Orthopedagogische Concepten I
– Deel 2: Algemene orthopedagogiek
1 Orthopedagogie(k)
1.1 Orthopedagogiek als wetenschap
ORTHO PED AGOGIE
= in juiste banen leiden = wetenschap van de = het opvoeden
opvoeding
Orthopedagogiek (wetenschap) = bij een kind rechtmaken wat krom of scheefgegroeid is, met als
≠ doel meer welzijn te bereiken.
Orthopedagogie (praktijk) nu niet meer van toepassing
het gaat niet altijd om het handel met kinderen
preventie, ingrijpen voor ‘scheefgroeiing’
niet alle ‘scheefgroeiingen’ zijn recht te trekken
1.1.1 Evolutie van de orthopedagogiek als wetenschap
(datums niet kennen is een leidraad)
1850 – 1900: Eerste wetenschap = heilpedagogiek gelinkt aan medische wetenschap
1960 – 1970: Opvallende en afwijkende kinderen staan centraal
Vanaf 1980: Problematische opvoedingssituatie met ≠ betrokkenen en beïnvloedende factoren
Vandaag: Orthopedagogiek = zeer breed! Richt zich op problematische (opvoedings)situaties.
Leunt sterk aan bij andere wetenschappen
1.1.2 Wat is begeleiden?
= Contact met mensen die het moeilijk hebben omwille van allerlei omstandigheden
= Mensen ondersteunen om terug toekomstperspectief te bieden via alledaagse handelingen
Gespecialiseerd opvoeder-begeleider
Ecologisch model van de menselijke ontwikkeling als kader
Er is een voortdurende wisselwerking
tussen de mens en de wereld waarin hij leeft.
Kijken door ‘verschillende brillen’
Zoeken naar verschillende mogelijkheden
Sterktes van de mens = leidraad
,2 Begeleiding staat niet los van cultuur en maatschappij
2.1 Begeleiden veranderen naargelang maatschappelijke waarden en
normen en tijdsgeest
Samenleving verandert doorheen de tijd invloed op het begeleiden andere visie
Maatschappelijke normen en waarden Waarden en normen ten opzichte van tijd
Voorbeelden: Voorbeelden:
Wij rijden rechts, Engelsen rijden links. Er zijn nu meer echtscheidingen.
Wij doen aan monogamie, andere landen Media is sterk toegenomen.
kunnen harems hebben. Invloed van de kerk is enorm gedaald.
Jongens dragen geen rokken, Schotten wel. Er zijn nu meer migranten in ons land.
2.2 Het belang van naamgeving en beeldvorming
Het benoemen van mensen geeft een visie weer t.oV; de mensen de naam krijgen
Vb: ‘Barbie’ = seutje, ‘Nerd’ = lelijk, ‘Mongooltje’ = dom
2.2.1 Beeldvorming
Beeld = het totaal van indrukken, overtuiging, opvattingen meningen.
Vorming = ideeën en kennis ontwikkelen over allerlei situaties en mensen.
Beïnvloed door:
eigen ervaringen en waarnemingen (vb: babynaam link met ander persoon)
objectieve kennis (vb: zelfstandig opzoeken rond een bepaald onderwerp)
Subjectieve gevoelens (vb: kinderen met het Downsyndroom vind je altijd schattig)
Media, zowel positief als negatief (vb: moslim = slecht IS, autisme = iets moois film ‘Ben X’)
Een persoonlijk waardeoordeel wordt gevormd met gevaar voor:
Stereotypen = oordeel vellen over een groep mensen die in onze ogen allemaal dezelfde zijn.
Selffulfilling prophecy = als je lang een bepaald beeld voorspelt, komt dit beeld vaak uit.
Professionele communicatie kan bepalend zijn voor het begeleidingsproces
2.2.2 Te gebruiken terminologie op examen fout = -1/20
Voorziening, organisatie of zorgaanbieding
Cliënten of gebruikers
Mensen met… (verstandelijke, fysieke) handicap/ beperking/probleem, mensen met autisme
Jongeren die een MOF pleegden, jongeren in een verontrustende opvoedingssituatie
misdaad omschreven feit of POS = problematische opvoedingssituatie
Migranten, etnisch-culturele minderheden, allochtonen
Ouderen
Gespecialiseerd opvoeder-begeleider
, 2.3 Opvoeden en begeleiden: vroeger
Historiek van naamgeving, beeldvorming en begeleiding van mensen die het ‘moeilijker’ hebben
Bezeten door demonen
Prehistorie Natuurlijke selectie: zwakke mensen overleven niet
STIGMATISEREN
OF UITSTOTEN
Schedelboringen boze geest uit lichaam bannen genezing?
Nutteloos en onvolwaardige mensen
Maatschappelijke selectie: maatschappij sluit groep bewust uit
Oudheid
Medicus Hippocrates ziekte ≠ boze geest, wel lichamelijk!
(Grieken en Romeinen)
Christendom: bestaansrecht, maar gemarginaliseerd = iedereen mag er zijn,
maar er is nog steeds een groot onderscheid tussen ‘verschillende’ mensen
Solidariteit, naastenliefde en caritasidee (de hemel/hel verdienen)
CARITASGEDACHTE
Afkeer, angst en bijgeloof: zonde-schuld-straf en ziekte
Magie of er werd spot gedreven (narren)
Middeleeuwen
Aan de rand van de samenleving
7de eeuw: initiatieven door kerk/stad
12de eeuw: voorzieningen om mensen uit steden te houden onmenselijk
Gevaar openbare veiligheid grote opsluiting, vooral kerkelijke initiatieven
De Nieuwe Tijd Met ideeën van discipline, dwangarbeid en heropvoeding
Onderwijs aan kinderen met visuele of auditieve beperking komt op gang
1780 -1900
Geloof in de opvoedbaarheid = pedagogisch optimisme
Tegelijk: slechte arbeidsomstandigheden misdaad bij jongeren
maatschappij moet tegen ‘hen’ beschermd worden
In wezenzorg: via heropvoeding, orde, discipline en ook onderwijs jongere
zelfstandig maken
Bij jongeren die strafbaar feit pleegden: discipline, godsdienstige opvoeding,
zang, gymnastiek,… in gevangenissen, koloniën en ‘verbeteringsgestichten’
MEDISCHE VISIE
OF DEFECTVISIE
Eerst samen in voorziening, later apart
mensen met psychische problemen: Triest en Guislain: experimenten met
therapieën en dwangmiddelen
De Nieuwste tijd Geleidelijke differentiatie in zorgaanbod
Van belang is de ‘Heilpedagogiek’ = medisch denken: behandelen/genezen
Eind 19de eeuw: eugenetische beweging
1900 – 1945
Eugenetica = eliminatie van zwakkeren en “anderen”
Verdere medische benadering: studie-objecten
verhoogt kennis, waardoor nog meer geloof is in opvoedbaarheid
Total institutions = plaats van werk- en verblijfsgelegenheid waar een groot
aantal mensen verblijven die in dezelfde situatie leven. Afgezonderd van de
bredere gemeenschap voor een geruime tijd
Evolutie bij verschillende ‘werkvelden’, met meer aandacht voor ‘welzijn’
De Eigen Tijd Zie verder in samenvatting
, 2.4 Opvoeden en begeleiden in de eigen tijd (vanaf 1945)
Globale verschuivingen:
Vanuit de doelgroepen
Personen met beperking: verruiming aanbod, meer semi-residentiële en ambulante diensten
Weeskinderen: geen residentiële weeshuizen meer wel: pleegzorg en/of adoptie
Jongeren in een verontrustende situatie: alternatieven voor plaatsing, ook belang van wet
op de jeugdbescherming
Personen met een psychische problemen: uitbreiding begeleidingsmogelijkheden, meer
inspraak en nieuwe initiatieven
Andere beeldvorming en visie:
Medisch denken wordt verlaten als centrale visie
Meer aandacht voor omgeving en leefomstandigheden, de ‘gehele (opvoedings)situatie’
Evenwaardigheid met nadruk op mogelijkheden
Vertrekpunt = mensenrechten
Doel = kwaliteit van bestaan
Naamgeving = evolutie
Maatschappelijke visies
Grote evolutie sinds 1945
Grote veranderingen in visie = ideeën en beeld op de mens en maatschappij
gevolg: anders omgaan met cliënten
Bemerkingen vooraf
Alle visies toepasbaar op verschillende doelgroepen
Visies soms verweven of overlapping, wel ander accent
EXAMEN: goed verschillen en gelijkenissen kennen