Binnenlandse politiek
1. Soorten democratieën
Democratieën ontstaan in concrete omstandigheden: moeilijke staatsvorming, afzetting van
een absolute monarch, machtsstrijd tussen traditionele machten en opkomende volkswil,
regionaal autonomiestreven…
Parlementair stelsel kan president hebben, maar met niet te veel bevoegdheden want
anders wordt het een presidentieel stelsel
In elke democratie heerst er een spanning tussen 2 opvattingen:
1. neiging van politici om naar de bevolking te luisteren, ondanks tegenstrijdige meningen
2. de wens snel knopen te kunnen doorhakken, waarbij niet wordt geluisterd naar bepaalde
groepen
Eerste opvatting:
Deze opvatting vind je weerspiegeld in het klassieke, traag werkende parlementair stelsel,
met zijn uitgebreide discussies in het parlement, conferenties waar iedereen zijn zegje doet,
zijn vele betogingen… Dat werkt goed als de economie goed draait, er geen medische
noodtoestand is en geen dreigende oorlog (vb: België, NL en Duitsland).
Tweede opvatting:
Deze opvatting vind je in het presidentiële stelsel: ook democratisch, maar waar de
president de bevoegdheid heeft belangrijke beslissingen door te drukken (vb: in Frankrijk)
-> zelfs in het parlementair stelsel is het in crisistijd soms nodig om snel knopen door te
hakken, soms neemt men zijn toevlucht tot ‘bijzondere machten’ (of ‘volmachtwetten’)
= een soort machtsmiddel waar de uitvoerende macht (regering) koninklijke besluien kan
nemen , maar die ‘kracht van wet’ hebben, waardoor de regering tijdelijk de bevoegdheid
vh parlement (wetgevende macht) overneemt
voordeel? geen langdruige bespreking vd wet in het parlement, het akkoord vd regering
volstaat
-> een variant van ‘bijzondere machten’ zijn kaderwetten: daar bepaalt het parlement de
algemene richting, maar de regering bepaalt de eigenlijke inhoud (regering Wilmes werkte
met bijzondere machten)
1
,1.1 Parlementaire en presidentiële stelsels
Vaak voorkomend probleem in democratie: evenwicht vinden tussen democratische rechten
vd minderheid, rechtmatige verlangens vd pressiegroepen & de eis om soms doortastende
maatregelen te nemen die tegen de belangen van grote groepen in de maatschappij ingaan
Centraal vertrekpunt: aparte verkiezingen voor president en al de rest (Congress (House +
Senate) en gouverneurs): presidentsfunctie staat los van, en bijna boven alles.
Presidentsverkiezingen in november 2020 plus 4 jaar, en andere verkiezingen om de 2 jaar
(mid-terms). President is topfunctie: zie bv. bevoegdheid om een veto stellen tegenover
bepaalde wetten.
Parlementaire regimes
Klemtoon op het relatieve overwicht van de wetgevende macht & relatieve onmacht van de
uitvoerende macht
Vb: constitutionele monarchieën (waar de macht vd koning door constitutie wordt beperkt)
1. 1930: roep om autoritair regime in België werd steeds sterker, in sommige staten
werd de democratie vervangen door fascistisch dictatuur
2. tijdens minder zware crisissen (corona, economische crisis jaren ’80): ze werkten met
het systeem vd ‘bijzondere machten’ (waar het parlement aan de regering tijdelijk
de bevoegdheid verleende om KB’s met kracht van wet te nemen en waar het
parlement die KB’s meestal achteraf goedkeurt)
Voordeel? de bijzondere machten vd regering Wilmès 2 gingen uit van een
minderheidsregering met beperkt programma, met gedoogsteun vd oppositie
è jaren ’90: regeringen Dehaene zouden werken met de kaderwetten
-> bij een kaderwet bepaalt het parlement ‘het kader’, het doel/achtergrond vd wet,
en laat aan de regering de uitwerking toe, wat meer inhoudt dan de klassieke
uitvoering ervan
Presidentieel stelsel
Een stelsel met ruime bevoegdheden voor de president, vertoont belangrijke verschilpunten
met een parlementair regime
Vb:
1. in de VS wordt het parlement en de president afzonderlijk, en op verschillende
tijdstippen verkozen -> president is hoofd vd regering & kan veto stellen over
bepaalde wetten; senaat kan veto met 2/3e meerderheid ongedaan maken
-> president kan ten val worden gebracht via motie van wantrouwen
(impeachment-procedure is mogelijk)
<-> president moet voor een aantal belangrijke beslissingen wel toestemming krijgen
van het parlement + veel presidentiële beslissingen kunnen worden vernietigd door
hooggerechtshof, MAAR president benoemt leden van hooggerechtshof (met
goedkeuring van Senaat)
2
, 2. Frankrijk (semi-presidentieel regime): president, die beschikt over max 2
ambtstermijnen van 5j, benoemt premier -> hij heeft voor de benoeming de
meerderheid nodig in het parlement (de Assemblée en de Sénat), waardoor zijn
keuze beperkt wordt
<-> het kan wel belangrijke presidentiële benoemingen blokkeren met veto
+ president kan 1x vervroegd het parlement ontbinden en vervroegde verkiezingen
uitschrijven als hij daardoor zijn positie kan versterken
+ cohabitation ontstaat wanneer de meerderheid vh parlement uit een andere partij
komt dan de president; premier en president voeren dan een andere politiek
3. Rusland: ontstond n.a.v. het conflict van oud-president Jeltsin met toenmalig
parlement, de Staatsdoema en Federatieraad
president kreeg uitgebreide bevoegdheden
*staat aan het hoofd vh leger
*verantwoordelijk voor buitenlands en binnenlands beleid vd federatie
-> heeft vetorecht over wetgeving, recht om decreten uit te vaardigen en kan parlement
ontbinden
-> Staatsdoema heeft in theorie de mogelijkheid het presidentiële veto ongedaan te maken
en zelfs een impeachmentprocedure op te starten (elk met 2/3e meerderheid)
1.2 Eenheidsstaten en (con-)federale staten
Confederalisme/confederatie
- confederatie is een losser verband dan een federatie; aantal bevoegdheden van
confederatie is zo klein, dat deelstaten zich vd onafhankelijkheid bevinden;
in confederatie ligt het ‘zwaartepunt’ bij de deelstaten
- confederatie kan eenzijdig worden opgezegd omdat ze haar juridische grond vindt in
een verdrag tussen principieel onafhankelijke (deel)staten, niet in 1 grondwet
(bij federatie wel)
-> meeste staten met verschillende bevolkingsgroepen = federale staten
Vb: Canada, VS, Mexico, India, Australië, Duitsland, Oostenrijk & Zwitserland
Soorten federaties
1. federaties ontstaan door decentralisatie/door fusie
federaties kunnen ontstaan zijn vanuit een unitaire staat OF vanuit samenstellende
entiteiten (dat kan gebeuren door samenvoeging)
2. federaties met gescheiden/concurrerende bevoegdheden
in een federale staat kunnen regio’s bevoegdheden bezitten die inhoudelijk los staan
vd bevoegdheden vd federale OH, maar ook bevoegdheden die
overlappen/samenlopen waardoor samenwerking nodig is
3