Les 7 – schema
1. Inleiding
(Voor elke benadering: focus, concepten, methode; illustraties)
Waarover gaat het?
Little ‘d’ = hoe teksten werken
Interactief taalgebruik/dialoog/conversatie
Door de tijden heen benaderd uit versch. invalshoeken
o Sociologie: Conversatieanalyse, interactionele sociolinguïstiek
o (Taal)filosofie: Speech Act theorie, Griceaanse pragmatiek
o Sociolinguïstiek, variatiestudies en pragmatiek
Poll:
3
5
4
1
2
Monitoring features = dingen die een spreker doet om te zien of zijn toehoorder volgt, kleine
vraagjes stellen enz, …
Reïnforcements/continueerders= dingen die door de toehoorder worden geproduceerd om
te laten zien dat hij aandachtig is (uhum, jaja, …)
Volgorde uit pollev:
o 4 en 5 op die plaats want komen bij dialogen idd meer voor maar kan ook bij
monoloog.
o 3de hangt ervan af hoe je interpreteert. Als er is 1 persoon aan het woord en de
andere luistert continu, dan is het een karakteristiek. Maar het luisteren is ook
een activiteit. En in veel monologische situaties hebben luisteraars ook de
mogelijkheid om af en toe deel te nemen.
o 2) Rol: in dialoog: rolverdeling tussen luisteraar en spreker ligt niet op voorhand
vast, bij monoloog wel.
! Je kan deze karakteristieken gebruiken om onderscheid te maken maar het is niet omdat er
bv. eenrichtingsverkeer is, dat het dan ook een monoloog is. Het zijn herkenningscriteria maar
zijn niet absoluut.
1
, Les 7 – schema
2. Vanuit de sociologie
a. Conversatieanalyse
i. Sacks, Schegloff, Jefferson – turn taking; transcriptie en datasessies
Sacks heeft theoretische basis gelegd
Wat is het? Zie quote Schegloff
o "CA bevindt zich op een punt waar linguïstiek en sociologie [...] elkaar
ontmoeten. Want het doel van haar onderzoek staat daar waar praten
neerkomt op actie, waar acties gevolgen projecteren in een structuur en
textuur van interactie die het praten zelf geleidelijk aan belichaamt en
realiseert, en waar de bijzonderheden van het praten informeren welke
acties er worden ondernomen en wat voor soort sociale scène er wordt
geconstitueerd." (Schegloff, 1999 [1991]:109)
o T geeft vorm aan de interacties & relaties tussen mensen
o Door te praten ageren we, en creëren we relaties tussen
mensen en interactie. Die interactie wordt
gecreëerd door de taal en is een gevolg van de taal en
tegelijkertijd geeft ze de taal ook vorm.
o Hoe uit taal zien hoe mensen zich tot elkaar verhouden?
Focus: sequentiële structuren in interactie
Concepten:
o Beurtwisselingsregels: hoe gebeurt het dat iemand anders
aan het woord geraakt),
o Aangrenzende paren (adjacency) persoon a zegt X,
persoon reageert erop met y. als ik aub zeg, zeg jij dankje),
o Interrupties wanneer, hoe, wat betekenen die
onderbrekingen
o Aarzelingen wanneer, waarom, wat betekent het
o Overlappingen
o Herstelwerk je zegt iets maar je herstelt jezelf
Methode: verzamelen corpus en dan corpus transcriberen (om greep
te krijgen op die gesproken taal, teksten uitschrijven. Beschrijven die
informatie tot in detail, empirische formele analyse maken en
daarna die analyse proberen te duiden – datagestuurd.
Centrale vraag: Why this here? Als je bv wil weten hoe iets begrepen
wordt, kijk dan naar de volgende beurt, het antwoord erop om te
zien hoe het vorige geïnterpreteerd is.
Kritiek hierop vaak kritiek waarop conversatieanalyse werkt.
Enerzijds omdat ze te veel met oogkleppen kijken
binnen de conversatie anderzijds te subjectief
(boekje)
2