In deze samenvatting worden de colleges 1 tot en met 20 uitgewerkt en samengevat voor het vak basiskennis LUK1.4 van de opleiding HBO Verpleegkunde op het NHL Stenden.
Anatomie is een studie van de structuur, positie en de identiteit van organen. Fysiologie is de studie
van hoe deze onderdelen kunnen functioneren en zich tot elkaar verhouden. Pathologie bestudeerd
wat er met de functies en processen in een lichaam gebeurt bij de aanwezigheid van een ziekte.
Homeostase behoud een balans in het inwendige milieu. Vaak wordt
hierbij gebruik gemaakt van negatieve terugkoppeling: De receptor
neemt een verandering/signaal waar. Stuurt vervolgens een melding
naar het controlecentrum (CZS). Het controlecentrum stuurt een
signaal naar de effector om het probleem op te lossen (Door bijv.
een bepaald eiwit te laten aanmaken). Hierna stopt het proces. Ook
wordt er in kritische situaties gebruik gemaakt van positieve
terugkoppeling. Hierbij verstrekt de reactie de stimulus. Bijv. bij
bloedstolling: zodra het begint komen er alleen maar
stollingsagenten. Wanneer homeostase faalt, treed er orgaanschade op.
Anatomische positie: armen langs het lichaam, palmen naar voren, voeten samen.
Supine: rugligging Prone: buikligging
Anterior (=ventraal): voorkant Posterior(=dorsaal): achterkant
Superior: boven t.o.v. Inferior: onder t.o.v.
Lateraal: zijkant Mediaal: midden
Proximaal: naartoe Distaal: vanaf
Craniaal: hoofd Caudaal: kont
Transversaal: In de breedte
Frontaal: in de lengte met verschillende helften.
Sagittaal: in de lengte met dezelfde helften.
Röntgenfoto wordt veel gebruikt bij botbreuken. CT is een gespecialiseerde
röntgenfoto met een hogere resonantie. CT kan ook transversale foto’s
maken. MRI maakt gebruik van de polarisatie van water in het lichaam.
Daarom wordt de MRI ook alleen gebruikt op de weke delen van het
lichaam. Echo maakt gebruik van de dichtheid van de organen.
Bij homeostase werken fysiologische systemen samen om een stabiele inwendig milieu in stand te
houden d.m.v. controle en correctie. Een algemeen lichamelijk onderzoek wordt uitgevoerd in de
anatomische positie. Organen liggen ten opzichte van elkaar in anatomische richtingen. Tijdens
beeldvorming kan gekozen worden uit een transversale, frontale of sagittale doorsnede.
Verschillende scanmethoden kunnen andere organen/weefsels in kaart
brengen.
Het plasmamembraam bestaat uit 2 lagen fosfolipiden met
verschillende eiwitten en suikers, deze handhaven het intracellulaire
milieu. De eiwitten hebben verschillende functies, bijv. tansport (van
elektrolyten) of receptorfuncties. Deze receptoren kunnen de cel
activeren. Het cytosol is de zuivere vloeistof binnen het membraam zonder
de organellen. Het cytoplasma is de vloeistof en de organellen.
, De mitochondriën vragen het zuurstof op in de cel en gebruikt dit om glucose te
verbranden tot CO2, H2O en ATP. Zij maken de energie voor de cel. In actieve delen van
het lichaam worden meer mitochondriën gevonden. Bijv. in spieren.
Ribosomen zetten het mRNA om tot eiwitten. Hierbij decoderen zij het RNA en vertaalt de codes
naar verschillende aminozuren. Hij koppelt deze aminozuren aan elkaar waardoor een eiwit ontstaat.
Het ER krijgt een ruw uitzicht als hij bedekt is met ribosomen. Het RER zorgt voor
de aanmaak van eiwitten en hormonen. Deze zijn bestemd voor het extreme
milieu en worden d.m.v. exocytose verplaatst. Het SER maakt lipiden en steroïde
hormonen aan en zorgt voor het ontgiften van farmaca. Door zijn reinigende
functie wordt het veel gevonden in leverweefsel. Het golgiapparaat verpakt
vervolgens de producten van het ER in blaasjes waardoor de stoffen d.m.v.
exocytose de cel kunnen verlaten.
Lysosomen zijn blaasjes met verterende enzymen. Deze enzymen worden gebruikt om grote
moleculen/voedingsstoffen af te breken tot kleine moleculen (katabolisme). Hierbij komt ook ATP
vrij. Door de verterende functie worden lysosomen veel gevonden in het spijsverteringskanaal.
Lysosomen worden echter ook gebruikt door het afweersysteem, bijv. witte bloedcellen. D.m.v.
fagocytose ‘eet’ de witte bloedcel de schadelijke stof op om af te breken.
Het cytoskelet is een netwerk van microscopische kleine vezels:
1. Microcvili zijn microscopische uitstulpingen om het cel oppervlakte te vergoten.
2. Cilia zijn trilhaartjes om uitscheidingsproducten/vuil af te voeren.
3. Een flagella is een zweepachtige uitstulping op spermacellen voor beweging.
Alle cellen behalve rode bloedcellen bevatten een celkern. Rode bloedcellen hebben geen ruimte
voor een celkern door de nood voor hemoglobine. De celkern bevat de genetische code voor de cel
producten. De activiteit van DNA bepaald dus de functie van de cel. DNA verlaat nooit de celkern, als
er een stukje DNA nodig is wordt dit gekopieerd naar RNA.
Op het membraam liggen verschillende soorten eiwitten. Als een
receptor eiwit een signaal ontvangt gaat er een signaal naar de celkern
waar DNA wordt gekopieerd om RNA te maken. Het RNA gaat door de
poriën naar het cytoplasma. Hier wordt het opgevangen door een
ribosoom en omgezet tot het benodigde product. Via het ER gaat het
product naar het golgisysteem om klaargemaakt te worden voor
exocytose.
, College 2: Celdeling en oncologie
De deling van een lichaamscel in 2 dochtercellen heet een somatische celdeling. Hierbij
gaat het door een proces genaamd mitose. Bij geslachtscellen heet dit meiose. De celdeling
begint met de interfase waarin de cel groeit en de organellen gedupliceerd worden. Hierin
wordt ook het DNA verdubbelt. Vervolgens gaat de cel door mitose waarbij de kern
gesplitst wordt. De laatste fase is cytokinese, hierin splitst de gehele cel zich in tweeën.
De snelheid waarin cellen zich vermenigvuldigen hangt af van de soort cel.
Maagcellen, botcellen (tijdens groei) en levercellen delen altijd.
Het maagzuur dood maagcellen waardoor ze snel vervangen moeten worden.
Door de ontgiftende functie van de lever zijn levercellen ook sneller aan vervanging toe. Andere
cellen delen zich soms, bijv. bij een verwonding. Daarnaast zijn er cellen die niet delen: neuronen,
skeletspieren en rode bloedcellen.
Apoptose is geprogrammeerde celdood. Dit wordt ingeschakeld bij bijv. virus geïnfecteerde cellen,
kankercellen of afwijkende/lichaamsvreemde cellen. Differentiatie is het proces wat de functie van
een cel bepaald. Tijdens differentiatie worden de onnodige chromosomen ‘uitgeschakeld’. Hierdoor
ontstaan o.a. verschillende structuren. Alle cellen worden gemaakt door een stamcel, maar in een
neuron zijn bijv. alleen de chromosomen actief die neurotransmitters coderen. Cel specialisatie = een
stamcel kan zich ontwikkelen tot allerlei celtypen.
Carcino= kwaadaardige tumor, genese= vorming. Kanker ontstaat als er een ontregelde celdeling is
waarbij apoptose geremd is. Hierdoor ontstaan versnelde deling. Dit ontstaat door een DNA mutatie.
Met name is oncogenen en tumor suppressorgenen hiermee betrokken.
Het begint met de primaire kankercel die zich ongeremd
gaat delen. Vervolgens infiltreert hij het omliggende weefsel
waarna metastase kan ontstaan door bloed/lymfecontact.
Door de beschadiging van het DNA worden oncogenen geactiveerd. Dit kan ontstaan door een
mutatie of een virus (bijv. Humaan Papilloma Virus). Als resultaat gaat de cel ongecontroleerd delen
en wordt de apoptose geblokkeerd. Het tumor suppressorgen onderdrukt in een normale situatie de
vorming van maligne cellen. Door een lage/ geen expressie van het TSG ontstaan ongecontroleerde.
Celgroei en verminderde apoptose.
Bij celdeling gaan een cel door de interfase, mitose en cytokenese. De regelmatigheid waarin een cel
deelt, wordt bepaal door zijn functie/locatie. Door differentiatie krijgen cellen verschillende functies
en structuren. Bij carcinogenese zijn een oncogenen en het TSG betrokken. Deze
vergroten/verkleinen de kans op carcinomen. Bij beschadiging van deze genen ontstaat ongeremde
deling en verminderde apoptose.
Het immuunsysteem verminderd kans op kanker door fagocytose. Sommige cellen weten echter het
immuunsysteem te omzeilen wat kankervorming tot een gevolg kan hebben. Hoe is niet bekend.
Endogene of intern gerelateerde factoren zoals leeftijd, geslacht, aanleg en hormonen kunnen de
kans op kanker vergroten. Deze factoren worden geërfd van de ouders. Omgevingsfactoren zoals
roken, zonlicht, carcinogene stoffen, voeding, alcohol, infecties, virussen, straling en medicijnen
kunnen ook de kans op kankervorming vergroten.
, Eigenschap Benigne Maligne
begrenzing scherp onscherp
kapsel frequent zelden
groeiwijze Niet-infiltatrief infiltatrief
groeisnelheid laag hoog
necrose zelden frequent
differentiatie goed slecht
atype gering sterk
Mitotische laag hoog
activiteit Als weefsel een zwarte kleur krijgt is
metastasering niet wel dit een indicator voor necrose.
Je spreekt van lymfogene metastasering als de kankercellen
verplaatst zijn met behulp van de lymfebanen. Deze cellen zijn vaak
terug te vinden in de lymfeklieren. Zo kan bijv. borstkanker
gediagnostiseerd worden via de schildwachtklier (onder de oksel).
Je spreekt van een hematogene metastasering als de kankercellen
zich verspreiden door de bloedbanen. Het gevaar hiervan is dat de
cellen lang dormant kunnen blijven. Hierdoor kan de cel op plakken
geactiveerd worden die niet eens in de buurt van de primaire tumor
zijn.
Primaire tumor lymfevaten Veneuze
Het valt op dat verspreiding door lymfevaten vaak bloedstroom
een beperkter gebied raakt terwijl er bij verspreiding mammacarcinoom Oksel, sternum, Bot, lever, long,
clavicula huid en hersenen
door bloedstroom een groter gebied geraakt kan coloncarcinoom buik Lever, buikvlies en
worden. Dit komt door de dormante cellen. long
longcarcinoom Long, borstholte, in Bot, bijnier, lever,
de hals hersenen en longen
prostaatcarcinoom buik Bot en longen
Als het immuunsysteem faalt, is er een grote kans op carcinomen. De kans op carcinomen wordt
beïnvloed door zowel endogene als externe factoren. Er zijn lymfogene en hematogene
metastaseringen. Bij een hematogene metastasering is het gebied vaak groter. Dit komt door
dormante metastase.
Kanker kan gediagnostiseerd worden door:
Anamnese: lokale zwellingen, pijnklachten, veranderingen in defecatie of mictie, heesheid,
bloedverlies, functieverlies, specifieke symptomen of gewichtsverlies.
Vervolgens wordt er een vrij breed lichamelijk onderzoek uitgevoerd: palpatie onderzoek, biopt en
visueel onderzoek. Als bijv. betrekking van de hersenen verdacht wordt, wordt er een neurologisch
onderzoek uitgevoerd.
Daarnaast wordt er een moleculair onderzoek uitgevoerd waarbij gekeken wordt naar o.a. DNA
afwijking, tumormarkers in het bloed of een specifiek stukje weefsel.
Marker Tumoren Verhoogd bij
AFP Lever, testikel, ovaria Zwangerschap en alfafoetaalproteine
leverschade
CEA Colon en mamma Goedaardige Carcino embryonaal
aandoeningen van het antigeen
maag- en darmkanaal.
Rokers
HCG Testikel, ovaria en Nefrotisch syndroom en Humaan chorion
placenta zwangerschap gonadotrofine
PSA prostaat Goedaardige Prostaat specifiek
prostaataandoeningen. antigeen
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper maybrittoostenbrug. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,00. Je zit daarna nergens aan vast.