Nederlands taalbeschouwing 1:
deel 1 grammatica
Inleiding
Taalbeschrijving
Het lexicon bevat de elementen van een taal.
woorden en uitdrukkingen
morfemen
o Kleinste betekenisdragende elementen van een taal
o Bouwstenen van woorden
fonemen
o Kleinste betekenisonderscheidende elementen van een taal
o Kleinste eenheden in het klanksysteem van een taal
Zie notities p.8 voor voorbeelden
De grammatica is een systeem van regels om taalelementen te verbinden tot grotere
gehelen
syntaxis
o Focus: verbinding van woorden tot woordgroepen en van woordgroepen tot
zinnen
morfologie
o Focus: verbinding van morfemen tot woorden
o Concreet focust het op:
Vervoeging: bv. loop + t = loopt
Verbuiging: bv. masker + s = maskers
Woordvorming: bv. corona + crisis = coronacrisis
fonologie
o Focus: verbinding van fonemen tot morfemen
semantiek
o Focus: betekenis
lexicale semantiek: focus op betekenis van woorden en morfemen
grammaticale semantiek: focus op semantische beperkingen op
grammaticale verbindingen
Traditionele grammatica
Bekijk p.10
,Waarom focus op traditionele grammatica?
- Als je de traditionele terminologie voor Ndl. Leert kan je ze ook toepassen bij de
studie van vreemde talen
o Schoolgrammatica's van meeste (Westerse) talen gebruiken dezelfde gramm.
terminologie
- Als je taaladviezen raadpleegt word je geregeld geconfronteerd met trad. gramm.
terminologie
- Taalprofessionals hebben de trad. gramm. terminologie nodig om op een accurate
manier over taal te kunnen spreken en schrijven
Sinds 19de eeuw: onderscheid maken tussen woord- en zinsleer
De Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS)
Belgisch-Nederlandse samenwerking
Financiering: o.a. Nederlandse Taalunie (1980)
Karakter: descriptief = beschrijven
o <-> prescriptief = voorschrijven (zo moet je het doen)
Veel mensen beschouwen ANS soms als prescriptief/normatief (door labels)
Bekijk p.13 voor edities
1ste editie: 1984, 1 deel 2de editie, 1997, 2 delen Systematische herwerking
vanaf 2021
2002: elektronisch beschikbaar
Nieuwe editie
- Taal verandert
- Normen over taal evolueren: vb. Visie op Belgisch- en Surinaams-Nederlands
- Nieuw onderzoek gepubliceerd over de grammatica van het Ndl.
Labels
Geografische variatie
o <in NN>, <in BN>, <in SN>: komt uitsluitend voor in …
o <vooral in NN>, …: komt vooral voor in...
Stilistische variatie
o <-ST>: variant behoort niet tot de standaardtaal
o <ST?> onduidelijk of variant tot standaardtaal behoort
o <formeel>, <informeel>
Het zelfstandig naamwoord (substantief)
- Kunnen verwijzen naar personen, dieren en concrete of abstracte zaken
- ZN die verwijzen naar iets unieks noemen we eigennamen (meestal hoofdletter)
- Meesten hebben enkelvouds- en meervoudsvorm
, Semantisch
Onderscheid tussen:
- soortnamen en eigennamen
- concreta en abstracta
SOORTNAAM EIGENNAAM
CONCRETA = waarneembaar
• voorwerpsnaam persoonsnaam schilder, kabouter Rubens, Plop
diernaam konijn, beer Dopey, Baloe
zaaknaam* stad, rivier Brugge, Schelde
• stofnaam hout, beton -
• verzamelnaam (“collectiva”) gebergte, vee Ardennen, Antillen
ABSTRACTA = niet waarneembaar schoonheid, geluk Beerschot (ploeg),
woensdag, mei
* zaaknaam: alles wat niet verwijst naar een persoon of een dier
Concrete zaken zijn: personen, dieren, dingen, landen en plaatsen.
Abstracte zaken zijn: gevoelens, tijdsruimten, eigenschappen, gebeurtenissen en
denkbeeldige personen of zaken.
Voorwerpsnamen verwijzen niet enkel naar voorwerpen.
Zaaknamen verwijzen niet altijd naar tastbare zaken.
De termen voorwerpsnaam en zaaknaam zijn geen synoniemen.
Eigennamen worden met een hoofdletter geschreven.
o Uitz. sommige abstracta
woensdag, mei: vroeger met hoofdletter
culturele stromingen: barok, middeleeuwen
periodes: zomer, …
Morfologisch
Getal (numerus) = overkoepelende term voor enkelvoud en meervoud
Meervoud vomen met suffixen:
meervoud op –en
meervoud op –s
Sommige substantieven hebben zowel mv op –en als op –s
-> meestal geen betekenisverschil (bv. appels, appelen)
-> soms wel betekenisverschil (stuks/stukken of letters/letteren)