BASISBEGRIPPEN – lesnoti ties
DEEL I. Rechtsbeginselen
HOOFDSTUK 1. Wat is recht?
Recht – Centrale elementen
Recht = Een geheel van gedragsregels met bijkomende institutionele voorschriften
- !: Verschillende benaderingen <> continentaal West-Europa: lex positiva (traditioneel)
1) Regels die zeggen dat je iets moet doen of niet mag doen – Bevel of verbod
o Bv. Strafrecht is op iedereen van toepassing, maar burgerlijk recht is anders
Huwelijk: enkel van toepassing op mensen in een huwelijk, OMDAT ze hier voor kiezen
(wil)
Regels zijn minder intens, want ze zijn niet op iedereen van toepassing (minder van
toepassing)
o DUS: Toepasbaarheid is in sommige gevallen afhankelijk van de wil van de burger
2) Verschillende gradaties in dwingend karakter van regels – Intensiteit is verschillend!
a. Aanvullende regels – Suppletief karakter
Men kan andere regels maken en deze primeren dan
DUS: Men kan zelf geldig een afwijkende regeling bedingen die voorrang heeft op de wijze
waarop de wet dezelfde rechtsverhouding reguleert
Vb. Verbintenissenrecht
b. Dwingende regels – Imperatief karakter
Bv. Woninghuurwet
Men kan er niet (op een geldige wijze) van afwijken – Art.1.3., derde lid BW
c. Superdwingend recht
Regels die de openbare orde raken
Bv. Afstammingrecht (moeder en vader)
Publiekrecht, Personen- en familierecht
… met een institutioneel en begripsmatig kader…
- “Recht leeft niet in het ijle.”
o Om recht te kunnen hebben moet men ook afdwingingsinstanties hebben
begrippen definiëren
- Bijkomende voorschriften die het nodige institutioneel en begripsmatig kader vormen voor de
formulering en de toepassing van de eigenlijke gedragsregels en die de afdwinging ervan verzekeren
… opglegd door de maatschappij…
- Wetten worden gemaakt via wetgevende organen (= mensen die wij verkiezen) – Wil van de
maatschappij!
o Federaal vlak: Kamer van Volksvertegenwoordigers
o Regionaal vlak: Vlaams Parlement
- Probleem: Politieke compromissen
… met als doel: de kwalitatieve ordening van de maatschappij
- Doel van rechtsregels? Chaos in de maatschappij vermijden – De ordening van de samenelving te
verzekeren – Wat hebben we hiervoor nodig? Evenwicht tussen de conflicterende belangen van de
verschillende leden van de maatschappij – Hoe kan dit worden gerealiseerd? Door beperkingen op te
leggen aan eenieders vrijheid
, - Kwaliteit van elke maatschappelijke ordening is afhankelijk van 3 parameters voor kwaliteitsvolle
gehanteerde rechtsregelen:
1) Rechtszekerheid
Juridische vereisten om rechtszekerheid te garanderen:
a. Voorspelbaar
!: gigantisch probleem: Belgisch Staatsblad
Niemand wordt geacht de wet niet te kennen – “Nemo censetur ignorare legem”
Verregaande specialisatie (bv. advocatenkantoren)
DUS: De burger moet voldoende mogelijkheden hebben om vooraf precies te weten
welk gedrag van hem wordt verwacht
b. Vastheid
Veranderen de regels te frequent, dan komt meteen de voorspelbaarheid in gedrang
c. Algemeenheid
Kenmerkend voor een regel is dat deze niet beperkt blijft tot één enkel geval, maar
een zekere algemene draagwijdte heeft
d. Onderling consistent met regels uit een ander deel van het recht
2) Rechtvaardigheid
Is evolutief (naargelang plaats en tijd) , maar met een harde kern van te respecteren
menselijke waarden
Bv. Huwelijk en erfrechtbastaarden (vroeger en nu)
Bv. (immer te respecteren waarden) grondrechten
3) Doeltreffendheid
Middelen aangepast aan de doelstellingen
Bv. Doelstellingen van de wetgever bij een wetsontwerp
Probleem: wordt niet systematisch opgevolgd
interdisciplinair onderzoek/wetsevaluatie is wel noodzakelijk!
…worden gehandhaafd door of krachtens het maatschappelijk gezag
De naleving van rechtsregels geschiedt op 2 vlakken
1) Uitvoerende macht
Belast om de wetten en decreten ten uitvoer te leggen door uitvoeringsmaatregelen allerhande
2) Rechterlijke macht
Staat in voor de sanctionering van overtredingen van rechtsregel
Initiatief tot handhaving is verschillend in privaatrecht en publiekrecht
- Publiekrecht: Staat – Openbaar Ministerie (OM)
- Privaatrecht: burgers – Vb. Koop-verkoopovereenkomst
Synthese:
Continetaal recht = Een geheel van gedragsregelen en ermee samenhangende institutionele voorschriften
uitgevaardigd en gehandhaafd door of krachtens het maatschappelijk gezag met het oog op een rechtszekere,
rechtvaardige en doeltreffende ordening van de maatschappij
- Kritiek: Men kan recht ook benaderen om het beste uit de mens te halen
DEEL II. Basisbegrippen
Inleiding
Wat is het verschil? – Algemene begrippen
- Objectief recht = Een geheel van gedragsregels die op een bepaalde moment in Vlaanderen gelden
Het recht als geheel van gedragsregels met specifieke kenmerken
, - Subjectieve rechten = Rechten die rechtssubjecten kunnen laten gelden; door het recht bekrachtigde
aanspraken die rechtssubjecten kunnen laten gelden ten aanzien van andere personen of jegens een
bepaald voorwerp – Juridisch bekrachtigde aanspraken en bevoegdheden die een rechtssubject op
bepaalde zaken of jegens bepaalde personen kan uitoefenen om zijn doelstellingen te verwezenlijken
- Privaatrecht = horizontale rechtsverhouding; regelt de rechtsbetrekkingen tussen private personen
(burgers)
o Wat valt er onder privaatrecht? Ruimer dan burgerlijkrecht (vb. Personenrecht,
goederenrecht, verbintenissenrecht, zekerheidsrecht, handelsrecht)
o Economisch recht? Publiek- en privaatrechtelijke aspecten
- Publiekrecht = Verticale rechtsverhouding; Regelt de uitoefening van het staatsgezag; Regelt de
verhouding tussen de overheid en de (ondergeschikte) burger en de rechtsbetrekkingen tussen de
overheden onderling
o ?: Geef eens 3 takken die tot het publiekrecht horen (vb. Fiscaalrecht, bestuursrecht,
administratiefrecht, strafrecht (!))
- Materieel recht = de inhoud van gedragregels
- Formeel recht = handhaving van materieelrechterlijke regels (procesrecht)
Waar staat het Belgisch privaatrecht? Bronnen van Belgisch privaatrecht – Art. 1.1. BW
1) Belangrijkste bron = Het Burgerlijk Wetboek – Codificatie: oud BW en BW
Wet april die een nieuwe structuur heeft ingevoerd in het BW – boeken in arabische cijfers (!: geen
romeinse cijfers), MAAR in dezelfde wet heeft men gezegd hoe men de rest van het BW moet
noemen, namelijk oud BW. (!: datum van inwerkingtreding per boek staat in de codex)
o Dateert van 21 maart 1804 – Napoleon – 3 boeken
o Met ingang van 1 november 2020: Nieuwe structuur voor het BW – 9 boeken
2) Bijzondere wetten = Wetten die naast het BW bestaan – zijn niet gecodificeerd, maar zijn even
rechtskrachtig dan de bepalingen in de codex
o ?: Geef voorbeelden. Wetten die een ander wetboek hebben ingevoerd (vb. Wet 1984 –
invoering ander wetboek nationaalrecht), Jeugdbeschermingsrecht (gemeenschapsmaterie),
(gewestelijke materie) begraffenissen + federale materies: vb. Wet die het beroep van
landmeterexpert regelt – Materies die behoren tot de bevoegdheid van de federale overheid,
gemeenschappen en gewesten
1) Behoren tot de bevoegdheid van de federale overheid maar zijn (nog) niet gecodificeerd
2) Behoren tot de bevoegdheid van de federale overheid, maar zijn het BW gecodificeerd
3) Behoren tot de bevoegdheid van de gemeenschappen
4) Behoren tot de bevoehdheid van de gewesten
3) Gewoonte – Specifieke bron van recht
Ongeschreven dingen
In tegenstelling tot ‘Gebruik’ – Wat is het verschil tussen een gewoonte en gebruik?
o Gewoonte = Een gebruik met een bindend karakter dat algemeen aanvaard wordt
Vb. Verloving: verbintenis om met iemand te trouwen – eigenlijk absoluut nietig,
maar door de gewoonte: het foutief verbreken van de verloving is de gewoonte dat
het aanleiding geeft tot het einde van de verloving
4) Algemene rechtsbeginselen
Vb. Verbod van dwanguitvoering op de persoon (DNA afnemen zonder toestemming)
Vervaging van klassieke onderscheiden
- Privaat <> publiek: In het privaatrecht zijn er zaken die regels van openbare orde raken en ook de
bronnen van privaatrecht zijn niet louter en alleen gebasseerd op de afspraak
Resultaat? Meergelaagde rechtsorde – Gevolg? Het recht wordt complexer
, - Materieel <> formeel: Vb. Procesrecht: Er bestaat burgerlijkprocesrecht, maar ook publiek procesrecht
Regels van materieel recht betreffen de inhoud van de gedragsregels die voor rechtssubjecten
rechten en plichten met zich meebrengen
Regels van formeel recht betreffen de handhaving van het materieel recht
Rechtsfeiten, rechtshandelingen en rechtsgevolgen
- Rechtsfeiten = feiten waaraan de rechtsregel gevolgen verbindt
- Rechtshandelingen = menselijke wilsverklaringen waaraan het recht rechtsgevolgen verbindt en die
gesteld worden om deze rechtsgevolgen met zich mee te brengen – Rechtshandeling = de wilsuiting
waarbij een of meer personen de bedoeling hebben om rechtsgevolgen te doen ontstaan
- Rechtsgevolgen = gevolgen die het recht koppelt aan feiten die beantwoorden aan de hypothese die in
de norm vervat ligt
HOOFDSTUK 1. Rechtssubjecten
Algemene begrippen
Je hebt 2 soorten rechtssubjecten
1) Natuurlijke personen
2) Rechtspersonen
Wat is een rechtssubject?
Een rechtssubject = een “persoon” voor wie de rechtsnorm rechten en plichten meebrengt
- Die “persoon” kan een natuurlijke persoon of een rechtspersoon zijn
Persoon = Iedere drager van rechten en plichten
- ! Belangrijk onderscheid:
Rechtsfeiten = Iets wat u overkomt, maar waaraan rechtsgevolgen zijn gekoppeld
o Vb. Men bevalt van een kind – uit het perspectief van het kind (geboorte), uit het perspectief
van de mama (bevalling)
Rechtshandelingen = Een wilsuiting die doelbewust wordt gesteld door een rechtssubject die
rechtsgevolgen wil creëren
o Vb. Een contract sluiten, een kind erkennen, in een huwelijk treden, …
o Formele rechtshandelingen = Procesrechtshandelingen
(Juridische) persoonlijkheid = Het geheel van rechten en plichten van een rechtssubject
Heeft twee facetten:
1) Staat van de persoon
2) Bekwaamheid van de persoon
Staat van de persoon
= Het geheel van bepaalde hoedanigheden van een persoon die zijn rechtspositie in de maatschappij en de
familie bepalen en hem onderscheiden van andere personen – Art. 6, §2 oud BW
De rechten en plichten veranderen samen met de staat van de persoon
3 niveaus: Rechtspositie = status – Onze staat is bepaald in/als…
1) Maatschappij – Vb. Nationaliteit (status civitatis)
2) Familie – Afstamming en partnerschap: Vb. Huwelijk (status familiae)
3) Enkeling – wordt gedefinieerd door…
a) Fysieke elementen (vb. leeftijd, levend of dood),
b) Psychische elementen (vb. geestestoestand, gezondheid)
c) Civielrechtelijke elementen tot identificering van de persoon (vb. uw voornaam – om u te
onderscheiden onder uw familieleden met dezelfde naam, adelijke titels, geslacht)