Sofie Vandermarliere BA2 Geschiedenis
1. Inleiding Kunstwetenschappen
Kunstwerk
1. Gemaakt & gezien op specifieke plaats & tijd: context veranderd bij de 3
actoren van kunst!!
2. Artefact (objectgericht)
3. Materiële conditie en fysieke kenmerken
1. Observatie: met blote oog, soms geholpen door licht en vergrootglas
OF natuurwetenschappelijke technieken (infraroodstalen..)
2. Beschrijving
1. Materiaal & techniek:
1. Tweedimensionaal: tekenen, mozaïek, schilderen
2. Driedimensionaal: sculptuur, plastiek, brons
3. Overige: film, fotografie..
2. Geschiedenis / provenance van het kunstwerk (= van waar
komt het?)
1. Kleur- & herkomsttekens of merken
2. Conditie / bewaartoestand:
1. Verandering door ouder worden: bv craquelure =
kleine barstjes in paneel
2. Verandering door menselijke ingreep
1. Overschilderen, formaat aanpassen,
transfer paneel → doek, herstellingen
4. Vorm- en stijlanalyse
1. Bepaalde vormkenmerken dominant in bepaalde stijl, die soms
tijdsbepaald is, maar meestal retrospectief bepaald → vaak stijl
erna bepaald door formalisten
2. Elke productie bepaald door geest van tijdperk = Zeitgeist
1. Determinisme: kritiek, maar handig om te beschrijving
3. lineair ↔ schilderachtig / picturaal (= contour)
1
, Sofie Vandermarliere BA2 Geschiedenis
4. vlakke ↔ diepe vorm
5. gesloten ↔ open vorm
6. meervoudig ↔ eenheid
7. helder ↔ diffuus
5. Iconografie
1. = beelden beschrijven: wat zie je? wat stelt het voor, wat betekent
het?
2. → via teksten & context: symbolische betekenis zoeken (bv. wie is
Jezus?)
6. Het kunstwerk in relatie tot andere objecten
1. Voorbereidende studies
2. Beeldtradities
1. Zelfde onderwerp, maar anders afgebeeld
3. Kopieën
1. ≠ vervalsing: wordt niet als origineel verkocht
2. na roof: kopie van een kopie maken
4. Vervalsingen
7. Datering en auteurschap
1. Niet alle schilders dateren & signeren
2. Signaturen veranderen & worden vervalst (bij kopieën: prenten
kunnen gedrukt worden..)
3. → materiaal-technische technieken: dateren (bv dendrochronologie)
Kunstenaar
• Gegevens over kunstenaar
o Geboortedatum / sterfdatum / plaats
o Opleiding, milieu, studiereizen, migraties
o Persoonlijke / professionele netwerken
o Werksituatie: atelier, leerlingen?
o Confessionele gezindheid (geloof)
o Fysieke / mentale conditie kunstenaar
• Primaire bronnen
o Archiefbronnen (ambachtsregisters, wijkboeken..) , egodocumenten
(memoires, brieven, dagboeken)
• Secundaire bronnen
o Biografie, monografie, online databases
Toeschouwer
1. Historische toeschouwer
1. Context heel belangrijk
2
, Sofie Vandermarliere BA2 Geschiedenis
2. Functie werk in die tijd? Vaak in opdracht → richtlijnen /
contracten (pas 16e eeuw: open markten in Antwerpen)
3. Oorspronkelijke locatie?
4. Wat beoogt men met het werk? Status, decoratie, devotie…
2. Latere toeschouwer
1. Kunstliefhebber (eigenaar, museumbezoeker, handelaar) /
onderzoeker / schrijver…
2. Andere visie / invalshoek
Wat is Historiografie van de kunstwetenschappen?
• Geesteswetenschappen: producten uit de menselijke geest: symbolen
& tekens maken
o Kennis - betekenis
o Beschrijving - interpretatie (periode? verklaring in context?)
o Hermeneutisch: teksten / tekens interpreteren
• 3 periodes
o Ancien Regime: religie, humanisme, verlichting: wet niet € door
staat (tot 1789)
o Modernisme: nationalisme, liberalisme, socialisme: wet € door
staat → Duitse universiteiten ontstaan (19-20e eeuw)
o (Post) postmodernisme: einde grote verhalen: trauma wo2 →
alles in twijfel & invloed geesteswetenschappen
• De wetenschappelijke revolutie
o Humanisme: goede vertalingen KO
o Drukkunst (boeken & prenten) → betere verspreidingen →
natuurkennis
o Ontdekking van onbekende werelden → nieuwe dingen: niet in
Bijbel / KO: eerste realisatie: niet alle kennis daarin?
o Hervormingen Christendom (reformatie, contrareformatie)
o Empirisch onderzoek (KO) & wiskunde (Arabië): verbonden
o Experimentatie: kunstenaars belangrijk: kennis materiaal:
geleerden (bv kwaliteiten edelstenen)
o Groot aantal informatie & kennis: tastbare informatie! ipv bewijs
van god
▪ → Visuele kennis / argumentatie: niet meer uit teksten
o Wetenschap enorm verbonden: koraal lijkt op aders → medicijn
tegen bloedziektes (tekens zoeken op symbolische manier)
• Verlichting & moderniteit (1700-1800)
o Wetenschappelijk onderzoek: academies & genootschappen
▪ Wetenschap → rijke mensen ipv ambachtslieden
o Ordening & specialisatie
▪ Homo universalis → classificatie
3
,Sofie Vandermarliere BA2 Geschiedenis
▪ Hiërarchie tussen verschillende kunsten & wetenschappen
o Kant: Object & subject: wat kan ik weten?
▪ synthese rationalisme & empirisme: empirie gestuurd door
ratio
▪ wel universele categorieën: niet gebonden aan cultuur /
taal (Verlichting)
o Hegel: Duits idealisme
▪ Basis kunst als wetenschap
▪ Geist = aanvulling ratio Kant: menselijke wil / ervaring /
samenleving van belang
▪ Marx → kritiek op samenleving
• Moderniteit 1800-1950
o Onderzoeksuniversiteiten: door staat €
o Historiciteit: historisch bepaald: menselijke geschiedenis
verklaart veranderingen in de kunst
▪ Cultuur = plaats & tijd gebonden → nationalisme
o Dilemma’s
▪ Twijfel vooruitgangsgeloof & doel geschiedenis
▪ Massamaatschappij: massa = deel samenleving → dreiging
voor elite: “onvoorspelbaar” → sociologie & psychologie
ontstaat
▪ Onbewuste / irrationele: Freud
▪ WO2: onbewuste / irrationele: beschadigd door fascisme:
wetenschap is bekritiseerd in nazi-Duitsland
o Ontstaan geesteswetenschappen
• Postmodernisme eind jaren 50 - 70
o Kunstgeschiedenis & Geschiedenis van de
geschiedschrijving komen op: einde van grote verhalen
o Bestaat de waarheid? Bestaat een waarheid?: Veel twijfel!
o Reactie op grote positivistische verhaal van het modernisme
▪ Deconstructie & analyse grote verhalen
▪ Analyse van het eigen verhaal
o Hobsbawm: Postmodernisme = ontkenning & radicaal
relativisme…
o Nieuwe turns
• Waarom Vasari?
o Vasari’s werk als kantelpunt: begin kunstgeschiedenis
schrijven
▪ Voor Vasari: wel aantal geschriften over kunst
▪ Na Vasari: teleologische kunstgeschiedschrijving met stijl
& biografie als norm → tot 20e eeuw!!
• Wanneer begint kunstgeschiedschrijving?
4
,Sofie Vandermarliere BA2 Geschiedenis
o Wanneer ontstaat kunst? Prehistorie?
o Wanneer wordt er over kunst geschreven? Ekphrasis:
beschrijving van objecten?
o Wat is de norm voor kunstgeschiedschrijving? Uitgegeven boek?
Unif discipline nodig?
• Iedere geschiedenis is een interpretatie
o Neutrale geschiedenis = onbestaand
o Geschiedschrijving → altijd bepaalde lezing van feiten
o Kunstgeschiedenis: element van vertaling
▪ Communicatie over beeldtaal
▪ Hoe communiceer je in taal over beeldtaal wanneer er een
hermeneutisch probleem is?
• Theoretisch kader
o Elke geschiedenis wordt geschreven binnen kader (humanisme,
verlichting, postmodernisme, …)
o Bepaalt norm: kwaliteiten kunst meten → paradigma’s:
vooronderstellingen, vaak onuitgesproken
o Afhangend van context waarin auteur opgroeit
• Kunsttheorie
o ‘Kunst’ an sich is niets
▪ Materialiteit van kunst an sich weinig waarde
▪ → van waar komt waarde & wat is de waarde? financieel,
sociaal, emotioneel…
o Betekenis < context (vaak intellectueel)
▪ Intellectuele context: verwachtingspatroon historische
toeschouwer: wat verwachten mensen te zien & wanneer
wijkt artiest af?
▪ Voldoende? Historisch, sociaal, politiek kader??
▪ Intellectueel model van de mensen = hoe toen over kunst
gedacht werd
o Definitie van kunst?
▪ Hiërarchie tussen kunstvormen
▪ ≠ tussen verschillende tijdvakken / regio’s
o Kunst ↔ kitsch? bepaald door eigen kader
o Verschillende vormen mix
• Methodologie (methodenleer)
o = studie van wetenschappelijke methodes:
▪ Kennis verwerven
▪ Inzicht verwerven
o Hoe kennis verwerven?
o Hermeneutisch probleem
▪ Historische benadering → klassieke kunstgeschiedenis
▪ Inzicht ontbreekt & eindigt bij kennis
5
, Sofie Vandermarliere BA2 Geschiedenis
▪ Theoretische benadering → hypothese → begrip & inzicht
▪ Vaak los van de feiten & theoretische, abstracte
constructie
2. Van Plinius tot Van Mander
Oudheid
• Griekse Oudheid
o Filosofie
o Retorica
• Romeinse Oudheid
o Filosofie
o Retorica
o Plinius de Oudere: Naturalis Historia
o Paradox: groot belang & interesse kunst ↔ geen coherente theorie
over kunst
• Natuur afbeelding: getrouwe nabootsing
o Weinig theorie / tekst over kunst
o Mimesis = natuur zo getrouw mogelijk nabootsen
o Aisthesis = zintuigen / gevoel
▪ Plato: empirisch < ideeën = echte wereld: kunstwerk =
benadering schaduwen: tegen kunst, maar weet er veel van
o 2 soorten beeldende kunst
▪ Gelijkenissen: juiste kleuren & verhoudingen
▪ Fantasierijke imitaties: optische illusies = bedrog: niet echte
wereld
• Proportieleer: schoonheid = symmetrie
o Vitruvius: symmetrie = harmonie tussen delen in het werk
o Héél populair
• Retorica = kunst van de welsprekendheid → begrippen toepassen op
beeldende kunst
o Argumentatie: verhaal vertellen
o Taalbeheersing: verhaal overbrengen: levendig vertellen
o Decorum: juiste motieven volgens natuur / traditie
o Ekphrasis: beschrijving van objecten
o Allegorie: metaforen
o Ut Pictura Poesis: zoals de poëzie is, is de schilderkunst
(beeldende kunst hoger niveau)
o → Romeinse auteurs nemen ideeën over
• Plinius Senoir
6