Hoofdstuk 5: thanatologie
Hoofdstuk 6 in de syllabus
Inhoudsopgave
1. DEFINITIE 2
2. BASIS VAN DE THANATOLOGIE: TIJDSLIJN 2
3. DE DOOD 3
3.1. ONMIDDELIJKE TEKENEN VAN DE DOOD 4
3.2. VASTSTELLING VAN DE DOOD 4
3.2.1. EXTRA MUROS 5
3.2.2. INTRA MUROS (IN HET ZIEKENHUIS) 6
4. VROEGTIJDIGE POSTMORTALE VERANDERINGEN 6
4.1. DALING VAN DE LICHAAMSTEMPERATUUR (ALGOR MORTIS) 6
4.2. POSTMORTAAL BLOEDTRANSPORT 7
4.2.1. WIJZIGINGEN IN DE INWENDIGE BLOEDVERDELING 7
4.2.2. VORMING VAN LIJKVLEKKEN (LIVORES) 8
4.3. LIJKSTIJFHEID (RIGOR MORTIS) 9
4.3.1. PROCES 10
4.3.2. FACTOREN DIE DE INTENSITEIT EN DE DUUR VAN DE RIGOR BEÏNVLOEDEN 10
4.4. UITDROGING VAN HET LIJK 11
5. ONTBINDING 12
5.1. ONTBINDING DOOR ROTTING (PUTREFACTIE) 13
5.1.1. FASEN ONTBINDINGSPROCES (20-22°C) 13
5.1.2. BEMOEILIJKT HISTOPATHOLOGISCH ONDERZOEK 15
5.2. ONTBINDING DOOR MUMMIFICATIE 15
5.3. ONTBINDING DOOR ADIPOCIREVORMING (“FETTWACHSBILDUNG”) 16
6. POSTMORTEM INTERVAL (PMI) 17
6.1. KLASSIEKE LATERE TEKENEN VAN DE DOOD 17
6.1.1. UITDROGING 17
6.1.2. LIJKVLEKKEN 17
6.1.3. ONTSTAAN EN VERWIJNEN VAN DE LIJKSTIJFHEID (RIGOR MORTIS) 18
6.1.4. LICHAAMSTEMPERATUUR (ALGOR MORTIS) 18
6.1.5. SUPPLEMENTAIRE METHODEN 19
6.1.6. MAAGINHOUD 19
6.1.7. ONTSTAAN VAN ONTBINDINGSVERSCHIJNSELEN 20
7. FORENSISCHE ENTOMOLOGIE 20
8. POSTMORTALE ARTEFACTEN 22
8.1. ACCIDENTIELE LETSELS 22
8.2. INTENTIONEEL TOEGEBRACHTE LETSELS 22
8.2.1. DIERENVRAAT 23
1
,1. Definitie
Thanatologie = de studie van de veranderingen die het lichaam
ondergaat na het intreden van de dood = de studie van de
postmortale veranderingen
“Thanatology is the scientific study of death. It investigates the
mechanisms and forensic aspects of death, such as bodily changes that
accompany death and the post-mortem period, as well as wider
psychological and social aspects related to death.”
Belangrijk voor
o Het bepalen van het postmortem interval maar tevens
o Om tot een correcte interpretatie te komen van sommige afwijkingen
die tijdens een lijkschouwing worden opgemerkt
2. Basis van de thanatologie: tijdslijn
1. Antemortem periode of vitale fase = periode voor het intreden van
de hersendood
We leven nog
Bij het onderzoek van een kwetsuur zal men door het aantreffen van een
vitale reactie – desnoods na microscopisch onderzoek – een antemortem
verwonding kunnen onderscheiden van een postmortem letsel
o Kwetsuren die vóór de dood ontstaan zullen een vitale reactie
(bloeduitstorting, ontstekingsreactie) veroorzaken
2. Agonale fase of het stervensproces
Kan relatief kort zijn
o Bv. bij een schotletsel doorheen de hersenstam
Kan soms verschillende uren duren
o Bv. bij sommige “drug related deaths”
3. Postmortale fase = na verloop van tijd zijn alle cellen afgestorven
(verlies van functie en structuur = cellulaire dood)
Na het intreden van de hersendood begint de postmortale fase
MAAR niet alle cellen van het lichaam sterven op hetzelfde ogenblik af
o Sommige cellen, zoals bijvoorbeeld de hersencellen, zijn zeer gevoelig
voor zuurstoftekort en zullen al na enkele minuten zuurstofgebrek
afsterven, terwijl andere cellen, zoals bijvoorbeeld de cellen van het
hoornvlies, verschillende uren zuurstofgebrek kunnen weerstaan
alvorens irreversibele celschade op te lopen
Wordt ook de supravitale fase genoemd
o Het is mogelijk dat er nog sommige biochemische processen plaats
2
, vinden (bijvoorbeeld omzetting van ADP naar ATP in het spierweefsel)
en dat bepaalde weefsels nog min of meer hun functie blijven
behouden
o Aldus kunnen bij een overleden persoon nog enige tijd supravitale
reacties opgewekt worden
Bv. een spiercontractie die uitgelokt werd na mechanische
(idiomusculaire reactie, Zsako-fenomeen) of elektrische stimuli
Wanneer we aan het punt zijn gekomen dat de hersenen afsterven =
somatische dood nu nemen we aan dat persoon overleden is.
Klinisch dood = bij een bewusteloze persoon is de spontane
ademhaling en hartwerking stilgevallen
o Dergelijke situatie mag uiteraard niet als wetenschappelijk bewijs van
de dood beschouwd worden
Dus antemortem periode <-> postmortale periode.
Desintegratieproces: lichaam zal veranderingen ondergaan
o Kan artificieel ingedeeld worden in 3 dagen:
Veranderingen binnen vroege fase = cellulaire dood.
Vanaf 3 dagen na overlijden = ontbinding
Desintegratie gaat alsmaar toenemen op lange termijn
gaat het lichaam ook verdwijnen en zal er niets meer van
overschieten.
Het is belangrijk dat we over de somatische dood zeker zijn. Men is altijd
bang geweest over het verkeerdelijk vaststellen van de dood
o Er bestaan een soort schijndood = vita reducta = uitwendige
verschijnselen zijn zo verminderd dat ze nog nauwelijks uitwendig
waarneembaar zijn = een toestand waarbij de vitale functies in
die mate verminderd zijn dat zij uitwendig niet meer
waarneembaar zijn
Regel van Bahrman (A E I O U + C) leert ons dat we
dergelijke toestand aantreffen in volgende situaties: anemie,
anoxemie, alcoholintoxicatie, epilepsie, elektrocutie, tramata
(injury - vooral schedelhersenletsels), intoxicatie met opium
en analogen, uremie en koude (cold).
Bv. iemand die onderkoeld is kan er dood uitzien terwijl die
nog vitale functies heeft.
3. De dood
De dood = “An individual who has sustained either (1) irreversible
cessation of circulatory and respiratory functions, or (2)
irreversible cessation of all functions of the entire brain, including
the brain stem, is dead. A determination of death must be made in
accordance with accepted medical standards.” (comité van de
National Conference of Commissioners on Uniform State Laws
3
, definieerde in de Uniform Determination of Death Act (1980))
o Deze definitie werd ondertussen door de meeste staten van de USA
aangenomen
o De dood wordt gekenmerkt door het ophouden van alle vitale functies
Het hart, de longen en de hersenstam houden echter niet
noodzakelijk simultaan op met functioneren
Het enige wetenschappelijk aanvaard criterium voor de dood is
hersenstamdood of “brainstem death” of meer algemeen
gesproken hersendood (cerebrale dood) of “brain death”
o = het onherstelbare verlies van alle hersenstamfuncties.
o Enkel cardiorespiratoire criteria volstaan bijgevolg niet om tot een
overlijden te kunnen besluiten
Bv. de hart- en longfunctie kan actueel kunstmatig overgenomen
worden door machines zoals tijdens een hartoperatie
De dood brengt een reeks morfologische en chemische veranderingen
met zich mee zowel inwendig als uitwendig waarneembaar
o Deze postmortale veranderingen zullen de (pathologische) toestand
waarin het lichaam zich bevond juist vóór het overlijden veranderen
Bv. Putrefactie zal de premortale veranderingen zowel kunnen
nabootsen als maskeren of doen verdwijnen. Daardoor wordt de
interpretatie van de afwijkingen die voor de dood aanwezig waren
(op macroscopisch, microscopisch, biochemisch, toxicologisch en
bacteriologisch gebied) soms sterk bemoeilijkt.
DUS met het intreden van de dood ontstaat een complexe situatie waarbij
niet alleen de pathologische veranderingen die bij leven waren ontstaan
een rol spelen, maar ook de postmortale (morfologische en
thanatochemische) veranderingen die het lichaam zal ondergaan
3.1. Onmiddelijke tekenen van de dood
De motiliteit verdwijnt
o Veralgemeende spierslapte
De gevoeligheid verdwijnt
o Geen reactie op pijnprikkels
De ademhaling valt stilt
De bloedsomloop valt stil ( iso- elektrisch ECG)
Diep coma: persoon reageert op niks ( GCS 3/15)
Geen Centrale reflexen waarneembaar
o Bv. met licht in pupil schijnen geen pupil contractie
3.2. Vaststelling van de dood
4
, 3.2.1. Extra muros
De arts die bij een levenloze persoon geroepen wordt zal in de eerste
plaats moeten uitmaken of de persoon al dan niet overleden is. Hij zal zich
baseren op een aantal tekenen van de dood om het overlijden vast te
stellen
Eerste tekenen van de dood:
o Diep coma
Ogen gesloten
Geen motorische reactie
Geen verbale reactie
o Geen spontane ademhaling
o Geen hartslag
o Afwezigheid van centrale reflexen ( bv lichtstijve mydriase, afwezige
corneareflex)
Bij de minste twijfel moeten de hulpverleners (van het MUG-team)
overgaan tot een reanimatiepoging, bestaande uit Basic Life Support en
zo nodig Advanced Life Support (o.a. intubatie en mechanische ventilatie,
zuurstoftoediening, zo nodig elektrische reconversie (defibrillatie),
plaatsen van een intraveneus infuus, toedienen van geneesmiddelen)
o Dit kan leiden tot:
Volledig herstel (succesvol)
Onvolledig herstel (zware blijvende handicap, vegetatieve toestand,
...)
Geen herstel (overlijden)
o Veel hangt af van de eventueel opgelopen hersenschade als gevolg van
het zuurstofgebrek
Er treedt al onherstelbare beschadiging van de zenuwcellen op na 4
à 7 minuten zuurstoftekort
o De reanimatie kan aldus leiden tot een situatie waarbij in het
ziekenhuis de ademhaling en de circulatie kunstmatig op peil worden
gehouden, maar waar er toch sprake is van een cerebrale dood
Bij dergelijke diep comateuze patiënten zal een oorzakelijke
diagnose van de hersendood moeten vaststaan (vb. onherstelbare
structurele beschadiging van de hersenen op medische
beeldvorming), met exclusie van een hypothermie (= de
lichaamstemperatuur van de patiënt moet > 35°C zijn), een
metabole ontregeling en een intoxicatie
Bij klinisch onderzoek kunnen geen hersenstamreflexen
(vestibulo-oculaire reflex) of andere reflexen (pupilreflex,
corneareflex, pijnreflex) worden opgewekt
De afwezigheid van spontane ademhaling wordt aangetoond door
een positieve apnoetest (afwezigheid van spontane ademhaling
gedurende 3 minuten na uitschakeling van de mechanische
ventilatie)
Aanvullende technische onderzoeken (iso-elektrisch EEG,
5