Vastgoedrecht (RICH)
Hoofdstuk 1: inleiding tot het recht: algemene inleiding
Verantwoording: Waarom is er recht?
> Belangrijk zowel in privé- als in beroepsleven
> Alle burgers komen er mee in aanraking, niet enkel juristen
> Iedereen wordt verondersteld de wet te kennen
Verschillene normstelsels in onze samenleving
1. Rechtsregels
2. Godsdienst
3. Moraal, geheel van opvattingen van wat goed en slecht is (geeft ons een geweten)
Hoe definiëren we recht?
Subjectief recht Objectief recht
Geheel van aanspraken die persoon tegenover Rechtsregel in hun geheel
ander laat gelden en waaruit voor die ander -geheel algemeen geldende normatieve regelen
plichten ontstaan. -opgelegd of ontvangen en bekrachtigd door staat
-naleving is afdwingbaar
-ordening maatschappelijke leven beogen
4 aspecten bij het objectief recht:
1. Geheel van algemeen geldende normatieve regels (=kenmerken rechtsnormen)
- We onderscheiden twee soorten
Gedragsregels Organieke regels
-verbodsregels, “je moet”, “je mag niet” ART.214 Regels die organiseren
-gebodsregels, II ART.213
-toelatingsregels, “je mag” en is het verbod voor de ander het
uitoefening van deze bevoegdheid niet te beperken. ART.3.5
Aanvullende >< dwingend recht
Aanvullend recht Dwingend recht
Naleven van regels mag afwijken Regels moeten strikt nageleefd worden
Niet naleven = sanctie
Overeenkomst = nietigheid
1.regels die oprenbare arde en goede zeden aanbelangen ART.2 &
161
2.regels die sommige groepen zwakkere personen beschermen ART.
1596
- Openbare orde = geheel van beginselen en voorschriften die essentiële belangen van staat
of gemeenschap raken, privaatrecht fundamentele rechtsgrondslagen leggen waarop
politieke; sociale; economische en morele orde van maatschappij rust.
- Goede zede = fundamentele principes van in een maatschappij aanvaarde moraal.
- Absolute nietigheid = De rechter kan dit zelf toepassen de benadeelde hoeft dit zelf niet te doen.
- Relatieve nietigheid= Gaat dit zelfstandig moeten doen.
pag. 1
,Algemene >< individuele normen
Algemene normen Individuele normen
Gelden voor elk rechtssubject (iedereen) Gelden voor specifiek rechtssubject (een
Een regel is algemeen daarom is de wet soms vaag. Het is bepaalde doelgroep ) Vb. aanstelling notaris
aan rechter om deze dan concreet toe te passen
Vb. “een fout”, “zware schuld”, “kennelijke grove fout”
2. Door staat opgelegde of ontvangen en bekrachtigde normen
Waarom regels -> Regels zijn nodig om in groep goed te kunnen functioneren
Wat is een staat = een entiteit die beschikt over een bevolking, grondgebied en regering die gezag
uitoefent en die soeverein en onafhankelijk is. ( Federaal, gemeenschappen, gemeenten, enz)
Hoe ontstaan het normenstelsel van de staat:
- Rechtssubjecten zelf (bv handgift = zonder tussenkomst van de notaris kunnen gaan schenken.)
- Rechtspraak= past algemene wetten toe en concretiseert, maar vult ook leemtes in.
- Overheid
Gemeenschappen/gewesten:
1ste symbool = Vlaams gewest / vlaanderen
2de symbool = Waals gewest / franstalige gemeenschap
3de sybool = Duits gewest/ duitstalige gemeenschap
4de symbool = Brussels hoofstedlijk gewest
5de symbool = wagenschild van Antwerpen
3. Afdwingbare normen
Wie dwingt normen af -> De staat, deze beschikt over monopolie om geweld te gebruiken.
Hoe?
- Door een sanctie te voorzien
- Structuren te voorzien die naleving van recht oordelen en sanctie kunnen uitvoeren (Vb. politie,
gevangenis, rechtbank)
4. Normen die ordening van maatschappelijke leven beogen
Mens als individueel en sociaal wezen waarom?
1. Individueel = Wil eigen materiële en geestelijke aspiraties bereiken = conflict met ander
2. Sociaal = Voor bereiken van zelfontwikkeling heeft mens de ander nodig
Taak van het recht = orde scheppen, zo zorgt deze ervoor dat iedere burger zijn individuele
betrachtingen kan na streven. !(bij keuze rechtvaardigheid en orde zal er altijd orde gekozen worden)!
Kwaliteit van deze ordening is afhankelijk van 3 parameters: 1Rechtszekerheid,
2Rechtvaardigheid en 3Doeltreffendheid
Begrippen:
- Rechtssubject = persoon voor wie de rechtsnorm rechten en plichten meebrengt
- Rechtsfeit = elk feit waaraan het objectief recht rechtsgevolgen koppelt. (Bv. overlijden)
- Rechtshandeling = elke handeling bewust gesteld om rechtgevolgen te bereiken die het
objectief recht aan die handeling heeft verbonden. Bv. Erkenning door vader van het kin
pag. 2
,Hoofdstuk 2: inleiding tot het recht: indeling van het recht
Opdeling objectief recht:
Privaatrecht >< publiekrecht
Privaatrecht Publiekrecht
Betrekking op private belangen. Objectieve rechtsnormen die algemeen
-ordent rechtsverhoudingen tss burgers belang betreffen.
onderling en tegenover natuurlijk -regelt de vormgeving
publiekrechtelijke rechtspersonen. -bepaalt rechtsbetrekkingen van staat en
onderdelen t.o.v elkaar en burgers
Tot publiek recht behoren:
Op nationaal vlak
1. Grondwettelijk recht =constitutioneel recht, regels met betrekking inrichting staatsmachten,
hun onderlinge verhouding en grondrechten van burgers. >> Te vinden in grondwet
2. Administratief recht = bestuursrecht, regels betreffende inrichting en werking van organen
van uitvoerende macht. >> Bepaalt hoe staat en zijn onderverdelingen functioneren.Vb. RO,
vergunningen, milieu, onderwijs,…
3. fiscaal recht = regels rond innen en heffen van belastingen
4. Strafrecht
Materiële strafrecht = strafbare feiten Formele strafPROCESrecht
3 soorten misdrijven Regels over:
1. Overtreding -> Politiestraf -hoe onderzoek misdrijven gevoerd moet worden
2. Wanbedrijf -> correctionele straf -hoe procedure verloopt
3. Misdaden -> criminele straffen levenslang -welke wijze straffen dienen uitgevoerd te worden
Bijkomende straffen =ontzet van recht om =>burgers beschermen tegen willekeur
1. openbare ambten vervullen Onschuldig tot tegendeel bewezen is! = niemand
2. verkozen te worden/ te kiezen kan veroordeling oplopen zonder bewijs
3. voogd, curator of bewindvoerder zijn (legaliteitsbeginsel)
Op supranationaal vlak
Internationaal publiekrecht of volkenrecht =ordent verhouding tss staten onderling en tegenover
andere tot internationaal rechtsverkeer toegelaten rechtssubject.
Op nationaal vlak: Privaatrecht behoren:
1. burgerlijk recht =gemeen privaatrecht, gemeenschappelijk voor alle burgers en regelt verhouding
tussen mensen.
2. Personenrecht= regels met betrekking tot persoon als enkeling in maatschappij
3. Goederenrecht = tegels die verhouding van rechtssubjecten ten aanzien van rechtsobjecten behandelt.
4. Familierecht = verhouding van personen die met elkaar verwant zijn.
5. Familiaal vermogensrecht/relatievermogensrecht = Erfrecht en Huwelijksvermogensrecht
6. Verbintenissenrecht =vrijwillig aangegane verplichtingen ontstaan en tenietgaan en welke gevolgen dit
meebrengt.
7. Bijzondere contracten= meest voorkomende contracten (huur, koop en lening)
pag. 3
, Op internationaal vlak : Internationaal privaatrecht = grensoverschrijdende gevallen die
bevoegdheid van Belgische rechters en aanwijzing van toepasselijk recht.
Gemengd karakter : Ondernemings- en economisch recht
= publiekrecht, ingrijpen van overheid op economisch leven
= privaatrecht, regelt vrije rechtsbetrekkingen in verband met ondernemers
Vennootschapsrecht = regelt oprichting, structuur, werking en verantwoordlijkheden van vennootschappen en
hun organen.
Burgerlijk procesrecht =organisatie van rechterlijke macht, bevoegdheid der rechtbanken en
rechtsplegingsprocedure ivm privaatrechtelijke geschillen dit gebeurd publiek
Sociaal recht
Arbeidsrecht Sociale zekerheidsrecht
= privaat, individuele en collectieve relaties tss = publiek, overheid is behoeder van algemeen
werknemers en werkgevers regelen. belang sociale maatregelen voorziet waar burgers
-Relatie van werkgever tot werknemer in welvaartstaat van kunnen genieten.
-Bescherming tegen risico’s van het leven.
Wrm zijn rechtstakken van belang:
- Welke RB is er van belang/ bevoegd
- Vindplaats van bronnen
- Specifieke juridische terminologie en rechtsbeginselen
Publiek subjectief recht = vloeien voort uit objectieve publiekrecht
Burgerlijke subjectieve rechten = komen uit diverse takken van privaatrecht (burgerlijke rechten),
onderverdeeld in:
vermogensrecht persoonlijkheidsrechten
=Het geheel van geld uitgedrukte rechten en plichten = extra patrimoniaal, geen deel van vermogen;
=vertegenwoordigen financiële waarde en kunnen ze hebben geen geldelijke waarde =sensu stricto
voorwerp van overeenkomst vormen (verkopen,
verhuren,…) Twee subgroepen
-persoonlijkheidsrechten= Elk individu kan gelden
Drie subgroepen vermogensrecht: tegenover alle andere in verband met fysieke, morele
-vorderingsrechten, = schuldeiser mag schulden eisen van en psychische integriteit.
schuldenaar -familierechten = Natuurlijk persoon beschikt als lid
-zakelijke rechten = persoon krijgt algemene of bepaalde van familie waartoe hij behoort of zal stichten
bevoegdheid over zaak
-Intellectuele rechten, auteursrechten; octrooien en merken
Rechtsmisbruik kan zich uiten als:
- Doordat men zijn recht uitoefent met bedoeling andere te schaden
- Recht uitoefent zinder enig nut of redelijk belang voor zichzelf
- Verschillende manieren heeft recht uit te oefenen en manier kiest die schadelijkst is voor ander
- Zware schade toebrengt aan ander terwijl men slechts gering voordeel voor zichzelf heeft
Materieel recht = Regels die rechten en plichten opleggen
Formeel recht= Geeft aan hoe naleving van materieel recht verzekerd kan worden
pag. 4