Sociologie begrippenlijst
Hoofdstuk 1: Op ontdekkingstocht door een bekend gebied?
Sociale verbeelding: het vermogen om afstand te nemen van de actuele toestand en een alternatief standpunt in te
nemen
Contigent: als het anders had kunnen zijn dan het nu is
Arbitrair: het is niet omdat een bepaald gebruik of handeling anders had kunnen zijn, dat er geen goede redenen
bestaan dat ze in onze samenleving die vorm aannemen en geen andere
Padafhankelijkheid: gebeurtenissen uit het verleden hebben invloed op latere toestanden en ontwikkelingen
Sociale inbreng: waarom arbeid en werkgelegenheden zijn zoals ze zijn
Latente deprivatiemodel: arbeid betekent meer dan enkel een bron van inkomen
Manifeste functies: verwerven van inkomen en andere materiële voordelen
Latente functies: structureren de tijd, belangrijke bron van sociale contacten, verbindt een individu met doeleinden,
zorgt voor status en identiteit, dwingt tot activiteit en ontwikkeling van competenties en vaardigheden
Hoofdstuk 2: De samenleving is een veld van tegengestelde
krachten
Centrifugale kracht: rukt de samenleving apart
Centripetale kracht: houdt de samenleving samen
Dichotomie: tweedeling
Mens als Mangelwesen: we gaan voortdurend relaties aan met anderen, uit vrije wil of uit noodzaak, en daardoor
ondergaan we ook hun invloed
Menselijke conditie: mensen zijn in de wereld geworpen, ze hebben niet voor hun bestaan gekozen
Sociale bepaaldheden van menselijke conditie die wegen op de mens: in een bestaande samenleving en tijd geboren
zijn, een lichaam hebben, een verleden hebben, een voorafbestaande wereld en tussen andere subjecten bestaan,
sterven
Vervreemding/aliëntatie: we kunnen de controle verliezen over de machten die we opwekken en de dienaar worden
van deze machten in plaats van dat ze ons dienen, het behoort tot de essentie van het menselijk bestaan dat zijn
scheppingen een eigen leven aan leiden en zich zelfs tegen hem keren
Factor: de structuur van de samenleving, de maatschappelijke structuren
Actor: geeft betekenis aan het creëren van die structuren, het gaat niet alleen om mensen (men maakt een verschil
tussen individuele en collectieve actoren)
Nature: genetisch materiaal of erfelijke eigenschappen dat van ouders op kind worden doorgegeven
Nurture: de maatschappelijke omgeving waarin persoon opgroeit en de invloed van die omgeving op het
ontwikkelen van iemands capaciteit en persoonlijkheid, het gaat over het belang van het socialisatieproces of
opvoeding die iemand ontvangt via instituties
Handelingsmarges: marges waarbinnen je kan handelen als individu of groep
Expliciete drempels: verboden en geboden, dit soort beperkingen scheppen ook vrijheid, voorspelbaarheid en
veiligheid (bv. in het verkeer)
Wettelijke drempels: bepaald door wetgevende macht, juridisering van de samenleving (hierbuiten is het crimineel)
, Reglementaire drempels: reglementen, normen en standaarden die niet altijd een wettelijke grondslag hebben maar
meer sociaal wenselijk zijn, waaronder de wijze waarop aan sociale interactie wordt gedaan
Impliciete drempels: sociale krachten verkleinen of vergroten de sociale speelruimte van mensen
Informatieve drempels: welke informatie heb je, welke informatie heb je nog nodig, waar kan je die vinden
Dispositionele drempels: gebaseerd op percepties en attitudes ten aanzien van instellingen, kan ertoe leiden dat we
de behoefte aan een of andere voorziening niet ervaren of dat we niet willen vragen of opnemen, ook al hebben we
daar recht op
Institutionele en situationele drempels: verhouding wat wordt aangeboden door dienstverlening en toegang tot
dienstverlening
Eindige vrijheid: beperkingen zorgen voor vrijheid
Cohesie: de mate van samenhang
Solidariteit: het is wat de samenleving samenhoudt, solide maakt en identiteit geeft (= het bindmiddel)
Warme solidariteit: gevoelens van samenhorigheid die op het moment zelf, als er een noodsituatie ontstaat,
bovenkomen. Mensen zijn bereid zich in te zetten, het is persoonsgeleid of emotioneel geleid (bv. applaus voor de
zorg tijdens coronapandemie)
Koude solidariteit: mechanismen die in de samenleving zijn ontwikkeld en waardoor het leven mogelijk en
makkelijker wordt. Het is gebaseerd op regels, standaarden en instituties (bv. vaccinatiecampagne tijdens
coronapandemie)
Paradox van de individualisering: we lijken individuelen te worden maar we worden meer afhankelijk van elkaar
Mattheus-effect: wie al een bepaald hoger niveau van levensstandaard heeft, ontvangst soms meer dan personen
die een lagere levensstandaard hebben
DURKHEIM: Traditionele samenleving Moderne samenleving
Arbeidsdeling Eenvoudig Complex
Solidariteit Mechanisch Organisch
Traditionele samenleving:
- Door geringe arbeidsdeling klitten we vanzelf op een mechanische wijze aan elkaar
- De onderlinge samenhorigheid groeit voort uit gelijkvormigheid
- Geen sprake van individualiteit
- Het keurslijf van relaties en verplichtingen is eng omschreven
- Individuele en collectieve bewustzijn vallen grotendeels samen
- Collectief bewustzijn wordt in stand gehouden door instituties, zoals nationale staat of patriottisme
- Individuen kunnen niet om de door traditie bepaalde regels heen
- Hoge graad van conformisme en afwijkend gedrag is nagenoeg onmogelijk
Complexe samenleving:
- Nieuwe vorm van economie gebaseerd op arbeidsdeling en specialisatie
- Mensen steeds afhankelijker van elkaar
- Individuen werden complementair aan elkaar
- Geseculariseerde maatschappij
Mechanische solidariteit: lage graad van arbeidsdeling, homogene structuur, repressieve normen,
gemeenschapsbezit, totemisme religie en altruïstische zelfdoding
Organische solidariteit: complexe arbeidsdeling, verhoogd individualisme, restitutieve normen, privébezit en
contractuele verhoudingen, persoonlijke vormen van godsdienstbeleving en anomische/egoïstische zelfdoding