MPE: SOCIOLOGIE
HOOFDSTUK 1: wat is sociologie?
1. INTRODUCTIE
PENISDIEFSTAL
= mensen die geloven dat wanneer je tegen iemand zijn schouder botst zijn penis wordt gestolen
- Opvattingen en ideeën die worden gedeeld door bepaalde leden van de samenleving
- Komt vaker voor in stedelijke gebieden dan platteland
o Maar mensen die migreren van platteland naar stad gaan er ook sneller in geloven
HIKIKOMORI
= Maanden niet meer uit slaapkamer komen, en alleen uitkomen wanneer er niemand thuis is
- Japan
- Meestal jongeren
- Syndroom komt ook enkel voor binnen bepaalde culturele samenleving
DHAT
= lusteloosheid, weinig energie men is er zo van overtuigd dat hun sperma weglekt en in urine
terechtkomt en dat men vandaar zo weinig energie heeft
- India
- Voornamelijk bij mannen
SCHIZOFRENIE
= hersenaandoening waarbij je last hebt van psychoses
- Aandoening dat bij ons vooral door psychologen en psychiaters worden bestudeerd
- Bepaalde mensen komen meer in aanmerking voor schizofrenie dan anderen
o Mensen in steden
o 1ste en 2de graad migratie
ANOREXIA
= gebrek aan eetlust door nerveuze omstandigheden
- Voornamelijk bij vrouwen
- Begint meestal in pubertijd bij jonge vrouwen
o Sociale klasse (meer bij hogere klasse)
o Opleidingsniveau van ouders (hoger, meer)
o Schoolprestatie (beter, meer)
AIDS
= SOA, aids is het eindstadium van HIV, werd vooral verspreid door seksueel contact en
drugsgebruik
- Snelle verspreiding
- Voornamelijk in lagere klasse
o Geen bescherming tijdens seks
2. Wat is sociologie?
Wat is sociologie?
= systematisch onderzoek van de menselijke samenleving
- Sociologische verbeelding (je kan bepaalde zaken op verschillende manier bekijken)
- Invloed van de maatschappij is niet altijd duidelijk
- Vrije keuze VS sociale invloed
SOCIOLOGISCHE VERBEELDING
- Is er een verband tussen een daling van de jeugdcriminaliteit en abortus?
2.1. Het sociologische perspectief
- Op zoek gaan naar manier hoe sociale context op verschillende niveaus invloed heeft op
leven van individu
o Ouders met lagere studies gaan kids met hogere opleiding niet kunnen helpen
- Opvattingen die we hebben zijn zo vanzelfsprekend dat we er niet bij stilstaan dat ze van
buitenaf komen
o Bv. men heeft een ander opvatting over beroep: start van opleiding van VPK en aan
het einde van je opleiding
2.2. Het mondiaal perspectief
1
, - Wereld wordt adhv economische ontwikkeling ingedeeld in 3 brede categorieën:
o Hoge-inkomenslanden
o Middeninkomenslanden
o Lage-inkomenslanden
- Vaak worden andere landen vergeleken met westerse landen:
1) Het leven wordt gevormd door het land waarin we leven
2) Contacten tussen samenlevingen zij sterk toegenomen
3) Sociale problemen die wij kennen zijn elders vaak ernstiger
4) Globaal perspectief helpt onze eigen maatschappij beter te begrijpen
2.3. Praktisch belang van sociologie
1) OVERHEIDSBELEID
= door studie van doelgroep kan je manier van aanpak gaan definiëren en kanaal gaan aanpassen
= sociologie speelt belangrijke rol in het tot stand komen van de wetten en overheidsmaatregelen
die ons leven beïnvloeden
2) PERSOONLIJKE GROEI
- Kritische houding tegenover wat algemeen aanvaard is
- Beter zicht om mogelijkheden en hindernissen in het leven
- Actievere rol in de samenleving
- In vraag stellen van eigen manier van leven
3) ARBEIDSMARKT
Sociologie is belangrijk voor vele beroepen. Niet alleen voor psychologen en psychiaters.
2.4. Ontstaan van de sociologie
- Ontstaan in de 18e- 19e eeuw
- Maatschappelijke veranderingen -> samenleving gaan bestuderen
o Industrialisering (stoommachine, verhuizen naar steden)
o Demografische wijzigingen (geboorte- en sterftecijfers)
o Politiek (Franse revolutie: nieuwe machtsgroep, vele sociale veranderingen)
- Toenemend belang wetenschap
HOOFDSTUK 2: cultuur
3. CULTUUR
3.1. WAT IS CULTIUUR?
= Wijze van denken, de wijzen van handelen, de symbolen en de materiële objecten die in
combinatie de levenswijze van een volk vormen.
- Materiële cultuur:
= omvat alles wat in stoffelijke vorm vastgesteld kan worden, gecreëerd door de leden van
de samenleving
Bv. atomium, trouwring (symbool voor huwelijk)
- Immateriële cultuur
= omvat manier waarop groepen mensen denken, hun waarden en normen, gaande van
kunst tot spiritualiteit
Bv. vrijheid van meningsuiting, frieten, trouwring (monogamie), sinterklaasfeest
Samenleving ≠ cultuur -> niet los van elkaar maar toch niet helemaal hetzelfde
Bestaande culturen en verschillen en de neiging van mensen om hun eigen manier van ‘leven’ als
normaal te beschouwen, geen wonder dat er cultuurshock aanwezig is
CULTUURSHOCK
= een gevoel van desoriëntatie als we met een ons onbekende levenswijze geconfronteerd worden
3.1.1. CULTUUR, SAMENLEVING, NATIESTAAT
NATIESTAAT
= politieke eenheid met een eigen afgebakend grondgebied
SAMENLEVING
= mensen die in een bepaald gebied leven en een bepaalde cultuur gemeenschappelijk hebben
3.1.2. HOEVEEL CULTUREN?
2
, Taal: indicator voor bestaan van een cultuur (binnen de EU, 24 verschillende gekende talen).
Conclusie wereldwijd: afname van diverse cultuur (iedereen begint meer zelfde taal te spreken) ->
door: communicatietechnologie, toegenomen internationale migratie en groeiende wereldeconomie
3.1.3. CULTUUR EN EVOLUTIE
Primaten kunnen volgens 2 lijnen evolueren: menselijke soort en apensoort. Door de evolutie heen
meer mensen die veel van de mens nu gemeen hadden. Ontwikkeling van cultuur kwam in
versnelling.
3.2. CULTUURELEMENTEN
3.2.1. SYMBOLEN
Symbool = een verschijnsel dat een bepaalde betekenis heeft die door mensen met dezelfde
culturele achtergrond herkend worden
Symbool of zinnenbeeld
= geen natuurlijke relatie tussen betekenis en symbool. De drager en de betekenis v/h symbool
behoren tot dezelfde culturele context of zingevingsdomein
Bv. knipoog: kan blijk van belangstelling zijn of minachtig
Symboliek kan verwarrend zijn!!
Vb. hoofddoek dragen: voor sommigen eigen keuze voor andere teken van afhankelijkheid
3.2.2. TAAL
=systeem van symbolen dat mensen in staat stelt om met elkaar te communiceren
Verschillende alfabetten, verschillende schrijfwijzen, taal verandert voortdurend!!
Taal is ook belangrijk voor cultuuroverdracht
= proces waarmee en generatie een cultuur doorgeeft aan de volgende generatie of aan mensen
elders
-> verloopt niet altijd hoe het moet: eindproduct kan anders zijn dan gewild. Cultuuroverdracht is
een proces tussen grotere gehelen:
- Cultuuroverdracht in tijd (van oudere generatie naar jongere)
- Cultuuroverdracht in geografische ruimte (overdracht van land tot land)
- Cultuuroverdracht in sociale ruimte (van ene sociale rand naar de andere)
3.2.3. WAARDEN EN OVERTUIGINGEN
WAARDE
= cultureel gedefinieerde standaard waarmee mensen bepalen wat wenselijk, goed en mooi is, en
die als algemene richtlijnen voor het maatschappelijk leven fungeren.
Het zijn idealen die door bepaalde mensen, groepen of de maatschappij nagestreefd worden. Ze
zijn algemeen omschreven en zijn dus dingen waar we naar streven, die we belangrijk vinden
Vb. trouw, eerlijkheid, gelijkheid, eerlijkheid, gezondheid, respect, verbondenheid, …
OVERTUIGINGEN
= specifieke uitspraken die mensen als waar aannemen/ zaken die mensen voor waar of niet-waar
aannemen
Vb. de meeste westerse landen delen de gelijke waarde ‘gelijke kansen voor iedereen’ en hebben
de overtuiging dat een voldoend gekwalificeerde vrouw premier van een land kan zijn.
De 10 kernwaarden in de westerse landen volgens socioloog Robin Williams jr:
1) Gelijke kansen
= betekent dat de samenleving iedereen de mogelijkheid moet bieden om zich te ontwikkelen
2) Individuele prestaties en persoonlijke successen
= een succesvol individu wordt gerespecteerd, onze manier van leven stimuleert competentie.
3) Materiële welstand
= succes en geld gaan hand in hand, de meeste mensen streven materiële welstand na
4) Activiteit en werk
= mensen die de handen uit de mouwen steken, worden gerespecteerd
5) Praktisch en efficiënt zijn
= we slaan het praktische hoger aan dan het theoretische, daden hoger dan dromen.
3