O&V: EMBRYOLOGIE
GAMETOGENESE
Zie tekening
Vrucht: Week 1: blastocyst (dag 5) en 1 kiemblad
Week 2: 2 kiembladen à epiblast
à hypoblast
En implantatie van het embryo in baarmoederslijmvlies
Week 3: gastrulatie en 3 kiembladen à ectoderm
à endoderm
à mesoderm
Embryo: Week 4: vorming 3D (=kromming), daarna speciale embryologie (vorming organen en weefsels)
Foetus: Week 8: maturatie, alle organen zijn gevormd, maar moeten nog rijpen en groeien
Organen zijn gevormd maar nog niet functioneel
rijpe gameten: vanaf de puberteit
Vorming gameten: vanaf week 2 à primitieve geslachtscellen (PGC)
differentiatie van kiemcellijnen, = cellen die apart gezet worden
è erfelijk als ze in kiemcellijn zitten, niet erfelijk als ze in somatische cellijn zitten
Worden gevormd uit de epiblast en migreren naar de wand van de dooierzak (caudaal, buiten
embryo)
Zie tekening
Tussen week 4-6: terug migreren naar gonadale plooi, in dorsale lichaamswand, niveau T10
Waarom vanaf week 2 al gameten als je ze pas vanaf week 6 nodig hebt?
- Vroeg: minder celdelingen dus minder kans op mutaties (na 6 weken meer kans)
- Buiten embryo: ver weg van alle veranderingen die zich in het embryo afspelen, kiemcellen
moeten niet differentieren
FOUTEN: een van de cellen komt op de verkeerde plaats terecht = teratoom
= wondergezwel, tumor dat lijkt op tand, vetweefsel, haar, spier,…
= structuren van verschillende kiembladen die ‘de weg kwijt waren’ en op een verkeerde
plaats terecht komen en daar differentieren
PRIMITIEVE GONADEN WEEK 6
Zie tekening
Pas na week 6 is er differentiatie van de gameten
Oorzaak: SRY-gen bij mannen of afwezigheid ervan bij vrouwen
Meisjes Jongens
PGC: corticaal PGC: medulair
Geslachtscellen: differentieren tot folikkelcellen Geslachtscellen: differentieren tot sertolicellen
Gametogenese is gewoon morfologische en functionele veranderingen van gameten
CELCYCLUS
Zie tekening
1
, Ploidi= # chromosomen, diploid (van elk chromosoom 2 exemplaren) of haploid (van elk chromosoom 1
exemplaar) è triploid bestaat ook
N-nummer= aantal chromatiden per chromosomenpaar
G0-fase à cellen delen niet meer (zenuwcellen, myocardcellen, nefronen,…),cellen die veel delen zijn
vatbaar voor kanker
è behandeling: chemotherapie
Nevenwerkingen van chemotherapie (bij sneldelende cellen)
- Witte bloedcellen: infecties
- Rode bloedcellen: anemie, vermoeidheid
- Bloedplaatjes: bloedingen
- Diarree
- Letsels in mondmucosa
- Haaruitval
Zie tekening meiose
SPERMATOGENESE
Vanaf week 6: PGC (primordiale gesclachtscellen) blijven in gonaden zitten tot puberteit en
differentieren dan tot spermatogonien (door stijging testosteron)
MAAR bij jongens kort na geboorte is er ook een mitotische activiteit voor enkele maanden, nog niet
zeker waarom
Waarom zoveel zaadcellen aanmaken: rijping duurt 2 maanden
Door eerste mitotische delingen worden de PGC een spermatogonium a (=stamcel) à vormt voorraad
Daarna spermatogonium b à differentiatie van spermatogonium a
Primaire spermatocyt à na S-fase, die de meiose 1 start
Vormt 2 secundaire spermatocyten à beginnen aan meiose 2
Vormt 4 spermatiden à moeten nog differentieren tot rijpe zaadcellen è spermiogenese
Spermiogenese
• Kern = belangrijste om eicel te bevruchten
• Ballast= cytoplasma verdwijnt grotendeels voor snelle bewegingen (door sertolicellen)
• Centriolen gaan zweepstaart (cilium) vormen en mitochondria zorgen voor energie
• Golgi apparaat wordt acrosomaal blaasje om eicel binnen te dringen = enzymes
(zaadcellen maken roterende bewegingen)
Orchidometer: ontwikkeling van de testes volgen in ml
OÖGENESE
Zie tekening
PGC: Vanaf week 6: delen en differentieren tot oogonia
Oogonium: Delen tot ong 6 maand (6milj eicellen)
Primaire Vanaf 3 maand: atresie en differentiatie tot primaire oocyt
oocyt: Vanaf 6 maand: alle eicellen zijn primaire oocyten omgeven door folikkelcellen = primordiale
folikkel
- Start meiose 1, STOPT bij profase 1
- Atresie gaat verder
- Vanaf puberteit: cyclische rijping van follikels
- Voor ovulatie: meiose 1 voltdooit à secundaire oocyt en poollichaampje buiten celmembraan
2
,Secundaire
oocyt: Start meiose 2, STOP metafase 2
Alleen bij bevruchting wordt meiose 2 voltdooit
Definitieve = bevrucht oocyt met paternele en maternele pronucleus, heeft een 2de poollichaampje
oocyt: = diploide cel met 2 kernen
Eicellen tijdens leven van een vrouw
Zie tekening
Menomauze à geen eicelen meer nodig
Grandmother hypothesis: levensverwachting van baby’s hangt af van of er een grootmoeder is
3
, BEVRUCHTING EN WEEK 1
Zie tekening
Hoe weet zaadcel waar die naartoe moet gaan?
1- Thermotaxis: zaadcel zwemt van lage nr hoge temperatuur, in de bekken is de temperatuur
hoger è op lange aftsand
2- Chemotaxis: eicel produceert signaalstoffen die zaadcel detecteert, zwemt van lage nr hoge
concentratie è op korte afstand
Door 3 barrieres geraken:
1. Folikkelcellen è extracellulaire matrix uit hyaluronzuur die opgelost wordt door de
hyaluronidase aciviteit van een enzym van de zaadcel
2. Zona pellucida è bestaat uit ZP3, zaadcel detecteert deze stof (=soort specifiek)
à acrosoomreactie : exocytose van het acrosoom, zit vol enzymes die zona pellucida
afbreken
3. Eicelmembraan è fusie van de membranen = moment waarom meiose 2 wordt afgerond en
poollichaampje uitgestoten
Grootste risico: polyspermi (eicel bevrucht door meerdere zaadcellen)
Gevolg: triploidi à niet leefbaar = miskraam
oplossingen:
- Depolarisatie= er kan geen zaadcel door een gepolariseerd membraan à snelle reactie, maar
onstabiel
- Corticale reactie= zona pellucida modificeren à corticale granules gaan eiwitten van ZP3
verknippen en zo verandert de vorm
(3 functies van zona pellucida: herkenning zaadcel, initieert acrosoom reactie, vermijdt polyspermi)
Zie tekening week 1
Klievingsdelen à want zona pellucida zit er rond (gebeurt asyncroon)
Sperm entry point (gefluoriseerd): waar zaadcel is binnengekomen
è zal als eerste delen
D3: Vanaf 8 cellen à genoom geactiveerd = bepaalde genen geactiveerd en zorgt voor
differentiatie
à compactie: cellen gaan diht tegen elkaar liggen
à tegen opp komen er microvilli en er ontstaan tight junctions
D4: morula à cellen aan de binnenkant en aan de buitenkant die differentieren tot
embryoblast (embryo) en trofoblast (placenta)
D5: blastocyst à heeft holte: trofoblastcellen pompen Na+ naar binnen waardoor water
volgt = blastocystholte
à tight junctions zorgen ervoor dat water niet naar buiten komt
Door enzymen een gat gemaakt in zona pellucida waardoor blastocyst eruit kan komen
IMPLANTATIE
Zie tekening implantatie
WAAROM
- Toegang tot voeding en O2
- In stand houden van endometrium: corpus luteum moet blijven bestaan (mag geen corpus
albican vormen) à zo blijven oestrogeen produceren zodat endometrium niet afbreekt
4