Bouwconstructies
H1: GRONDONDERZOEK EN GRONDWERK
Grond = verzameling kleine van vaste deeltjes met poriën. Is geen klassiek materiaal, niet-elastisch,
niet-isotoop en niet-homogeen
- Ongeroerde grond: grond ter plaatse gevormd
- Geroerde grond: uitgegraven
-> funderingsgrondslag: aard en samenstelling bepalen type fundering
Grondsoorten
Naamgeving mengeling verschillende soorten: overige samenstellende soorten-hoofdbestanddelen-
vreemde bestanddelen
1. Rots
Kenmerk/ samenstelling: gesloten structuur, hard en onsamendrukbaar
Kan als funderingsbodem: niet verweerd, geen holten aanwezig, laag niet schuin
2. Grind
Kenmerk/ samenstelling: korrelig (2-80mm), sterk waterdoorlatend, meerdere soorten
Kan als funderingsbodem: de laag min 3m dik, niet te schuin
3. Zand
Kenmerk/ samenstelling: korrelig (0.2-2mm), sterk waterdoorlatend, meerdere soorten
Kan als funderingsbodem: de laag min 3m dik, draagvermogen neemt af bij kleinere korrel
4. Mergel
Kenmerk/ samenstelling: zacht, gevormd uit leem en kalk, bevat
fossielen, week door water
Kan als funderingsbodem: onttrokken van water, niet schuin lopend
5. Klei
Kenmerk/ samenstelling: sterk samenhangend (gebonden), korrels
(<0.074mm), slecht waterdoorlatend, zwelt en krimpt door water
Kan als funderingsbodem: onttrokken van water
6. Leem
Kenmerk/ samenstelling: klei met groot aantal zandkorrels, korrels (0,002-0.2mm)
Kan als funderingsbodem: onttrokken van water, niet schuin
7. Zavel
Kenmerk/ samenstelling: mengsel zand en leem of klei
Kan als funderingsbodem: als laag voldoende afgezet
8. Slib
Kenmerk/ samenstelling: fijne kleideeltjes afgezet in water, dik vloeiend, in dunne lagen
Kan als funderingsbodem: niet bruikbaar
9. Teelaarde
Kenmerk/ samenstelling: dunne bovenlaag vermengd met in ontbinding verkerende
plantaardige bestanddelen, voedingsbodem
Kan als funderingsbodem: niet bruikbaar
10. Veen
1
, Kenmerk/ samenstelling: grond bestaande uit in ontbinding verkerende planten,
vezelachtig, samenhangend
Kan als funderingsbodem: Niet bruikbaar
Kenmerken en eigenschappen grond
-> Eigenschappen van grond zijn afhankelijk van vochtgehalte, poriënvolumes, dichtheid, samenhang,
plasticiteit, inwendige structuur, heterogeniteit in samenstelling
Korrelgrootte
= de grootte bepaald de naam van de
grondsoort. Dit bepaalt men in een labo
waar dat grove bepaald worden met
zifting en fijne met bezinking. Dit wordt
gedaan in de zeeftoren. Voor de
korrelgrote is er korrelverdelingsdiagram
gemaakt.
Pakking-poriënvolume-doorlaatbaarheid
Pakking
Losse pakking: Vaste pakking:
Veel en grote holten, ook gevuld met lucht of In elkaar geschoven, holtes zijn gevuld met lucht
water of water
2
,Doorlaatbaarheid
Zetten van de grond -> korrels schuiven in elkaar dit kan omdat de grond belast wordt waar dat
eerst water en lucht stond
Poriënvolume
= de verhouding tussen volume van alle poriën en het totaal volume grond met poriën.
Consistentie/ samenhang
= de samenhang van de korrels
Van vaste naar plastische watergehalte heb je uitrolgrens
Van plastische naar vloeibare heb je vloeigrens
1. Consistentiegrenzen = uitrolgrens en vloeigrens
- Vloeigrens = bepaling met toestel van casagrande. Watergehalte aanpassen zodat je een
samenstelling hebt waarbij deze grond dicht vloeit bij 25 slagen
- Uitrolgrens = je hebt een watergehalte waar dat de cilinder bij een diameter
van 3 breekt
2. Plasticiteitsindex = het verschil tussen vloeigrens en uitrolgrens
Draagvermogen
= de weerstand die er is om wegzinking
van een gebouw te voorkomen
Classificatie grond: een eenvoudige nomenclatuur (kunnen gebruiken)
Grondwater
Freatisch water = water kan stijgen en dalen
- Grondwaterspiegel/ freatisch opp. = stand van grondwater
3
, - Berging = grond kan hoeveelheid water opnemen
Capillair water = water dat opstijgt door capillaire werking naar de grond boven het freatisch
opp.
Funiculaire en pendulair water = de twee gebieden oven het capillair.
- Funiculair gebied: water is poriën dat nog met het grondwater in verbinding staat
- Pendulair/ open capillaire zone: alleen nog water op aanrakingspunt van de korrels
- Vol capillaire zone:
Spanningswater = grondwater onder een afsluitende grondlaag, doorbreken van de water
afsluitende grondlaag is kwel. Het niet altijd aanwezig
Ligging grondwaterpeil:
Bouwkundige werken = om zo grondwaterspiegel te kunnen veranderen
Ligging spanningswater
Opmeten grondwaterpeil (over lange periode)
Evenwicht van taluds
-> komen voor als begrenzing van uitgravingen en
grondophopingen.
Natuurlijk talud = wanneer de helling zonder afschuiving
blijft bestaan
Inwendige wrijvingshoek
Indien men een berg grond uitstort op een hoop dan
schuift hij af en na verloop van tijd vormt hij een
constante hoek
Bij grote hoek -> berg gaat afkaveren Tabel der wrijvingshoeken
Afhankelijk van aard van de grond en vochtigheid
1. Duinzand, vochtig
2. Rivierzand + grind, vochtig
3. Aarde, klei en leem, droog
4. Duinzand, droog
5. Rivierzand + grind, droog
6. Duinzand, met water verzadigd
7. Rivierzand + grind, met water verzadigd
8. Aarde, klei en leem, nat
Gronddruk
Korreldruk = grondkorrels die druk op elkaar uit oefenen
4