Les 1: Inleiding
Wat is sociale geografie?
Een poging tot definitie
• “De geografie is geen catalogus van weetjes”, Saey, 1977
• “Schoolaardrijkskunde is blijkbaar een andere discipline dan geografie. Weinig
ontsluiert wat geografen aan de universiteit doen. (…) Sommige leraars (vallen) terug
op de verzameling van weetjes, met daarnaast het vormen van “meningen” over enkele
grote wereldproblemen die rechtstreeks of onrechtstreeks met ons omgaan met de
natuur en de planeet te maken hebben. Maar meningen hebben niets met wetenschap
te maken. Wetenschap zoekt naar verklaringen voor de realiteit en doet dit door
theorieën op te bouwen.” Kesteloot, 2016
• “Studie van de ruimtelijke organisatie van menselijke activiteiten en de relatie van
mensen tot de ruimtelijke omgeving”, Van Heur, 2017
• “(Sociale) geografie is de wetenschap die zich richt op de beschrijving en de verklaring
van de ruimtelijke verspreiding en samenhang van (sociale) verschijnselen aan en op
het aardoppervlak”, Verhetsel, 2018, p4
• Sociale geografie = verzamelterm voor allemaal subdisciplines
o In het Engels: Human Geography (met nog een subdiscipline social geography)
o Gefragmenteerde discipline
, o Brug tussen exacte en sociale wetenschappen, andere manier om naar de
wereld te kijken
• Voor elk bolletje gaat de pijl in 2 richtingen
• De geografie is geen catalogus van weetjes
• Studie van de ruimtelijke organisatie van menselijke activiteiten en de relatie van
mensen tot de ruimtelijke omgeving
• (Sociale) geografie is de wetenschap die zich richt op de beschrijving en de verklaring
van de ruimtelijke verspreiding en samenhang van (sociale) verschijnselen aan en
op het aardoppervlak
• De menselijke aardrijkskunde bestudeert het verband tussen twee voorwaarden voor
het menselijk bestaan
o Groepsvorming (het feit dat mensen in groepsverband leven, zij vormen
gezinnen, stammen, sociale groepen, politiek actieve groepen, naties enz.)
o Gebruik van het fysisch milieu (de fysisch-geografische gesteldheid, ligging,
uitgestrektheid en configuratie van het woongebied)
o Verband tussen het sociale en het fysische
• → Wetenschap, ruimtelijke organisatie, mens, relatie
Het wetenschappelijke
• Grafia vs. Logos
• Geografie gaat niet enkel over een beschrijving van de werkelijkheid, maar ook een
verklaring
o Het gaat om het sociale, het gaat om geo (ruimtelijke) en grafie (beschrijving)
o Verschil met logie (geologie) → studie van (stenen)
o Wat is het verschil tussen geografie en geologie?
▪ Geografie: bestudeert het aardoppervlak en alles erboven
▪ Geologie: bestudeert de aardlagen (stenen enzo)
• Ideografische geografie
o Het unieke, studie van regionale eigenheden
• Nomothetische geografie
o Studie van algemene ruimtelijke wetmatigheden, theorieën, verklaringen
Het sociale
• Sociale geografie is menselijke geografie
o Maar: groepen waarbinnen mensen leven, niet het individu
• Economische integratiesferen/ integratiewijzen
o Wat hebt u geconsumeerd voor u naar de les bent gegaan?
o De sociale relatietypes die mensen met elkaar moeten aangaan om hun
bestaansmiddelen te verwerven
o Het geheel van uitwisselingen van geproduceerde goederen, diensten én
arbeid binnen een samenleving, volgens welomlijnde principes, waarbij het
volume en de kwaliteit van de uitgewisselde goederen en diensten in
verhouding moeten staan tot de geldende sociale consumptienorm
, o Marktruil
▪ Hoe zouden mensen met hun loon meer kunnen consumeren?
▪ Arbeidsmarkt & consumptiemarkt
▪ = Dominante integratiewijze in onze maatschappij
• Insluiting & uitsluiting op basis van sociaal nut
• Individuele autonomie: keuzevrijheid
• Wet van vraag en aanbod → Prijsbepaling
• Per definitie winnaars en verliezers → armoede
o Herverdeling
▪ Wordt gebruikt om ongelijkheden die voorkomen uit marktruil te
verzachten
▪ Vb. werkloosheidsuitkeringen, welvaartsstaat
▪ = Wordt in onze samenleving gebruikt om de ongelijkheden die
voortkomen uit marktruil te verzachten
• Centrale inning en herverdeling van middelen
• Grootschalig: vb. welvaartsstaat: werkloosheidsuitkering,
pensioen, studiebeurs < belastinggeld: duidelijke regels m.b.t.
rechten & plichten, in- en uitsluiting op basis van burgerschap
• Kleinschalig: vb. caritatieve projecten à la Leger des Heils: niet
afdwingbaar, in- en uitsluiting meer willekeurig, deserving &
underdeserving poor
o Wederkerigheid
▪ Wederzijdse uitwisseling van bestaansmiddelen (wederdienst voor
appel van vriend)
▪ = Ook veelvoorkomend in onze samenleving
• Wederzijdse uitwisseling van bestaansmiddelen
• In- en uitsluiting op basis van lidmaatschap sociaal netwerk
• Vb. Intergenerationele wederkerigheid binnen uitgebreide
familie
• Vb. Uitwisseling van goederen en diensten binnen
buurtgemeenschap
• Vertrouwen is cruciaal, want moment van input en van output is
verschillend
• Productiewijzen
o Gaat niet over manier waarop uw product geproduceerd wordt
o Gaat over het geheel van economische, juridisch-politieke en cultureel-
ideologische structuren die bijdragen tot de sociale reproductie (het behoud van
samenlevingsstructuren)
▪ De plaats die we de markt gegeven hebben
o = Economische, juridisch-politieke en cultureel-ideologische structuren die
bijdragen tot de sociale reproductie (het behoud van de
samenlevingsstructuren)
▪ Complexiteit afhankelijk van productiekrachten (technologisch peil)
▪ Verschillende productieverhoudingen, afhankelijk van eigendom
productiemiddelen
▪ Kristalliseren zich tot sociale formaties: combinaties van verschillende
productiewijzen
, o Primitief communisme
▪ Productiekrachten zijn weinig ontwikkeld
▪ Productie van een surplus is onmogelijk: iedereen draagt bij tot
verzameling van bestaansmiddelen
▪ Productiemiddelen (voornamelijk land) zijn collectief bezit → egalitaire
samenlevingen
▪ Egalitaire samenlevingen
• Gebaseerd op landbouw/veeteelt
• Sedentaire samenleving, vaste verblijfplaats
• Grote bevolkingsdichtheid, vergrote sociale interactie tussen
groepen
• Matri- of patrilineair (ouderen hebben meer gezag) maar geen
hiërarchie
▪ Vroeg in de geschiedenis, iedereen draagt bij tot de jagers-
verzamelaars-samenleving
▪ Alles is collectief bezit
o Schatting (Feodaliteit)
▪ Productiekrachten meer ontwikkeld: landbouw maakt maatschappelijk
surplus mogelijk
▪ Toe-eigening van maatschappelijk surplus op basis van ongelijke
machtsverhouding
▪ Vb. feodaliteit: heersende klasse eist schatting of tribuut van boeren
▪ Landbouw maakt surplus mogelijk
▪ Eigendom van grond is cruciaal om lijfeigenen en horigen uit te kunnen
buiten
• Om buit op te eisen
▪ Sommige mensen kunnen zich onttrekken aan het proces van
voedselverzameling
o Kapitalisme
▪ Productiekrachten nemen exponentieel toe → industrialisatie
▪ Productiemiddelen (machines, land…) in handen van kapitalisten
▪ Arbeiders gedwongen om arbeidscapaciteit te verkopen omdat ze geen
toegang tot productiemiddelen hebben
▪ Kapitalisten eigenen zich het surplus uit arbeid toe
▪ Grond als een koopwaar, verhandeld op de markt
Het ruimtelijke
• Hoe kunnen we naar “de ruimte”, onze leefwijze, hoe kunnen we daar op een
geografische manier naar kijken?
• Vb. plaats – territorium – schaal – netwerk (TSPN)
o 4 Verschillende manieren om de ruimte rondom ons te thematiseren