3. De verlichting
3.5 Historisch- filosofisch kader van het verlichtingsdenken
De verlichting stelt alles in vraag
=> scepticisme: vinden we terug in de 3 belangrijkste filosofische stromingen van de Verlichting:
rationalisme, empirisme en het transcendentalisme.
Rationalisme
Objectiviteit
Men vertrekt van zekere beginselen
Inspiratie in de wiskunde
Alles heeft een oorzaak
René Descartes: -eerste belangrijke moderne filosoof
-Ik denk dus ik ben : het enige waar ik niet aan twijfel is dat ik twijfel (methodische twijfel)
Benedictus De Spinoza
Empirisme
Subjectiviteit (kennis vanuit zintuigen)
Alle kennis komt uit ervaring
Vooral op Britse eilanden
John Locke: tabula rasa moet opgevuld worden met ervaringskennis
David Hume: afwijzen van causaliteit=> daartegenover zet hij denkgewoonten: gewoonten
zijn niet zeker dus onzekerheid en waarschijnlijkheid staan op de voorgrond. (boek: A
Treatise of human nature)
George Berkeley
Kant
De derde weg
Bracht beide stromingen tot een synthese en formuleerde nieuwe verhouding tussen
subjectiviteit en objectiviteit: alles komt uit de ervaring maar die moet gestructureerd
worden door de rede volgens enkele principes (tijd en ruimte/ categorieën)
Copernicaanse wending van Kant: we moeten de te kennen objecten eerst laten verschijnen
voor ons alvorens er kennis van te kunnen krijgen: De dingen verschijnen aan ons mensen
altijd of een bepaalde manier.
De Engelse verlichting
Voedingsbodem verlichtingsdenken: in Engeland (hoofdzakelijk Angelsaksisch empirisme)
De godsdienst
Deïsme: god bestaat, maar grijpt niet in , er bestaan geen wonderen of goddelijke
openbaringen
De moraal
Elk zelfstandig denkende mens heeft geen religieuze motieven nodig om moreel te kunnen
handelen.
De morele waarde van dit godsdienstig-ethisch handelen wordt dan wel bijzonder
problematisch. Het streven naar kleinzielige verdiensten, schijnheilige vroomheid, uiterlijk
godsdienstig vertoon, vervolging van andersdenkenden in naam van de religie en allerlei
, andere uitwassen treden op de voorgrond en leiden tot toestanden die erger zijn dan
wanneer er in het geheel geen godsdienst was, zo stelden de empiristen.
De verdraagzaamheid
Eis van tolerantie (christendom niet als enige religie)
Medemens centraal
Krachtens het menselijk vermogen tot sympathie, kunnen wij ons in de oordelende
medemens verplaatsen.
De Franse verlichting
Onderscheid met Engelse verlichting: Franse was veel RADICALER
Macht van de kerk en de koning was bijzonder groot! + sociale uitbuiting => leidt tot Fr
revolutie
Encyclopédie (Diderot en d’Alembert)
• Verspreiding van kennis
• Seculier en anti-autoritair (en dus werd het verboden)
• 70 000 artikels, over een periode van 21 jaar en met 140 auteurs
Aanpassing van Engelse ideeën naar de Franse geest: Montesquieu en Voltaire
Montesquieu (werkt scheiding der machten van locke verder uit)
De Verlichting: essentie
De essentie van de Verlichting in 5 puntjes
Kennis is macht
Men komt in opstand tegen het gezag (is gevoolg van nieuwe wet. Methode zoals ontstaan
empirisme)
Centraal: SCEPCIS: ik geloof pas als ik het zie
Eens dit op wetenschappelijk vlak ingang heeft gevonden en men zo oude overgeleverde
waarden heeft opzij gezet, gaat men het ook toepassen op maatschappelijk vlak (de politieke
filosofie).
Continent: opstand tegen gezag groeit uit tot Franse Revolutie
De logica van het bestaan
Natuur zit logisch in elkaar
Alles kan helder en duidelijk worden uitgelegd
‘onttovering van de wereld’: we moeten geen beroep doen op wonderen, mysteriën, etc. om
iets van de wereld te begrijpen. Integendeel, de wereld is als een open boek, wachtend om
doorgrond te worden door de verlichte mens.
Emancipatie
Men kon tot een voor iedereen betere maatschappij komen.
Armoede en onderdrukking waren een gevolg van (bij)geloof en kunnen dus door middel van
een opvoedingsproces waarin kennisverwerving centraal stond worden verholpen. Hieruit
wordt de idee van de 'Encyclopedie' geboren, wat wil zeggen: all round opvoeden.
Vrijheid van denken en spreken
Baruch de Spinoza (Theologico-Politicus)
, Het verbieden van de vrije meningsuiting loopt dus, volgens hem, het risico dat diegene
die het verbieden de samenleving in de vernieling storten. Spinoza stelt dat in zijn werk:
“Aangetoond wordt dat in een vrij staatsbestel het eenieder is toegestaan te denken wat
hij wil en te zeggen wat hij denkt”. (godsdienstvrijheid, doelpolitiek is vrijheid, recht van
de staat valt samen met haar politieke macht)
Mensenrechten
streven naar de natuurlijke rechten van de burger
Een strijd die werd gevoerd voor openheid en tegen censuur. Het individu krijgt een
intrinsieke waarde en wordt een onschendbare entiteit.
De mens moet rechten hebben eenvoudig omwille van het feit een mens te zijn
De actualiteit van de verlichting
“Enlightenment, understood in the widest sense as the advance of thought, has always aimed at
libera9ng human beings from fear and installing them as masters. Yet the wholly enlightened earth
radiates under the sign of disaster triumphant.” (Horkheimer & Adorno)
Kritisch werk tov de verlichting: Het boek is grotendeels geschreven tijdens de tweede
wereldoorlog en ze vragen zich af of het Verlichtingsdenken bijgedragen heeft tot het
opkomen van het fascisme en het nazisme en de bijhorende gruwelen (= disaster
triumphant). In het boek stellen ze dat de Verlichting weliswaar komaf gemaakt heeft met
mythes, religie en godsdienst, maar dat er een nieuwe vorm van blind geloof is ontstaan: het
geloof in de almacht van de rede.
Verlichting als attitude
"Verlichting is het uittreden van de mens uit de onmondigheid die hij aan zichzelf te wijten heeft. Onmondigheid is het onvermogen zich
van zijn verstand te bedienen zonder de leiding van een ander. Men heeft deze onmondigheid aan zichzelf te wijten, wanneer de oorzaak
ervan niet in een gebrek aan verstand, maar in een gebrek aan vastberadenheid en aan moed ligt, zich van zijn verstand zonder leiding
door een ander te bedienen. Sapere aude! Heb de moed, je van je eigen verstand te bedienen! is derhalve de zinspreuk van de Verlichting.
Er kwamen 21 verschillende antwoorden, waaronder dat van Kant
Niet alleen in onze tijd is er dus discussie over het begrip, ook op het hoogtepunt van de
Verlichting was dat zo.
Kants antwoord kenmerkt zich door zijn tijdloosheid: Verlichting duidt voor hem eerder op
een attitude dan op een aantal kenmerken of een historische 15 "Verlichting is het uittreden
van de mens uit de onmondigheid die hij aan zichzelf te wijten heeft
Sapere aude! Heb de moed, je van je eigen verstand te bedienen! Hij roept de mensen op
om lef te hebben. Mensen zijn meestal ‘lui’ en ‘laf’ en laten zich daardoor graag leiden door
een autoriteit. De mens onderdrukt in de eerste plaats zichzelf
, 4. De moderne sociale filosofie
4.1 Thomas Hobbes: vrijheid en soevereiniteit
Inleiding
Veel gewapende conflicten in Engeland (Engelse burgeroorlog)
Hobbes was een royalist: koos kant van de koning
Mens probeert zich meer en meer los te maken van religie
Wil tot emancipatie
Koning ontleent macht niet langer aan God
Hoofdwerk: Leviathan
Wat maakt het sociaal- politieke mogelijk?
De menselijke natuur ( de mens beweegt en wil blijven leven)
De mens bezit specifieke vermogens:
Het vermogen om te spreken: vermogen om te kiezen voor taaltekens waaruit het
overwicht van de wil moet blijken op de realiteit (invloed Aristoteles: mens als
spreekwezen)
Het vermogen de toekomst te concipiëren: mogelijkheid uit te stijgen boven natuurlijke
realiteit en het hier en nu
Noodzaak het eigen leven te maken: besef van onvoltooidheid en zichzelf moeten
voltooien
In deze vermogens ligt de essentiële menselijke natuur verscholen, maar ook het meest
tragische aspect van de mens: te beseffen dat er met deze vrijheid een noodzaak ontstaat
om zichzelf te voltooien, maar deze niet zelf te kunnen voltrekken (soc- politieke)
(De inertiewet is een fundamenteel principe in de fysica. Het betekent dat een lichaam in
rust of in beweging)
Waarom is het sociaal- politieke noodzakelijk?
1. Macht, vrijheid en eigenbelang: de noodzakelijkheidsvoorwaarden
Vrijheid: afwezigheid van externe tegenstand
Macht: intern vermogen waarnaa een mens de dingen die hij wil, tracht te verwerven
De redenering van Hobbes:
1. Mensen hebben voorkeuren, men wil dingen.
2. De macht van een mens zijn de huidige middelen, die hij gebruikt om een toekomstig ‘goed’ te
verwerven.
3. Elke mens zoekt enige macht, al wil niet iedereen evenveel macht als de andere. Niet iedereen wil
ook méér macht. Sommigen zijn tevreden met wat ze hebben.
4. De macht van elk mens biedt weerstand aan de effecten van de macht van andere mensen. We
kunnen macht ook anders definiëren: het is simpelweg meer macht hebben dan iemand anders. Je
kan dus macht uitoefenen op iemand anders.
5. Alle verworven macht bestaat uit de macht over de macht van sommige anderen
6. De machtshonger van sommige mensen is onverzadigbaar.
Gegeven deze intersubjectieve vijandigheid beseft het individu de eigen opdracht (zichzelf te
voltooien) niet eigenhandig te kunnen voltrekken. De mens beseft de noodzaak aan een
nieuwe instantie: een sociaal-politiek lichaam. Deze instantie moet zorgen voor een
herverdeling van de aanwezige energie en van de macht, door een zeker evenwicht te
creëren maar ook te handhaven.