Studiereeks burgerlijk recht 5 - Verbintenissen uit de wet en Schadevergoeding
Dit document betreft een samenvatting van de voorgeschreven lesstof voor het vak Aansprakelijkheidsrecht gegeven aan de Open Universiteit. De jurisprudentie is hier niet in uitgewerkt. In dit document kom je onderwerpen tegen als de onrechtmatige daad, gevaarzetting en causaliteit en toerekenbaarhe...
Beste lindezut98,

Ik hoor graag wat u niet beviel aan de samenvatting zodat deze eventueel aangepast kan worden.
Verkoper
Volgen
RechtenStudentN
Ontvangen beoordelingen
Voorbeeld van de inhoud
Samenvatting Aansprakelijkheidsrecht
Verbintenissen kunnen slechts ontstaan indien dit uit de wet voortvloeit.
Kwalitatieve aansprakelijkheden zijn de aansprakelijkheden voor een kind, werknemer,
opstallen, producten, dieren etc.
De buitencontractuele aansprakelijkheid kent het principe dat eenieder zijn eigen schade
draagt. Soms kan dit ingedekt worden door een verzekering af te sluiten. Het
buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht heeft belangrijke uitzonderingen op de regel dat
iemand zijn eigen schade draagt. Wanneer iemand anders op grond van een verbintenis uit
de wet verantwoordelijk kan worden gehouden voor het ontstaan van de schade, kan die
schade op hem worden afgewenteld. Indien dat zo is dient de aansprakelijke de benadeelde
zo veel mogelijk in een situatie te plaatsen waarin deze zou hebben verkeerd indien de
schadeveroorzakende gebeurtenis niet zou hebben plaatsgevonden, de volledige schade
moet dus worden vergoed.
Er kan sprake zijn van een samenloop van een toerekenbare tekortkoming in de uit de
medische behandelingsovereenkomst voortvloeiende verbintenis van arts A tot goed
hulpverlenerschap (art. 7:453 jo art. 6:74 BW) en onrechtmatige daad (6:162 BW). De
onrechtmatige daad bestaat uit het toebrengen van toerekenbare (verwijtbare) letselschade
aan patiënt P. Er is in casu sprake van een toerekenbare inbreuk op een subjectief recht
(persoonlijkheidsrecht) van P; namelijk het recht op lichamelijke integriteit. Criterium aan de
hand waarvan moet worden bepaald of de contractuele dan wel een
buitencontractuele/wettelijke aansprakelijkheidsgronden moet worden aangewend, is of
de schadetoebrengende handeling onafhankelijk van de tussen partijen bestaande
contractuele verhouding, ofwel onafhankelijk van een schending van contractuele
verplichtingen een onrechtmatige daad oplevert (arrest Boogaard-Vesta). Het toebrengen
van letselschade door A kan op zichzelf als een onrechtmatige daad jegens P worden
gekwalificeerd. P kan derhalve A zowel ex artikel 6:74 BW als op grond van artikel 6:162 BW
aansprakelijk stellen.
Het aansprakelijkheidsrecht regelt wie onder welke omstandigheden aansprakelijk is voor
welke gebeurtenissen en hun gevolgen en wie welke aanspraken geldend kan maken.
Aansprakelijkheidsrecht kan ook benaderd worden als gedragsrecht: het bepaalt welk
gedrag wel of niet geoorloofd is en verbindt aan dergelijk gedrag bepaalde gevolgen.
Met het relativiteitsvereiste wordt beoogd een te verregaand aansprakelijkheidsregime te
voorkomen. De relativiteitseis houdt in dat de norm die is overtreden, moet strekken tot
bescherming tegen de schade zoals de bena- deelde die heeft geleden. Artikel 6:163 BW
speelt vooral een rol indien de onrechtmatigheid op een strijd met een wettelijke plicht is
gebaseerd
Het relativiteitsvereiste moet echter niet alleen met artikel 6:163 BW in verband worden
gebracht, maar is ook terug te vinden in artikel 6:162, eerste lid, BW: de onrechtmatige daad
moet jegens een ander zijn gepleegd.
1
,Is een rechtvaardigingsgrond aanwezig, dan wordt niet voldaan aan het vereiste van een
onrechtmatig handelen of nalaten en er is derhalve geen grond meer voor een
schadevergoedingsverplichting. In begin-
sel rust de stelplicht en bewijslast van de onrechtmatigheid op de eiser
en het beroep op de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond op de gedaagde.
Rechtvaardigingsgronden worden onderscheiden in:
– rechtvaardigingsgronden aan de wet ontleend
– rechtvaardigingsgronden aan het ongeschreven recht ontleend.
De aan de wet ontleende rechtvaardigingsgronden zijn:
- overmacht
- noodweer
- wettelijk voorschrift of wettelijke bevoegdheid
- bevoegd gegeven ambtelijk bevel.
Risico aanvaarding wordt door de HR in het natraparrest specifiek NIET erkend als
rechtvaardigingsgrond.
De belangrijkste codificaties van grondrechten zijn de Grondwet en het EVRM. Schendt de
Staat een grondrecht, dan handelt de Staat in strijd met een wettelijke plicht en handelt
derhalve ex art. 6:162 BW onrecht- matig jegens de betrokken burger(s).
In art. 6:162 wordt onderscheid gemaakt tussen de kwalificatie van het gedrag van de dader
dat als onrechtmatig moet kunnen worden aangemerkt en aan de andere kant de
voorwaarden voor toerekening van dit onrechtmatige gedrag aan de persoon van de dader.
Onrechtmatigheid kwalificeert het gedrag en toerekening (schuld) kwalificeert de dader.
Een schadeveroorzakende gedraging kan onrechtmatig zijn indien:
- er sprake is van een inbreuk op een recht
- er een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht is
- of een doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het
maatschappelijk verkeer betaamt.
Een onrechtmatige gedraging moet ook aan een dader kunne worden toegerekend. Dat is in
de eerste plaats het geval als hij schuld heeft (verwijtbaar). De gedraging kan ook volgens de
in het verkeer geldende opvattingen voor rekening van de dader komen.
2
,Indien toerekening en onrechtmatigheid vast staat wordt gesproken van een toerekenbare
onrechtmatige daad, in de wet ook wel aangeduid met de term ‘fout’.
Naast schadevergoeding kunnen er op basis van een onrechtmatige daad ook andere dingen
gevorderd worden, zoals:
- een verklaring voor het recht dat onrechtmatig is gehandeld
- een verbod of bevel (gebod)
- rectificaties
Iemand die een verklaring voor recht vordert moet daar voldoende belang bij hebben. Indien
een verklaring voor recht wordt gevorderd dat er aansprakelijkheid bestaat voor schade,
dient de rechter ervan uit te gaan dat de eiser daar belang bij heeft als de mogelijkheid van
schade aannemelijk is.
Een verbod kan in eerste plaats worden gevorderd indien er eerder onrechtmatig is
gehandeld en herhaling dreigt. Voldoende is ook alleen de dreiging van de schade.
Er is een mogelijkheid tot het instellen van een collectieve schadevergoedingsactie. Dit kan
echter alleen als er aan een aantal voorwaarden is voldaan: er moet sprake zijn van een
stichting of vereniging met volledige rechtsbevoegdheid, de vordering moe strekken tot
bescherming van belangen van andere personen voor zover de rechtspersoon deze belangen
ingevolge haar statuten behartigt en deze voldoende zijn gewaarborgd. De omstandigheid
dat een deel van de personen, ter wiens bescherming een collectieve actie strekt, niet
instemt met de rechtsbescherming of zelfs een tegengesteld standpunt inneemt staat niet
aan een collectieve actie in de weg. Wel moet eerst getracht worden om door overleg een
oplossing te bereiken. Het hoeft niet perse om vermogensbelangen te gaan, maar kan ook
om ideële belangen gaan zoals bescherming van een natuurgebied.
Sommige gebeurtenissen kunnen leiden tot schade bij veel verschillende mensen. Er kan dan
gekozen worden voor een collectieve schadeafwikkeling. De rechter kan een overeenkomst
hiertoe verbindend verklaren. Elke getroffene is hier dan in beginsel aan gebonden ook al
heeft deze niet deelgenomen aan onderhandelingen. Het moet dan wel gaan om een
overeenkomst tussen een stichting/vereniging met volledige rechtsbevoegdheid met één of
meer andere partijen die zich hebben verbonden de schade te vergoeden. De overeenkomst
heeft geen gevolgen voor degenen die op een bepaalde aangewezen wijze hebben
aangegeven niet gebonden te willen zijn (opt out volgens art. 7:908 lid 2 BW).
Een rechtvaardigingsgrond heeft tot gevolg dat een handeling die op zichzelf beschouwd
onrechtmatig zou zijn, dat onrechtmatige karakter verliest. Het gaat daarbij in de eerste plek
om de strafrechtelijke rechtvaardigingsgronden:
- overmacht (als noodtoestand)
- noodweer
3
, - uitvoering van een wettelijk voorschrift
- bevoegd gegeven ambtelijk bevel.
Toestemming van de gelaedeerde (benadeelde) zal soms een omstandigheid zijn die de
onrechtmatigheid kan wegnemen. Ook zaakswaarneming (forceren van een deur om een
brand te stoppen) kan een rechtvaardigingsgrond opleveren.
Ook bestaat de situatie dat een onrechtmatige daad toch geen aansprakelijkheid oplevert,
omdat de overtreden norm de belangen die in het concrete geval zijn geschonden niet
beschermt (relativiteitsvereiste).
Alle gronden zoals genoemd in art. 6:162 lid 2 (inbreuk op een recht, schending van een
wettelijke plicht en handelen in strijd met een ongeschreven zorgvuldigheidsnorm) leveren
individueel een onrechtmatige gedraging op. Echter blijkt in de meeste gevallen in de
praktijk, dat naast de een van de eerste twee gronden ook nadere aanvullende toetsing
plaatsvindt aan de ongeschreven zorgvuldigheidsnormen. Deze toetsing zal zich voordoen
indien het feit van de inbreuk onvoldoende houvast biedt voor de beoordeling van de
onrechtmatigheid van de gedraging of indien de wettelijke norm die is overtreden niet strekt
tot bescherming van het belang van de benadeelde (relativiteit).
In het arrest van de Zutphense Juffrouw bestond de grond van handelen in strijd met een
ongeschreven zorgvuldigheidsnorm nog niet. In het arrest Lindebaum/Cohen heeft de hoge
raad handelen in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk
verkeer betaamt ook aangemerkt als een onrechtmatige gedraging.
Zoals hierboven benoemd is het inbreuk maken op het recht van een ander onrechtmatig.
Hiermee wordt gedoeld op een subjectief recht, zoals een eigendomsrecht of een
auteursrecht. Een subjectief recht heeft een belangrijke functie. De houder van een
subjectief recht, kan zich verzetten tegen elke storing in zijn recht. Traditioneel onderscheidt
men twee groepen subjectieve rechten: 1. Absolute vermogensrechten (waaronder
eigendomsrecht en daarvan afgeleide beperkte zakelijke rechten en rechten op de
voortbrengselen van de menselijke geest, zoals octrooi en auteursrecht) en 2.
Persoonlijkheidsrechten (recht op lichamelijke integriteit, persoonlijke levenssfeer).
Niet de enkele aantasting van ieder belang dat door een subjectief recht wordt beschermd is
als onrechtmatige daad aan te merken (bijv. arrest zwiepende tak). Voordat we aan een
inbreuk een gevolgtrekking kunnen verbinden dat het gedrag onrechtmatig is, moeten we
een extra toets inbouwen. Er is geen duidelijke consensus over die toets en er bestaan drie
benaderingen voor:
1. onrechtmatigheid van de aantasting van een subjectief recht wordt alleen aangenomen
wanneer het gaat om een directe of een rechtstreekse of opzettelijke inbreuk.
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper RechtenStudentN. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.