Hoofdstuk 0: Inleiding
1. Het vak: Klinische aspecten van Gerontologie en Geriatrie
1.1. Gerontologie
De wetenschap die zich bezighoudt met het proces van het normale verouderingsproces. Hierbij gaat het over het verouderen op een
normale wijze. Verouderen zorgt voor veranderingen die zich meestal vertalen in beperkingen. Tussen je 25 en 30 jaar verouder je, maar zijn
de veranderingen minimaal. Tussen je 30 en 40 jaar zijn er al wat meer veranderingen (vooral topsporters zullen dit ondervinden). Vanaf 35
jaar gaan de maximale prestaties verminderen, topsporters haken hierdoor meestal af. Dit wijst dus op het normale verouderingsproces van
het lichaam. Gerontologie bevat geen ziekte-aspect.
1.2. Geriatrie
De wetenschap die zich bezighoudt met de ziekte van oudere personen. Dit gaat dus wél omtrent pathologieën.
1.3. Geriatrie versus gerontologie
Het onderscheid tussen gerontologie en geriatrie wordt moeilijker naarmate men ouder wordt. Op jongere leeftijd (bv. 40 jaar) zal je niet
echt meer aan topsport kunnen doen. Dit ligt dan niet aan ziekte maar wel aan veroudering van het lichaam waardoor je prestatie verminderd.
Op hogere leeftijd wordt het onderscheid moeilijker: bv. een persoon van 80 jaar waarbij de spierkracht verminderd is, kan functionele
moeilijkheden ervaren bij het oplopen van de trap. Dit zou kunnen leiden tot tendinitis of artritis. De verminderde spierkracht en de
(eventuele) tendinitis zullen dan samenkomen en dat maakt het onderscheid op hogere leeftijd zo moeilijk.
2. Merck manual
Hier vind je extra info omtrent de lessen.
3. Overzicht hoofdstukken
1) Geriatrische patiënt
2) Voedingsproblemen
3) Vallen; osteoporose; fracturen; OA
4) Doorligwonden; huidziekten
5) Infecties; incontinentie
6) Cardiovasculaire ziekten
7) Bindweefsel degeneratie
8) Kanker
9) Diabetes mellitus
10) Frailty
, Hoofdstuk 1: Geriatrische patiënt
1. G-dienst; Zorgprogramma Geriatrische Patiënt (KB 29 01 2007)
G-patiënten in Algemeen Ziekenhuis:
Gemiddeld >75 jaar en:
1. Fragiliteit en beperkte homeostase
2. Actieve polypathologie
3. Atypische klinische beelden
4. Verstoorde farmacocinetica
5. Gevaar van functionele achteruitgang
6. Gevaar voor deficiënte voeding
7. Tendens tot inactiviteit en bedlegerigheid, met toegenomen risico op opname in een instelling en afhankelijkheid bij de ADL
8. Psychosociale problemen
Je moet dus een bepaalde leeftijd hebben (75 jaar) en één of meerdere van deze (bovenstaande) zaken.
1.1. Leeftijd: gemiddeld > 75 jaar
Grafiek: De levensverwachting voor mannen en vrouwen in onze belgische populatie. We hebben het hier over de levensverwachting bij de
geboorte. De cijfers zijn in stijgende lijn. Er is een groot verschil tussen mannen en vrouwen, maar het neemt af. Biologisch gezien zijn mannen
en vrouwen anders geconstrueerd dus zal het verschil nooit echt 0 zijn. Cardiovasculaire ziekten treffen minder vrouwen vrouwen en treffen
vrouwen later. De uiteindelijke doodsoorzaak van vrouwen zijn meestal ook cardiovasculaire ziekten (hartinfarcten, beroertes). Maar die
overlijdens bij vrouwen gebeuren met een vertraging in vergelijking met bij mannen (die vertraging is 4 à 5 jaar).
Vanaf 75 jaar ben je dus geriatrische patiënt omdat vanaf dan de hogere leeftijd begint. De oudere leeftijd is vroeger, deze ligt in België
ongeveer op 65 jaar. Wereldwijd ligt deze op 60 jaar want 60 jaar komt overeen met ongeveer 5-7% van de totale wereldbevolking. In ons
land is dat te laag (op je 65 jaar ben je nog actief). Men rekent dus voor een geriatrische persoon 75 jaar bij ons. De levensverwachtingen van
de grafiek gaan dus over de levensverwachting bij de geboorte. Dit is bijvoorbeeld 80 jaar. Eens je dan 80 jaar bent, wordt je
levensverwachting verlengt. Als je al een hogere leeftijd bereikt hebt, wordt je levensverwachting dus proportioneel groter. Als je dus
geconfronteerd wordt met een 80 jarige vrouw, dan moet je er niet vanuit gaan dat die mevrouw nog maar 4 jaar te leven heeft, maar dan
heeft deze vrouw een gemiddelde levensverwachting van nog ongeveer 12 jaar, je moet dus nog een planning voor de vrouw voorzien! De
levensverwachting op hoge leeftijd is dus een relevant gegeven.
, 1.2. Fragiliteit & beperkte homeostase
x-as: leeftijd
y-as: gemiddelde resterende functionaliteit / prestatievermogen, in procent uitgedrukt
Grafiek: Op een bepaald moment in je leven bereik je het maximale percentage van een functie. Ze hebben allemaal ongeveer hetzelfde
profiel. Als jong kindje heb je een lage functionaliteit. De functionaliteit begin je dan op te bouwen. Sommige van die dingen pieken vroeger
en andere later. Hoe ouder je wordt, hoe minder functioneel je wordt. De functies hebben de neiging om te verminderen naarmate je ouder
wordt. Sommige functies verminderen meer dan andere functies => in de cirkel: functies die dalen tot 50% van het maximum. Met deze lage
functies is het dus moeilijk om alles in evenwicht (homeostase) te houden. Als die functies in belangrijke mate afnemen, dan beland je onder
een lijn (de afhankelijkheidsdrempel). Als je boven deze drempel bent, dan kan je autonoom functioneren. Als je onder de drempel valt, heb
je hulp nodig van buitenaf. Het is een brede zone (en geen scherpe lijn) die erg wisselt van persoon tot persoon en is afhankelijk van heel veel
factoren (steunen aan de wc, trap om naar je slaapkamer te gaan etc.).
Een ander aspect is een acute ziekte (bv. coronavirus). Als je een acute ziekte hebt opgelopen, dan gaat het plots veel slechter. Dan zal je
functie die eigenlijk voldoende was, opeens onder de drempel terechtkomen. Je bent dan kortdurend minder onafhankelijk. Op oudere
leeftijd herstel je er moeilijker van: je krijgt functieverlies, die leidt tot uitdroging, ondervoeding etc. Ze komen vaak in een vicieuze cirkel
terecht door een acute cirkel die functies naar beneden haalt.
Aanvullend kan je er ook anders naar kijken. De leeftijd is op deze grafiek slechts vaag aangegeven (gewoon van jong naar oud, maar zonder
getallen). De balk geeft opnieuw de afhankelijkheidsdrempel weer. Op de y-as vinden we opnieuw de functionaliteit. Je hebt 2 lijnen. Als je
jong bent, vallen deze lijnen nog gelijk: je bouwt op naar een maximum. De blauwe lijn is de optimale lijn: deze bereikt een hoger maximum
en gaat trager dalen. Als je ouder wordt, blijf je toch nog boven de afhankelijkheidsdrempel. De oranje lijn gaat echter minder hoog en vlugger
naar beneden en deze personen komen onder de afhankelijkheidsdrempel terecht.
Tussen die 2 lijnen (blauwe en oranje) is er een spanning die weergegeven wordt door de pijltjes. En op deze spanning hebben wij als
gezondheidswerkers een invloed. We hebben dus zowel in de kindertijd, volwassen tijd als tijdens het ouder worden een invloed hierop. Bv.
tanden poetsen. We moeten kindjes het belang van tandenpoetsen aantonen! Zal gevolgen hebben op latere leeftijd (je zal minder snel een
vals gebit moeten dragen bijvoorbeeld). Bv. osteoporose: Je moet een goede densiteit hebben, en dit ontwikkel je tijdens de botaanmaak.
Hiervoor heb je dus voldoende beweging en calciuminname nodig. Voor vrouwen belangrijker dan voor mannen. Niet roken ook belangrijk.
Voeding ook belangrijk. Bij ouderen is het ook belangrijk om steeds actief te blijven om het spierstelsel gezond te houden. Je kan mensen
opnieuw boven de drempel krijgen.
Fragiliteit & beperkte homeostase
Fragiliteit heeft een onderliggende oorzaak. Waarom gaat het lichaam nu achteruit bij het ouder worden?
● Sarcopenie
● ↓ Lean body mass
● ↓ Nierfunctie
● ↓ Leverfunctie
● Verstoord endocrien stelsel
, 1.2.1. “Algemene” veroudering in de organen
Een orgaan is samengesteld uit de orgaancellen (de parenchymcellen). De parenchymcellen worden ondersteund door supporting cells en de
ECM (extracellulaire matrix): fibreus weefsel (collageen, elastine), vetcellen. Je hebt ook de bloedvoorziening: arteriën en venen. En tot slot
heb je nog de bezenuwing. Met het verouderen krijg je een verandering van die componenten.
Vooral de parenchymcellen zullen in aantal en massa afnemen waardoor op hogere leeftijd bijvoorbeeld de lever minder weegt dan op
jongere leeftijd. De hersenen en nieren worden kleiner etc. Er zijn echter wel uitzonderingen - worden groter: hart (door hartfalen), prostaat,
aorta (door te hoge bloeddruk) etc.
De ondersteunende cellen (vetweefsel en bindweefsel de vezlige structuren) gaan toenemen. Vandaar dat je op hogere leeftijd minder
spiercellen hebt, maar ze worden omgeven door meer fibreus weefsel maar ze worden omgeven door meer fibreus weefsel (vezels en
vetinfiltratie in de spiercel). Dit zorgt voor een verhoudingsgewijze verkleinde spier. De doorbloeding neemt af, wat niet goed is voor de
functie. De bezenuwing neemt meestal ook af, dit leidt tot bv. minder goed gewaarworden van een hoestprikkel etc. Zal dus bijvoorbeeld
makkelijker tot infecties leiden.
Sarcopenie
Sarco = spier / penie = tekort. Tekort aan spierweefsel. Dwarsdoorsnede van de dij.
Verschillende componenten: femur met merg, beenderweefsel (is dens en dus wit).
Errond liggen de verschillende spieren. Ga je naar buiten, kom je in de subcutane
vetweefsel waarin de V. safena loopt. En vervolgens heb je de huid. Naarmate men
ouder wordt, zal het subcutane vetweefsel dus toenemen en het spierweefsel afnemen.
De omtrek blijft echter wel gelijk. De huid en V. safena blijven zichtbaar. Binnenin de
quadriceps zie je ook donkerdere zones door vetinfiltratie. De massa is verkleind maar
ook de functie zal verminderd zijn.
Bovenaan: 90 jarige vrouw, ambulatoir met wheelchair
Onderaan: 87 jarige man, onafhankelijk ambulatoir
Je ziet het verschil dus tussen een oudere persoon die nog wel fysiek actief is
(quadriceps onderhouden door beweging) en een oudere persoon die in een wheelchair
zit en de quadriceps dus niet meer belast. Dit toont dus aan dat het belangrijk is dat je
dagelijkse beweging stimuleert!
Slechte studie. Parameters moeten allemaal gelijk zijn: verschil in leeftijd en geslacht.
Het verschil op hoge leeftijd is enerzijds te wijten aan de ouderdom maar anderzijds
ook aan wat je met de spieren doet. Oudere mensen hebben dus meer nood aan
fitnesscentra dan wij, maar in de praktijk is dit nog niet het geval.