Ontwikkelen
De peuter en kleuter
Inleiding tot de peuter en kleuter (spel,motorische, lichamelijke en perceptuele
ontwikkeling)
3. Spel – De motor van de ontwikkeling
In spel oefent kleuter nieuwe vaardigheden. Spelenderwijs ervaart de kleuter ook de wereld rondom
hem en leert steeds beter wereld begrijpen en inschatten.
Spelen met constructiemateriaal (blokken) belangrijk voor ruimtelijke inzicht te ontwikkelen;
begrippen als voor, achter, onder, op, boven, krijgen betekenis. Rollenspelen om sociale
vaardigheden te oefenen. Spelen situaties na en leren hoe in situaties gedragen. Puzzels
helpen kleuter zijn perceptie of waarneming, steeds meer oog te hebben voor detail. Hoe
meer puzzelstukken, hoe meer details ze moeten verwerken.
5. Spel in de kleuterklas
In september van jaar waarin kind 3 jaar wordt, gaat het naar de eerste kleuterklas. Gekenmerkt
door natuurlijke exploratiedrang verkennen ze nieuwe wereld, met nieuwe mensen en
omgeving. Spel dé manier voor kinderen om tot leren te komen.
Spelenderwijs leren
In het (fantasie)spel ontdekt een kleuter de wereld.
Door nadoen wat hij rondom zich ziet gebeuren en creatief aan de slag te gaan met het beschikbare
materiaal, ontwikkelt de kleuter. In spel oefenen ze taal, sociale vaardigheden, invoelingsvermogen,
denken, motoriek en ontdekken grenzen en regels. In de kleuterklas wordt spel voortdurend ingezet
als leermiddel met allerlei soorten spelvormen:
bewegingsspelletjes zijn top. Door motorisch bezig te zijn kun je de wereld goed exploreren.
doen-alsof spelletjes: volwassenen of figuren uit tv-series of sprookjes nadoen
regelspel komt tot ontwikkeling. Er is aandacht voor spelletjes met eenvoudige spelregels
van parallel spel naar meer associatief spel en coöperatief spel. Bij associatief spel zie je
twee kleuters samen in de kookhoek staan. Ze vertellen elkaar wat ze aan het maken zijn
maken. Om werkelijk tot coöperatief spel te komen moeten deze twee kleuters een
gemeenschappelijk doel hebben of een taakverdeling maken (snijd jij de wortels al en ik de
aardappel en dan kunnen we puree maken).
6. Kenmerken van het spel
Wat maakt spel een spel? Spelvormen hebben enkele opmerkelijke kenmerken:
1. keuzevrijheid: ongedwongen karakter van het bezig zijn, zelf kiezen om te spelen
2. plezier dat een kleuter beleeft aan spelen
3. besef dat er twee werelden bestaan (de dagelijkse wereld en de fantasiewereld). Het besef
dat spelen 'niet echt' is
4. grens tssn spelen en arbeid is niet altijd duidelijk te trekken
,7. Tekenontwikkeling
In spel oefent de kleuter nieuwe vaardigheden en leer hij de wereld beter kennen, begrijpen en
inschatten. Bij peuters is tekenen een bewegingsspel (krabbelstadium). Rond 4j ontstaan er
toevallige geometrische figuren (beheerst krabbelen). Betekenis geven aan tekening na tekenen
noemt men realisme. Dit evolueert naar betekenis geven tijdens het tekenen. Iets proberen te
tekenen en er niet volledig in slagen is het mislukt realisme (kan onderedelen nog niet correct
samenvoegen).
5à6j meer oog voor omgeving van de figuur. Tekenen wat ze denken zo te zijn en niet wat er is. Dit
is het verstandelijk realisme.
8. Lichamelijke ontwikkeling
Lichamelijke ontwikkeling - asynchrone groei
- Veranderingen in lichaamsproporties (asynchroon): groei hoofd vertraagd + benen w langer.
- Krijgen meer en meer de verhouding van een volwassen lichaam
De groei van de baby tot de kleuter is asynchroon. Groei niet gelijk verdeeld is over de
verschillende lichaamsdelen. Hoofd baby zeer groot in verhouding tot de rest. Nadien zal het hoofd
veel minder snel groeien.
Daar tegenover staan de ledematen, die bij de geboorte, in verhouding tot de rest van het lichaam ,
dan weer eerder klein zijn. De ledematen groeien wel zeer snel in baby en kleuterfase; zij lijken een
groeiachterstand te moeten inhalen. Vanaf 6 jaar is de groei meer synchroon.
9. Motorische ontwikkeling van baby naar peuter
Bij baby motoriek drie soorten bewegingen :
1. Spontane bewegingen: bewegingen zonder doel en richting
2. Reflexen: bestendige en archaïsche reflexen
3. Gecoördineerde bewegingen: ontstaan uit spontane bewegingen en reflexen
Reflexen zijn heel bepalend de eerste 6 maanden van een leven. Men kent daarbij
verschillende soorten reflexen:
o Bestendige (permanente) reflexen . Van bij de geboorte aanwezig, maar die je ook bij
volwassenen terug vindt. (oogknipperreflex, kniepeesreflex, niezen, hoesten, braken)
o Archaïsche reflexen. Kunnen verdwijnen na de geboorte of na verloop van tijd optreden.
o Primitieve reflexen zijn reflexen die aanwezig zijn bij de geboorte maar ze verdwijnen na
een 6-tal maanden (grijp, zuig, moro en babinskyreflex)
o Posturale reflexen (evenwicht bij lopen, gaan, staan, praten…), zijn dan weer reflexen die
pas ontstaan rond 6mnd en nadien ook blijven. VB. Hoofdrechtingsreflex
10. Stadia in de ontwikkeling (Theorie van Gessel)
Naarmate een baby ouder wordt, zal motorische vaardigheid van kind verder toenemen. Maar niet
overal tegelijkertijd verlopen. Volgens Gessel verloopt de motorische ontwikkeling volgens 4
ontwikkelingslijnen.
Ontwikkeling van de motorische vaardigheden gaat van …
1. kop naar voet (evenwicht)
2. binnen naar buiten
3. enkelvoudige naar samengestelde bewegingen
4. totaal naar lokaal bewegen
, Concreet wil dit zeggen in motorische ontwikkeling vier grote ontwikkelingsvelden:
1. Adaptatie: toepassing van motoriek in dagelijks leven en spel (springen, lopen, stappen, …)
2. Klein motorische ontwikkeling: ontwikkeling van kijken tot grijpen en manipuleren (oog-
handcoördinatie)
3. Groot motorische ontwikkeling: ontwikkeling van hoofdbalans tot lopen
4. Spraak- en taalontwikkeling: ontwikkeling van communicatieve vaardigheden
Die velden zie je duidelijk in de ontwikkelingsfasen van de baby tot de peuter;
- Kijkstadium (0 – 3 mnd)
- Grijpstadium (3 - 6 mnd)
- Zitstadium (6 – 9 mnd)
- Kruipstadium (9 – 12 mnd)
- Loopstadium (12 – 15 mnd)
11. De motorische ontwikkeling van de peuter
De peuter zijn grove motoriek wordt in spel uitgedaagd en geoefend. Bij peuter zie je typische
activiteiten die deze periode tekenen
a) verschijnen van fundamentele bewegingsactiviteiten
b) toename van zelfredzaamheid door toegenomen motorische mogelijkheden
c) zindelijkheidstraining is belangrijke stap in leven van peuter
Ook fijne motoriek veel aandacht. Enthousiasme om te tekenen neemt toe in deze
periode. Dit tekenen en schrijven is een moeilijke handeling voor het jonge kind. Het kind
moet een lange periode oefenen voor hij of zij deze handeling onder de knie krijgt. De fijne motoriek
en de oog-handcoördinatie oefent de baby van kort na de geboorte om te komen van grijpen tot
schrijven:
Grijpreflex - Geboeid door de eigen handen - Grijpen (na 6m) - Van de ene
naar de andere hand - Onderzoeken met de handen- Pincetgreep
(voorloper pengreep)- Schrijven (pengreep)
12. De motorische ontwikkeling van de kleuter
De motorische ontwikkeling gaat zeer snel bij een kleuter. Door springen en rennen ontwikkelt de
motoriek van de kleuter zienderogen. Wat de kleuter eerst nog niet kon, enkele weken later toch te
kunnen. Maar vraagt veel training en oefening. Peter Adriaenssen zegt niet voor niets dat de slogan
'hier wordt gewerkt' voor een kleuter opgaat.
Zelf verbaast wat hij allemaal kan en geniet van vrijheid. Kleuters hollen, springen en klimmen overal
op en onder. Zoeken naar uitdaging om te testen hoeveel kunnen. Samen met de grove
motoriek ontwikkelt de kleuter zijn gevoel voor evenwicht. Het is niet voor niets dat kleuterturnen
en watergewenning voor kleuters zo'n succes kent.
Motorische ontwikkeling
Grove motoriek Lopen, springen, klimmen, … evenwicht is belangrijk
Fijne motoriek Knippen, knopen, ritsen sluiten, …
- Duidelijke kwalitatieve verbetering: ze beginnen heel wat vaardigheden onder
de knie te krijgen
- Grote invloed op welbevinden: secceservaringen en doorzetting
(aanmoedigen)
- Voorbereiding op schoolse vaardigheden (tekenen,schrijven)
, Tabletgeneratie?
Naast grove motoriek ontwikkelt de kleuter ook zijn fijne motoriek.
De fijne motoriek vraagt precieze controle over de spieren en zenuwen tot het uiterste topje van de
ledematen; vb: de kleine vingertjes die exact moeten uitvoeren wat je in je hoofd wil doen.
De fijne motoriek ontwikkelt door twee impulsen:
groei en ontwikkeling: zenuwen moeten na de geboorte verder ontwikkelen
door myelinisatie. Je kan het zien als de isolatie van een elektriciteitsdraad. Wanneer een
elektriciteitsdraad niet goed geïsoleerd is gaat de elektriciteit onderweg verloren. Zo is dit
ook met de zenuwbanen.
oefening en training: daarnaast vraagt het veel oefening en training om een gedachte in je
hoofd te vertalen naar een juist signaal naar je vinders. Kijk bijvoorbeeld naar je eigen hand
wanneer je iets op schrijft. Een jonge kleuter houdt een potlood , bijvoorbeeld om te
tekenen, met heel zijn vuistje vast. Het duurt bijna 3 jaar voor diezelfde kleuter zo'n controle
heeft over zijn vingers dat hij een pen op de juiste manier kan vasthouden.
Hieronder een overzicht van de evolutie in de grove en fijne motoriek tijdens de kleuterjaren.
leeftijd Grove motoriek Fijne motoriek
3-4j Gebruikt afwisselend linker- en rechtervoet om een Kan eenvoudige kledij uit- en aantrekken.
trap op te klimmen. Bij afdalen dezelfde voet. Eet met lepel uit een bord.
Kan springen. Kan enkele sec. op 1 been staan. Vangt Kan rechte lijnen knippen in stevig papier.
een bal tegen de borst. Rijdt op driewieler. Tekent een eevoudig menselijk figuur.
4-5j Afwisselend 2 voeten afdalen. Kan kledij met riets uit- en aantrekken/
Springt en huppelt op 1 been. Vangt bal met handen. Eet met lepel en vork.
Rijdt met steunwieltjes. Kan op lijntjes knippen.
Tekent meer volledig menselijk figuur (romp, armen, …).
6-6j Zonder hulp op klimrek of schommel. Zelf schoenen en sokken aandoen.
Kan rennen, achter bal lopen en wegschoppen. Kan Snijdt zacht eten met mes.
bal vangen en doelgericht teruggooien. Fietst op Knipt figuren uit en maakt er collages mee.
kinderfiets. Maakt fantasierijke tekeningen en tekent letters en cijfers.
13. Evolutie van de grove en de fijne motoriek in de kleuterjaren
Zie kader hierboven.
14. Perceptuele ontwikkeling
PERCEPTUELE ONTWIKKELING = ontwikkeling zintuigen
In de peuter en kleuterleeftijd wordt deze ontwikkeling van de zintuigen gekenmerkt door:
1. Globale waarneming
2. Sterk emotioneel gekleurd (bijvoorbeeld roze voor meisjes en blauw voor jongens)
3. Gaandeweg meer oog voor detail
Zo neemt de peuter heel globaal waar. De kleuter laat zich sterk leiden door de signalen in een
situatie. Zo is roze voor meisjes, blauw voor jongens. Reclamemakers spelen hier handig op in
wanneer een bepaalde figuur 'in' is bij kleuters (bumba, cars, ...). Met de kleuterjaren zal de
kleuter steeds meer oog ontwikkelen voor detail.
Merk je hoe oog voor detail samen loopt met de ontwikkeling van de fijne motoriek?