomt
• Pulmonalisklep en aortaklep
Verschillen atria en ventrikels
ATRIA VENTRIKELS
Verzamelen bloed dat naar het hart terugkeert Links: bloed naar lichaam stuwen (GBO)
Voortduwen naar ventrikels Rechts: bloed naar longen stuwen (KBO)
Gelijke atria links/rechts Links dikkere myocard dan rechts
Verschillen linker- en rechterventrikel
LINKERVENTRIKEL RECHTERVENTRIKEL
Veel kracht leveren om bloed door grote BO te stuwen Niet veel kracht leveren om bloed door kleine BO te stuwen
Dikke gespierde wand Wand is relatief dun
Hartafdeling is rond Hartafdeling lijkt op een buidel
Samentrekking: afstand tss basis en apex w kleiner + Samentrekking werkt als blaasbalg
diameter vh ventrikel wordt kleiner
Als LV samentrekt puilt hij uit in holte van RV -> bloed w Bloeddruk is relatief laag
uit RV gestuwd
Het fibreuze skelet
• Dichte banden van stevig, elastisch bindweefsel rondom:
o Hartkleppen
o Basis van grote arteriën
• Functie:
o Stabiliseert positie van hartkleppen
o Isolatie tss spierweefsels van atria en van ventrikels (belangrijk voor normale hartfunctie: hierdoor
kan timing van samentrekking van ventrikels tov samentrekking van atria nauwkeurig geregeld w)
Bloedtoevoer naar het hart = coronaire circulatie
• Arteriae coronariae (rechts/links) ontspringen bij de aortasinussen aan basis van aorta.
o Bloeddruk is hier hoger -> zorgt voor voortdurende stroming van bloed om de behoefte van actieve
hartspiercellen te voorzien.
o Rechter: voert bloed nr RV en gedeelten in beide ventrikels
o Linker: voert bloed naar LV, LA en nr tussenschot tss beide ventrikels
o Splitst zich op in 2 takken (rechter tot marginale en dorsale interventriculaire tak/ linker tot ramsus
circumflexus en ventrale interventricualaire tak).
• infarct: gebied van dood weefsel als gevolg van onderbreking van de bloedstroom. Bij hartaanval raakt de
coronaire circulatie geblokkeerd en sterven hartspiercellen af als gevolg van zuurstofgebrek.
• Anastomosen (verb rss arteriae onderling) zorgen voor constante bloedtoevoer (back-up systeem)
o v. cordis media en v. cordis magna voeren bloed weg uit coronaire capillairen -> monden uit in
coronaire sinus -> mondt uit in RA.
Samenstelling van lichaamsvloeistoffen
Bij een gem man:
• 15% vetten (bij een vrouw iets meer van dit en iets minder van de rest)
• 7% mineralen
• 18% eiwitten
• 60% water
o 40% ICV (intercellulair vocht
o 20% ECV (extracellulair vocht)
▪ 15% ISV (interstitial vocht) <-> ICV
▪ VASC (vasculair vocht – plasma) -> nieren / <-> longen, spijsvertering, huid