100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Correcte en volledige uitwerkingen van alle taken van Verdieping Formeel Belastingrecht - 2021/22 €9,99   In winkelwagen

Case uitwerking

Correcte en volledige uitwerkingen van alle taken van Verdieping Formeel Belastingrecht - 2021/22

 45 keer bekeken  3 keer verkocht
  • Vak
  • Instelling
  • Boek

Dit document bevat correcte en zeer uitgebreide uitwerkingen van alle taken van het vak Verdieping Formeel Belastingrecht in de master Fiscaal recht aan de Universiteit Maastricht. Eindcijfer: 8.4.

Voorbeeld 7 van de 99  pagina's

  • 29 januari 2023
  • 99
  • 2021/2022
  • Case uitwerking
  • Vakcoördinator vfb um
  • 9-10
avatar-seller
Universiteit Maastricht
Master Fiscaal recht
Verdieping Formeel Belastingrecht
2021/2022

Cijfer: 8




1

,Bijeenkomst 1 – Basis: formalisering van belastingschuld en de algemene beginselen van behoorlijk
bestuur

Taak 1 Te mooi om waar te zijn

Annemarijn wil, naast haar dienstbetrekking, een nagelstudio in de vorm van een eenmanszaak
beginnen. Ze heeft zich netjes ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en heeft een BTW-nummer
aangevraagd bij de Belastingdienst. Omdat Annemarijn niet zo thuis is in boekhoudkundige en fiscale
aangelegenheden, heeft haar partner Ben beloofd om alle administratieve zaken voor zijn rekening
te zullen nemen. Een medewerker van de Belastingdienst kondigt een startersbezoek aan, zoals dat
gebruikelijk is bij beginnende ondernemers. Op de dag van het bezoek is Annemarijn alleen thuis.
Ben moest onverwacht voor zijn eigen baas naar Amerika. Hij heeft wel een lijstje met vragen
achtergelaten die Annemarijn in ieder geval moet stellen. Het gesprek met de medewerker van de
Belastingdienst verloopt buitengewoon plezierig. Annemarijn vertelt hem dat de nagelstudio voor
haar eigenlijk een nevenwerkzaamheid is en dat deze vrij kleinschalig van opzet is. Ze vraagt hoe het
zit met het ondernemerschap voor de omzetbelasting en de inkomstenbelasting en geeft verder aan
dat haar vriendinnen, die in dezelfde positie als zij verkeren, allen zijn aangemerkt als ondernemers,
zowel voor de omzetbelasting als voor de inkomstenbelasting. De medewerker van de
Belastingdienst, die eigenlijk alleen op de hoogte is van de omzetbelasting, verzekert Annemarijn dat
zij voor beide belastingen als ondernemer kan worden aangemerkt.

Een week na het gesprek ontvangt Annemarijn per post het verslag van het startersbezoek.
Verbouwereerd kijkt Annemarijn naar de conclusie waarin is opgenomen dat haar
nevenwerkzaamheden voor de inkomstenbelasting zullen worden aangemerkt als resultaat uit
overige werkzaamheden. Dit betekent immers dat zij op een aantal faciliteiten, die in de
inkomstenbelasting specifiek zijn weggelegd voor ondernemers, geen recht zal hebben.


Leerdoelen:

AWR is een lex specialis van de Awb. Een voorbeeld: Awb is open stelsel van rechtsmiddelen; is er
een beschikking? AWR is een gesloten stelsel van rechtsmiddelen; je mag alleen bezwaar en beroep
aantekenen als dat uitdrukkelijk is vermeld. Ander voorbeeld: art. 6.8 Awb. En art. 22j AWR. Begin bij
Awb, dan naar AWR.

Awb: gelaagde structuur. Hoofdstukken 2 t/m 4 vormen de eerste gelaagde structuur. De
hoofdstukken 6 tot en met 8 vormen de tweede gelaagde structuur. Randhoofdstukken: 1, 5 en 9.

1. Welk(e) verschil(len) onderkent u, formeel gezien, tussen de inkomstenbelasting en de
omzetbelasting? Hoe verloopt de aangifteprocedure bij beide belastingen?

We hebben twee typen belastingen: (i) aanslag- en (ii) aangiftebelastingen. Bij aanslagbelasting doe
je aangifte en wordt er vervolgens een aanslag opgelegd. Bij aangiftebelasting doe je gelijktijdig bij
het doen van aangifte ook de betaling.

Wet IB, Sw en Vpb zijn aanslagbelasting. OB en LB zijn bijvoorbeeld aangiftebelasting. IB en Vpb is
een tijdvakbelasting. Sw is een tijdstipbelasting.

* Hoofdstuk 1 AWR = algemene begrippen
* Hoofdstuk 2 AWR = gaat over aangifte en geldt voor alle belastingen omdat je overal aangifte moet
doen
* Hoofdstuk 3 AWR = heffing bij wege van aanslag en dat betekent dat het niet van toepassing is op


2

,de OB en de LB. Regels over navorderen (art. 16 AWR) geldt voor deze belastingen.
* Hoofdstuk 4 AWR = gaat over heffing bij wege van aangifte en hier gelden regels aangaande
naheffen. Het geldt dus niet voor onder meer de Wet IB.

Aanslagbelasting kun je op grond van art. 16 AWR navorderen. Aangiftebelasting kun je op grond van
art. 20 naheffen.

Aangezien de inspecteur nauw betrokken is bij het opleggen van aanslagbelastingen is het niet
zonder meer mogelijk om na te vorderen door middel van een navorderingsaanslag. Bij een
aangiftebelasting kan de inspecteur een naheffingsaanslag opleggen als de belastingen die op
aangifte dienen te worden voldaan niet of niet geheel zijn betaald. Naheffing is niet meer mogelijk na
verloop van vijf jaar na het kalenderjaar waarin de belastingschuld is ontstaan (art. 20 lid 3 AWR).
Navorderen is aan allerlei wetten gebonden die hierna zullen worden behandeld.

Verder zijn er nog voldoeningsbelastingen en afdrachtbelastingen. Bij voldoeningsbelastingen is de
belastingplichtige zelf belasting verschuldigd die dan ook zelf moet worden voldaan. Voorbeelden
zijn de OB (tijdvak), de motorrijtuigenbelasting en de overdrachtsbelasting (tijdstip). Bij
afdrachtbelastingen moet de belasting die een ander verschuldigd is, door een inhoudingsplichtige
worden ingehouden en afgedragen. Dit zijn bijvoorbeeld de LB (tijdvak) en de DB (tijdstip).


Wat is de aangifte termijn?

Deel van dit verhaal geldt voor zowel de aanslag- als de aangiftebelasting omdat het in hoofdstuk
twee staat. De termijn voor de indiening van de aangifte bij aanslagbelastingen is geregeld in artikel 9
AWR. De termijn is tenminste een maand, maar de inspecteur kan deze verlengen, eventueel onder
voorwaarden, ex lid 2 van art. 9 AWR.

Zodra je bent uitgenodigd tot het doen van aangifte (art. 6 AWR), ben je verplicht aangifte te doen
(art.. 8 AWR). De aangifte moet de informatie van art. 7 AWR bevatten. De aangifte moet worden
verricht binnen een door de inspecteur gestelde termijn van ten minste één maand na het
uitnodigen tot het doen van aangifte.

Je kunt ook verzoeken tot het uitgenodigd worden tot doen van aangifte. Art. 6 lid 3 AWR en art. 2
Uitvoeringsregeling is dan van belang.

Op grond van artikel 9 lid 2 AWR kun je bij aanslagbelasting verzoeken om uitstel. Uitstel impliceert
ook uitstel voor de bevoegdheid tot het vaststellen van een aanslag ex art. 11 lid 3 AWR.

Art. 10 AWR is van toepassing op de aangiftebelasting. Art. 10 AWR moet in combinatie met art. 19
AWR worden gezien. Aangifte en betaling lopen vaak gelijk. Bij de aangiftebelasting zit de aangifte en
de betaling in één maand. Aangifte wordt verricht op basis van art. 10 AWR en de betaling op grond
van art. 19 AWR. Bij de aanslagbelasting wordt de aangifte verricht op basis van art. 9 AWR en wordt
de betaling verricht op basis van art. 9 IW.

Als x verzoekt om uitstel tot het doen van aangifte tot 1 augustus 2021, dan baseert zij dit verzoek op
art. 9 lid 2 AWR. Het gevolg is dat de inspecteur langer de tijd krijgt voor het vaststellen van de
aanslag ex art. 11 lid 3 AWR. Zie in dit verband ook art. 15 Besluit Fiscaal Bestuursrecht.

Hetzelfde principe geldt bij aangiftebelastingen ex art.. 10 lid 3 AWR en art. 19 lid 4 AWR.

Schema

3

,Aangifte-aanslag-betaling Aangifte-betaling
9 AWR 9 IW 10 AWR 19 AWR




2. Hoe wordt bij beide belastingen de belastingschuld vastgesteld?

Krachtens art. 6 lid 1 AWR moet voor beide belastingen aangifte gedaan worden wanneer de
belastingplichtige hiertoe wordt uitgenodigd. Krachtens art. 8 lid 1 AWR moeten hierbij zowel de
gevraagde gegevens (sub a) en de gegevensdragers (sub b) worden verstrekt. Krachtens art. 9 lid 1
AWR (aanslagbelastingen) en art. 10 lid 2 AWR (aangiftebelastingen) moeten binnen de termijn van
minstens één maand aangifte gedaan worden.

Bij aanslagbelastingen wordt dan ingevolge art. 11 lid 1 AWR een aanslag vastgesteld en deze moet
door de belastingplichtige betaald worden. Hierbij mag krachtens art. 15 AWR de in art. 13 lid 1 AWR
genoemde voorlopige aanslag (die waarschijnlijk eerder in het jaar op grond van art. 13 lid 1 AWR is
opgelegd) verrekend worden.

Bij aangiftebelastingen bedraagt de termijn krachtens art. 19 lid 1 AWR één maand na het
desbetreffende tijdvak.




3. Kan er eventueel een (nadere) voorlopige aanslag worden opgelegd?

Met het opleggen van een voorlopige aanslag wordt een formele grondslag gecreëerd voor
vooruitbetaling van de definitieve aanslag. Een voorlopige aanslag kan ambtshalve worden opgelegd
(art. 11 lid 2 AWR) of op verzoek van de belastingplichtige (art. 13 lid 4 eerste volzin AWR). Hoofdstuk
3, dus gaat niet om aangiftebelastingen.

Bij het opleggen van voorlopige aanslagen moet onderscheid worden gemaakt tussen zogenoemde
tijdvakbelastingen, belastingen waarbij de grootte van de belastingschuld pas wordt vastgesteld na
afloop van een tijdvak, en tijdstipbelastingen, belastingen waarbij de belastingschuld op een bepaald
tijdstip ontstaat. Op grond van art. 13 lid 1 AWR kan de inspecteur wat betreft tijdvakbelastingen een
voorlopige aanslag vaststellen tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag na verrekening van
voorheffingen en voorlopige aanslagen zal worden vastgesteld: netto-aanslag. Wanneer er sprake is
van een negatief bedrag, is er sprake van een voorlopige teruggave (art. 13 lid 2 AWR). Voor
tijdstipbelastingen geldt art. 14 AWR (Successie).

Wanneer je het niet eens bent met een aanslag, kun je hiertegen in bezwaar/beroep. Tegen een
voorlopige aanslag IB of Vpb kan echter geen bezwaar of beroep worden gemaakt (art. 9.5 IB en 27
Vpb). Men kan wel om herziening verzoeken.

Art. 13 lid 1 laatste volzin AWR bepaalt dat een voorlopige aanslag tot een positief bedrag uitsluitend
kan vanaf het tijdvak waarover de belasting wordt geheven. Teruggaaf kan wel vóór hetzelfde jaar,
een positieve voorlopige aanslag moet worden vastgesteld vanaf aanvang van het belastingjaar.
Goed mogelijk is dus dat op 2 januari een positieve voorlopige aanslag plaatsvindt. Dit kan omdat art.
9 Inv bestaat. In de eerste plaats bepaalt lid 1 dat je het standaard binnen zes weken moet betalen

4

,en dat geldt voor iedere aanslag, waaronder de voorlopige. Lid 5 daarentegen wijkt ervan af. Het
gaat in gelijke termijnen.

De belastingplichtige mag in februari 2021 een positieve voorlopige aanslag krijgen over belastingjaar
2021. Dan moet hij om herziening vragen op basis van art. 9.5 Wet IB in combinatie met art. 24
Uitvoeringsregeling AWR (op basis van art. 13 lid 1 AWR).

Art. 13 lid 5 AWR heeft te maken met de Bulgarenfraude. Er werd veel fraude gepleegd met
voorlopige aanslagen en dat leverde grote financiële schade op.

Voorbeelden tijdvak- en tijdstipbelasting:
Tijdvak (art. 13): IB, Vpb,
Tijdstip (art. 14): Erf- en schenkbelasting
Dit onderscheid brengt met zich dat art. 13 van toepassing is op tijdvak en art. 14 op de
tijdstipbelasting.

Voorlopige aanslag wordt verrekend ex art. 15 AWR.

Art.. 11 lid 2 bepaalt dat een aanslag, dus ook voorlopige aanslag, ambtshalve kan worden
vastgesteld.

Noot: art. 23 lid 2 uitvoeringsregeling AWR: bepaling bedrag voorlopige aanslag. Onderscheid IB en
Vpb.
Noot: art. 24 uitvoeringsregeling AWR: voorlopige teruggaaf (aangeven wijziging van
omstandigheden casus)
Noot: art. 13 lid 1 AWR
Noot: art. 13 lid 5 AWR: afzien van opleggen voorlopige aanslag




4. Wat wordt verstaan onder de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en hoe hebben deze
hun intrede gedaan in het belastingrecht?

BNB 1970/78 eerste zet voor contra-legem toetsing.

De algemene beginselen van behoorlijk bestuur zijn beginselen waaraan de overheid (waaronder de
Belastingdienst) zich moeten houden. Sommige zijn gecodificeerd in de wet, andere niet. Er zijn
formele beginselen (procedurele voorschriften) – die niet meteen invloed hebben op de
belastingschuld – en materiële beginselen die op de inhoud zien – en wel invloed kunnen hebben op
de hoogte van de belastingschuld. Als een materieel beginsel is geschonden, moet er een nieuw
besluit komen. Bij het schenden van een formeel beginsel, kan de inhoud van het besluit hetzelfde
blijven.

Sommige beginselen kunnen ook de toepassing van de wet uitsluiten. Denk dan bijvoorbeeld aan het
vertrouwensbeginsel wat ervoor kan zorgen dat een belastingfaciliteit toch toepassing vindt, ook al
voldoet de belastingplichtige niet aan de voorwaarden voor die faciliteit. De twee belangrijkste
beginselen voor het belastingrecht zijn het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel. De
algemene beginselen van behoorlijk bestuur hebben hun intrede gemaakt in het belastingrecht door
middel van jurisprudentie.


5

,Stel een belastingplichtige is niet gehoord. Bezwaar, beroep. Men komt bij de rechter. Een formeel
beginsel is dan geschonden, want belastingplichtige is niet gehoord. De rechter zou dan zelf kunnen
horen (en daarmee het gebrek herstellen). Devolutieve werking van het beroep; rechter gaat op stoel
van de Inspecteur zitten. Hangt van de schending af, want het zou ook kunnen dat de zaak wordt
teruggestuurd naar Inspecteur. Schending van formele beginselen hoeft in elk geval niet per se in te
houden dat de inhoud is aangetast.



5. Geef gemotiveerd aan of Annemarijn zich met succes kan beroepen op het vertrouwensbeginsel
vanwege de gedane uitlatingen van de medewerker van de Belastingdienst.

Onderzoeksvragen vertrouwensbeginsel:
- Wat is de aard van de handeling waaraan gerechtvaardigd vertrouwen kan worden
ontleend?
- Welke personen kunnen gerechtvaardigd vertrouwen wekken?
- Wat is de rol van het dispositievereiste?
- Wanneer is er sprake van contra-indicatie?

Annemarijn berust haar vertrouwen op een bezoek van een medewerker van de Belastingdienst. Dit
is een concrete handeling. De voorwaarden voor toepassing van het vertrouwensbeginsel is dat het
vertrouwen moet opwekken. Hiervoor moet duidelijk zijn dat Annemarijn er redelijkerwijs op mocht
vertrouwen dat zij als ondernemer voor de Inkomstenbelasting zou gelden. Aangezien dit in de casus
het geval lijkt is hieraan voldaan. Er hoeft niet aan het dispositievereiste voldaan te zijn omdat het
hier om een concrete handeling gaat en niet om een algemene inlichting, waardoor opgewekt
vertrouwen aanwezig wordt geacht.

Het feit dat in casu het vertrouwen wordt opgezegd, houdt in dat daarna geen vertrouwen meer kan
worden ontleend aan de toezegging van de Inspecteur. HR zegt overigens, opzeggen vertrouwen
door Inspecteur dient onverwijld te geschieden.



Taak 2 Maatjes onder elkaar…

Robert Op ’t Root, Tim Zwart., Peter de Wit, Eric Blaauw en Roel de Bruin kennen elkaar al ongeveer
hun hele leven. Ze woonden bij elkaar in de buurt, gingen naar dezelfde scholen en studeerden
medicijnen aan dezelfde universiteit. Dat schept natuurlijk een band en als vanzelfsprekend
vestigden zij zich als huisartsen, gezamenlijk deelnemend als maten in een maatschap. Ieder van hen
heeft geld geleend aan de maatschap tegen een rentevergoeding van 3 procent. Over 2020 heeft de
maatschap aan Robert, Tim, Peter, Eric en Roel rente betaald van respectievelijk € 2.450, € 2.525, €
2.540, € 2.650 en € 2.725. Robert heeft de ontvangen rente aangegeven in zijn aangifte voor de
inkomstenbelasting 2020. Tim en Peter hebben de ontvangen bedragen niet vermeld in hun
aangiften voor de inkomstenbelasting maar wel in een afzonderlijk schrijven aan de inspecteur. Eric
en Roel hebben verzuimd de ontvangen bedragen aan te geven.

Nadat de aanslagen in de inkomstenbelasting over 2020 van de vijf maten onherroepelijk zijn komen
vast te staan, ontdekt de inspecteur dat Roel de door hem ontvangen rente niet heeft aangegeven en
legt aan Roel een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting over 2020 op.

Roel bestrijdt de navorderingsaanslag en beroept zich op het gelijkheidsbeginsel. Hij stelt dat de door


6

, Tim, Peter en Eric ontvangen bedragen niet in de belastingheffing zijn betrokken.

Leerdoel:
1. Hoe zal de inspecteur zich verweren tegen de stelling van Roel? Motiveer!

Er kan beroep worden gedaan op het gelijkheidsbeginsel wanneer (1) feitelijke en rechtens gelijke
gevallen (2) ongelijk behandeld worden en (3) en er geen objectieve en redelijke rechtvaardiging
voor is.

Er is sprake van een ongelijke behandeling wanneer (2a) er sprake is van begunstigend beleid, (2b)
een oogmerk van begunstiging of (2c) sprake is van de meerderheidsregel (minstens twee
vergelijkbare gevallen – hierbij moet het gaan om gevallen bij één inspecteur). Alternatieve
voorwaarden die – in combinatie met het bevestigend beantwoorden van criteria (1) en (3) – leiden
tot afzien van juiste wetstoepassing.

Het gelijkheidsbeginsel kan geen toepassing vinden wanneer de belastingplichtige zich wil vergelijken
met zichzelf maar dan een paar jaar geleden. Dan moet naar het vertrouwensbeginsel gekeken
worden.

Er is in casu duidelijk sprake van feitelijk en rechtens gelijke gevallen, want op de namen van de
belastingplichtigen na, is er geen verschil tussen de vrienden. Voldaan: de maten die samen rente
ontvangen.

De maten zijn ook ongelijk behandeld: één krijgt helemaal niets (heeft zich niet gemeld, enzovoort).
Die ongelijkheid kan je evenwel ook opheffen door gewoon een navorderingsaanslag te sturen. Dan
is er weer een gelijk geval.

Interpretatief beleid: beleid dat is gemaakt om een bepaalde regeling te interpreteren.



Taak 3 Tempus fugit (= de tijd vliegt)
Deniz is in loondienst werkzaam bij een ICT-bedrijf en heeft op 1 maart. 2018 digitaal aangifte gedaan
voor de inkomstenbelasting over het belastingjaar 2017. Zijn inkomen uit werk en woning bedroeg €
40.510.
Aan loonheffing is een bedrag ingehouden van € 8.776 en aan dividendbelasting een bedrag
van € 463. Een eerder opgelegde voorlopige aanslag over 2017 van € 12.345 heeft Deniz op tijd
betaald.
De definitieve aanslag over 2017 wordt pas na de termijn van drie jaar vastgesteld. Deniz
vindt dit onaanvaardbaar en doet zijn beklag.

Leerdoelen:
Motiveer hiervan de gevolgen voor:

1. de aanslag;
een te laat vastgestelde aanslag is vernietigbaar. Hierdoor hoeft (mist de aanslag vernietigd wordt),
de aanslag niet betaald te worden. Als een belastingaanslag te laat is bekendgemaakt, dan ontvalt
daarmee de basis voor die aanslag en moet die aanslag worden vernietigd. De aanslag is dus niet
binnen de wettelijk voorgeschreven aanslagtermijn opgelegd. Dit fundamentele oordeel heeft de
Hoge Raad in zijn arrest van 18 april 2014 uitgesproken.



7

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

√  	Verzekerd van kwaliteit door reviews

√ Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper MatthijsUM. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €9,99. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 81989 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen

Laatst bekeken door jou


€9,99  3x  verkocht
  • (0)
  Kopen